27 Helend water
Yee
'I take a walk on the lake. Still it sleeps, still the same.'
Mijn lichaam was aan flarden. Wat ik ook deed, het wilde niet meer bij elkaar. Angstig verplaatste ik me door de tussenwereld heen. Bang voor elke beweging. In deze staat stelde ik niks voor en konden zelfs eerstegraads zich tegoed doen aan mijn halve ziel. Het idee bezorgde me enkel woede, maar mijn grommen bleven piepend.
Trillend wist ik me steeds iets verder te verplaatsen, maar mijn mix van angst en woede werkte slecht mee. Het was moeilijk een weg te vinden in onstabiele staat en mijn ziel leek niet meer te weten hoe zich te gedragen. Ondanks ik Zis alles behalve zou willen zien op dit moment, zou hen de enige zijn dat probleem ten minste op te kunnen lossen.
Ik piepte gefrustreerd en verwenste tegelijkertijd Kay al het slechts toe. En hen durfde te zeggen dat ik hen verraden had. Wist hen zeker dat het niet andersom was? Mijn lichaam kneep zich ongewild samen en ik werd bijna door de grond van de tussenwereld opgenomen. Met het kleine beetje behendigheid dat er nog in me zat, wist ik een beweging opzij te doen en niet aan de wereld mijn ziel te verliezen.
In de verte zag ik dat het rustiger was, dat er geen druppels onheilspellend naar beneden hingen uit op mijn zijn. Het koste me meer energie dan ik had gewild, maar uiteindelijk kwam ik bij een bekend meer aan. Een van de weinige vaste plekken in de tussenwereld en een van de weinige plekken waar weinig demonen te vinden waren. Iets wat wel bij alle andere vaste plekken was.
Ik liet me uit elkaar vallen, ik gaf het op elk deel van mijzelf vast te houden. Misschien was het beter zo. Misschien had ik eerder ruzie met Kay moeten maken. Misschien had ik hen eerder mij aan moeten laten vallen.
Misschien moest ik me toch maar op laten nemen door de tussenwereld. Alleen maakten al die ideeën mij boos. Ik probeerde weer te grommen, maar de piep bleef. Mijn ziel was nog steeds zwak alsof het in geen tijden meer een opgenomen had.
Ik keek naar de veranderende horizon en liet tijden aan me voorbij gaan. Mijn lichaam werd iets vaster, maar het was niet veel. Het bleef nog steeds moeilijk alles bij elkaar te houden. Mijn ziel begon weer wat sterker te worden, maar het was niet aan mezelf te danken.
'Ik dacht al dat je hier zou zijn,' zei Zis, het leek met een voorzichtigheid. Ik gaf een korte blik aan hun reflectie die mij liet zien dat er een grijns bij hen aanwezig was. Een grijns die ik allesbehalve droeg. 'Je mens maakt zich zorgen, dat je het weet.' Ik zei niks.
'Je ziet er wat verscheurd uit,' zei hen en ik probeerde mijn lichaam weer op orde te krijgen, maar Kays uithaal was hard geweest en ik had meer tijd nodig om te herstellen. Iets wat te lang duurde met maar een halve ziel. 'Ach je leeft ten minste.' Hen leek zich om te draaien, maar ik voelde aan mijn ziel dat hen niet weg ging. Ondanks alles ontglipte het mij niet hoe mijn ziel hun zielritme volgde.
'Is er anders iets wat ik aan hem kan doorgeven?' vroeg Zis en hen kwam naast me staan. 'Een moment tot wanneer je niet gestoord wil worden?'
'Nee.'
'Goed om te weten,' zei hen. 'Ik zal het doorgeven.' Nu verdween hen wel en ik werd plots geconfronteerd met hoe zwaar mijn ziel was. Hoeveel moeite het had op eigen kracht nog levendig te zijn. Momenten gingen voorbij en mijn pols begon fel op te lichten.
Ik reageerde er niet op en bleef waar ik was. Het was ook niet dat ik de reis naar de bodem kon maken in deze staat. Ik piepte boos. Wat dacht Ni wel niet? Had Zis niet even kunnen doorgeven dat ik in geen staat was naar de bodemwereld te komen?
'Misschien moet je reageren op zijn oproepen.' Mijn ziel voelde weer normaal. Een rustig ritme was weer aanwezig in plaats van de haperingen van net.
'Er is niks om op te reageren,' zei ik bot en ik voelde een verandering in de manier waarop Zis' ziel aanwezig was. 'Ik kan niet eens terug naar de bodem in deze staat!' Er trok plots weer een echte grom door me heen en even voelde ik me machtig. Even leek ik mijn oude kracht weer te hebben. Misschien zelfs meer.
'Wat kan ik dan aan hem doorgeven?' Zis leek niet beïnvloed te zijn door mijn grom, jammer.
'Niks.' Ik keek hen uitdagend aan, Zis keek zonder moeite terug. Plots voelde ik me klein en gebroken en ik deed een beweging naar achteren. Hoe dacht ik voor een moment weer heel te zijn? Ik lag nog steeds aan flarden.
'Ik kom wel terug wanneer je in een betere conditie bent,' zei hen en mijn ziel leek de bodem van de tussenwereld in geduwd te worden het moment dat hen verdween. De piepen kwamen weer terug en woede stroomde mijn lichaam vurig in. Zonder veel kracht werkte ik een klauw de grond in, maar veel effect had het niet. Tijd ging weer aan me voorbij en de tijd tussen het oplichten van mijn pols werd steeds kleiner. Niet dat dat veel zei hier, maar toch viel het op.
'Hij blijft je oproepen tot je komt.' Mijn ziel was weer rustig en ik vervloekte het daarvoor. Ik wilde Zis hier niet hebben.
'Niet mijn probleem.'
'Je doet moeilijk.'
'Ik vroeg niet om jouw mening.' Een diepe grom trok door de lucht om mij heen en Zis keek me aan alsof hen met hun blik me in het slijk wilde drukken. Alle woede die ik voelde werd verplaatst door angst wat me weer boos maakte. Hoe durfde Zis hun natuurlijke intimidatie tegen me te gebruiken!
'Luister, Yee,' zei Zis grommend. 'Hoewel ik een kortlopend contract met jouw mens gesloten heb, ga ik niet met minimale resultaten terug. Dus praat. Of kom mee.' Mijn al aan fladderen geslagen lichaam begon enkel meer uit elkaar te vallen en ik voelde me machteloos. Ik was een waardeloze tweedegraads die niks uit kon halen. De enige demon waar ik ooit mee op goede termen was, was nu klaar met me en had me duidelijk uit hun leven gescheurd.
Op het moment werd ik bedreigd en natuurlijk zou Ni er weer een punt van maken dat ik niet op kwam dagen. Als het echt niet mee zou zitten, zou zelfs de opper-demon erbij betrokken worden, al was die kans gelukkig erg klein.
Zowel Zis als Kay waren niet zulke demonen. Ik merkte daardoor ook dat de woede die ik voelde niet naar Kay gericht was, terwijl ik dat eerst wel dacht. Ik was boos op mezelf, geïrriteerd dat ik niks uitmaakte. Ik was puur waardeloos. Mijn lichaam werd er onrustig van en ik wilde weer iets uit elkaar trekken, iets verscheuren. Ik kon me niet meer herinneren wat de vorige keer de reden was, alleen dat Zis- Ik keek naar de demon voor me. Hun ogen waren nog steeds om me gericht, hun tanden had hen verborgen.
'Oké, ik ga terug!' zei ik nijdig. 'Maar alleen als hij me oproept voor iets waarbij ik iets kan verscheuren.'
'Dat kan geregeld worden,' zei Zis, maar hun tanden had hen nog steeds niet laten zien. Het was vreemd en onbehagelijk. 'Waag het niet niet op te dagen, anders sleep ik je persoonlijk mee naar de bodem.'
'Ik kijk er naar uit,' zei ik met een sneer.
'Dat is je geraden,' zei hen en verdween nu wel. Ik was alleen. Was dat niet wat ik juist wilde dit moment? Of had ik iets anders uit dit gesprek willen halen? Bij alle zielen, ik begon gek te worden. Naast me steeg een ziel op, ik greep die uit de lucht en verkruimelde die in mijn klauwen. Eén korrel ontsnapte mijn greep en zette de weg naar boven voort. Ik volgde het wetend dat het de tussenwereld achter zich zou laten.
Een lange tijd verstreek waarin ik niet opgeroepen werd, wat ik wel verwacht had. Hoe lang ging Ni er wel niet over doen? Ik voelde mijn woede verder aangewakkerd worden, maar ook een bodemloos gevoel met de realisatie dat ik in geen staat was te vechten. Het frustrerende me mateloos en ik wilde weer verdwijnen in het deinen van de tussenwereld, maar het lukte me niet. Ik bleef in mijn half-vaste vorm bij het meer.
'En ik denken dat je ten minste een andere locatie zou vinden,' zei Zis en ik merkte dat mijn ziel zich zoals gewoonlijk aanpaste aan die van hen.
'Ik dacht dat jij je niet meer zou laten zien,' zei ik bot, negerend wat mijn ziel aan het doen was.
'Heb ik nooit gezegd, Yee.'
'Waarom ben je terug?' vroeg ik. 'Had je niet een betaling te innen? Of kom je me nu al naar de bodem slepen? Voor jouw informatie: hij heeft me nog niet opgeroepen.'
'Ik ben hier voor jou,' zei Zis en hen kwam weer naast mij staan. 'Wist je dat je gewoon het meer in kan?'
'Waarom zou ik dat willen?' Zis grijnsde en mijn ziel verliet even hun ritme.
'Geen idee, misschien om iets minder last te hebben van een oncontroleerbaar uit elkaar vallend lichaam?'
'Ik hoorde dat het juist omgekeerd was.'
'Van wie?' Ik was stil, degene waarvan ik het gehoord had was niet echt de meest betrouwbare demon. Niet dat enige demon te vertrouwen was, maar er waren verschillende gradaties in. 'Van Eeh misschien?'
'Wie zegt dat jij wel de waarheid spreekt?' vroeg ik Zis en hen keek me aan. Ik voelde een rilling door mij heen gaan, terwijl hen dichterbij kwam.
'Eén manier om erachter te komen, toch?'
'Ik kijk er niet naar uit.'
'Pijn is toch waar ons bestaan op gebouwd is.'
'Pijn ja, uit elkaar vallen niet.'
'Als je het niet vertrouwd kan je er altijd eerst een klauw in stoppen om te zien of het werkt.'
'Nee, echt?' zei ik met een lichte grom, maar deed het wel.
'Je valt niet uit elkaar, Yee,' zei Zis met een gierende lach toen ik het met een enorme twijfeling mijn klauw het meer in stak. Ik gaf hen een boze blik, maar kreeg alleen een tevreden spinnende grom van hen terug. Hen was plots dichtbij en had hun hoofd gekanteld. 'Bang voor de diepste duisternis?'
'Nee,' zei ik, stond recht op, keek hen aan en liet me daarna achterover het meer invallen. Ik kon voor een moment hun verbazing zien voor ik opgeslokt werd door het water. De duisternis sloeg als een oude liefde hun armen om mij heen, liet mijn ziel stoppen met bewegen. Er was een heerlijke stilte en mijn lichaam leek weer zichzelf te worden. Ik voelde hoe ik naar boven dreef en bleef op het oppervlak liggen.
'En? Denk je nog steeds dat ik de waarheid niet sprak?' vroeg Zis me en ik zag natuurlijk een grijns. Ik keek weg en ik voelde hoe mijn ziel weer Zis' ritme ving en volgde. Het was me nog steeds niet helemaal duidelijk waarom dat gebeurde, maar ik besloot het te accepteren. Of eerder het water leek het me te laten accepteren, want ik had me nog nooit zo laag in moordlustigheid gevoeld.
'Wat is dit meer?' vroeg ik, nog steed drijvend. 'Waarom is dit een van de weinige vaste plekken?'
'De tussenwereld moet net zoals haar bewoners zowel vast en onvast zijn,' zei Zis en kantelde hun hoofd weer wat. 'Niet iets wat je je ooit gerealiseerd hebt?'
'Duidelijk niet,' zei ik en ik werd daarmee eraan herinnerd dat ik overal een beetje buiten viel. Mijn ogen bleven even op Zis en ik vroeg me af wat hen naar mij toe had gedreven. Waarom hen, terwijl elke andere demon mij ontweek, mij maar bleef volgen en me niet uit het zicht wilde verliezen.
'Hoe staat het met je vastheid?' vroeg Zis en ik haalde mijn armen uit het water en bekeek ze. De linker die eerst aan flarden was, leek wat geheeld te zijn. Al was het nog niet helemaal, maar de kleine scheuren waren beter dan de enorme halen van een paar momenten geleden.
'Verrassend goed,' zei ik langzaam en ik liet mijn armen weer naast me drijven. De tussenwereld boven mij maakte vreemde vormen en ik dacht even door een deel dat naar beneden kwam verrast te worden. Maar de vorm van duisternis leek het meer te ontwijken en bleef zweven waar het was. Na een tijdje dreef het weer omhoog om te versmelten met een andere duisternis. Het leek een beetje op de lavalamp die Ni me ooit had laten zien toen hij afgeleid raakte bij een missie.
'Ik zou alleen niet te lang blijven drijven, Yee,' zei Zis wat dreigend.
'Bang dat ik sterker dan jou word?' vroeg ik terug, maar zorgde dat ik niet meer op mijn rug dreef. Ik keek Zis aan, wat me meteen een rilling door mijn lichaam bezorgde.
'Keer terug, Yee,' zei hen dringend met hun mond in een strakke streep. Ik wilde er iets tegenin brengen, maar Zis' intimidatie was groter dan mijn koppigheid. Ik gromde, maar waadde terug naar de kant.
Zis' klauwen waren meteen op me en even dacht ik dat hen me net zoals Kay aan zou vallen. Ik voelde in een vingerknip woede in mij opbloeien en gromde. Het was niet dat ik meer kon doen dan dat. Ik was nog steeds deels geflard en Zis stond nog altijd een graad boven mij. Alleen ebde het gevoel van verraad weg toen ik zag dat hen met zichtbare tanden mijn flarden bekeek.
'Wat doe je?' vroeg ik en ik wist niet helemaal of ik hun klauwen weg moest schudden of het moest laten. 'Zis, wat doe je?' Hen keek op van mijn arm en er was een moment van stilte waarin we elkaar lang aankeken. Ik werd me weer bewust van onze zielen en ik wilde me uit de voeten maken. Alleen was ik bevroren, zoals Ni en was ik dus niks waard. Zis liet me los en hun grijns was weer terug.
'Zo goed als nieuw,' zei hen en hen rechtte hun rug om van hun volle intimiderende lengte gebruik te maken. Hun klauwen hadden mijn lichaam verlaten en ik bekeek de plekken waar ik aan flarden was geregen. Mijn lichaam werd met wat moeite weer vast en onvast, maar dat het lukte was al iets. Ik liet het wat aan de onvaste kant zodat het meer kon bewegen in het ritme van mijn ziel.
'Ga je me nog vertellen waarom ik het meer uit moest?'
'Te veel helen kan juist schade brengen, Yee,' zei hen en hen kantelde met een scherpe nagel mijn gezicht omhoog. 'Het is niet altijd slim de grenzen op te zoeken.'
'Zeg jij,' zei ik en Zis lachte. Hen liet hun arm langs hun lichaam vallen en focuste hun aandacht even op de wereld achter mij. Ik keek om, maar toen ik terugkeek was hen weg. Ik gromde, maar veel erover nadenken kon ik niet. Een bekende band begon om mijn pols te branden. Ni riep mij op en deze keer zou ik wel antwoorden.
---
Ik houd echt van m'n demonen UwU
Laat vooral een mooie oranje ster achter <3
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top