18.2 Waar herinneringen je als demonen blijven plagen
Om mijn gedachten even van alles af te halen, besloot ik een rustige missie aan te nemen. Het was simpel, ik ging naar oude mensen, bleef aan hun doodbed zitten en ik zorgde dat hun ziel hun lichaam verliet en niet in hun lichaam vast bleef zitten.
Het gebeurde wel eens dat een vastzittende ziel voor het ontstaan van monster zorgde en dat was iets wat voorkomen moest worden. Hoewel mijn zwaarden op mijn rug zaten en mijn masker voor mijn gezicht, was het voornaamste wapen wat ik nodig had een engelenveer. De oude dame waarbij ik aan het bed zat, dacht dat ik haar zoon was en ze prevelde iets over hoe ze dacht dat ik haar nooit meer zou bezoeken.
'Doe die capuchon eens af,' zei ze, haar ogen glazig en aan hun einde. 'Ik wil je gezicht weer zien.'
'Het spijt me,' zei ik. 'Ik ben niet uw zoon.'
'Niet?' vroeg ze me. 'Maar je klinkt net als Jonathan.' Ik was stil en voelde hoe de veer in mijn hand begon te gloeien. Haar ziel wilde los.
'Wat is dat?' vroeg ze nu haar ogen op de veer gericht. 'Ben je een engel?'
'Ik ben gezonden door De Dood,' zei ik met een glimlach die ze niet kon zien en ik legde de punt van de veer tegen haar voorhoofd aan. Ze keek me verward aan voor een moment, maar ontspande daarna.
'Ach,' zei ze. 'Ik verwachtte al dat mijn tijd zou komen.' Ze sloot haar ogen en ik trok de veer over haar lichaam heen. Haar ziel vond de weg naar buiten en steeg wat aarzelend op. Ik keek het licht na, tot het door het plafond ging, op weg naar het hiernamaals. Ik zuchtte en keek of er nog andere zielen in dit bejaardenhuis op de lijst stonden.
De Dood zou de zielen doen van degenen omringt door familie. Hoewel ik illusies kon gebruiken, kon ik niet zoals hij in de droomwereld stappen. Het was een plek waar je met de ziel kon praten om het naar de hemel te begeleiden. Het was ook de plek waar De Dood een deel van de zielenenergie tot zich kon nemen om zelf niet te sterven.
Het was ook de plek waar geheimen verteld konden worden verteld die soms een ziel een snellere doorgang door de tussenwereld kon geven. Een rusteloze ziel werd enkel sneller door de demonen gepakt en hoewel we allemaal een contract met een demon hadden, waren de zielen ons belangrijker dan wat er in de tussenwereld gebeurde. Het zorgde er ook voor dat de engelen wegkeken van ons demonen contract.
Ik keek naar de lijst die mijn meester mij gegeven had en ik zag dat een ziel haast had. In snelle pas liep ik er heen, maar ik stootte in die haast met mijn schouder tegen een verzorger aan.
'Sorry!' zei ik vlucht, blij dat mijn masker ervoor zorgde dat ze mijn gezicht niet onthouden zouden. Achter me hoorde ik het kraaien van een raaf en het geluid deed me vreemde rillingen geven. Wanneer had ik dat eerder gehoord? En waarom voelde het alsof er onheil in de lucht hing?
Ik besloot te rennen naar de kamer die ik nodig had en opende met een ruk de deur. Ik keek weer op mijn lijst, er waren zeker nog tien minuten om dit af te handelen, maar kennelijk had het lijk er geen zin in. In lichte paniek liep ik naar de bleke oude man toe. Ik legde mijn hand in zijn nek, daarna tegen zijn polsen, ik luisterde gespannen naar zijn ademhaling, maar ik kon nergens leven bekennen.
Vloekend keek ik nog eens op de lijst, ik controleerde de naam, de kamer, de locatie, maar alles klopte behalve de tijd van sterven. Nog een keer gekraai waardoor ik van schrik een sprongetje maakte. Mijn angst werd niet verminderd door het plotse gehoest van de man in het bed en ik haalde mijn zwaarden uit hun schede, nu zichtbaar voor de hele wereld.
Ik hoopte met heel mijn hart dat er niemand binnen zou komen, maar ik bedacht me ook dat ik dan beter de deur op slot kon draaien en een stoel onder de hendel kon zetten. Terwijl ik dat deed, hield ik mijn ogen gefocust op de dode -en vreemd genoeg- hoestende man. Zijn ogen waren nu open en helemaal gitzwart. Geen pupil, iris of oogwit te zien. Enkel pure duisternis. Het was anders dan de ogen van een demon, maar ze kwamen sterk overeen.
De man hoestte een zwarte substantie op en ik hoorde kindergelach in mijn oren. Met alle geestelijke gezondheid die ik nog had, klampte ik me vast aan het feit dat ik twee zwaarden had en een engelenveer die ik eigenlijk op dit moment maar al te graag voor mijn demon wilde omruilen. Maar er was geen plek waar ik de veer veilig op kon bergen waardoor ik mijn demon niet kon oproepen.
Ik had moeten vragen of ik Yee mee kon nemen, dan had ik dit probleem niet. Het is namelijk niet dat demonen niet in de buurt van engelenveren kunnen zijn, het is dat het oproepen van demonen gewoon geblokkeerd wordt door de veer. Het gedroeg zich als een enorme stoorzender naar de tussenwereld. Ook de enige reden waarom engelen zonder problemen en ongemerkt door de tussenwereld kunnen reizen ook al geven ze ontiegelijk veel licht.
De man hoestte weer en de zwarte substantie bleef zijn mond uit stromen zonder te willen stoppen. Ik had dit eerder meegemaakt en wist dat ik mijn ogen niet van hem af moest halen hoe graag ik het ook wilde, want hoe langer ik in de zwarte putten keek hoe misselijker ik werd. Alles begon wat te zwenken en mijn balans leek me maar al te graag in de steek te willen houden.
Kom op Nick, concentreer je, dacht ik tot mezelf en ik beet op mijn onderlip om mijn focus terug te krijgen. De man stond wat wankelend op zijn benen, maar het kon ook zijn dat ik het was die wankelde. Ik wist het oprecht niet meer, want hoe langer ik in zijn ogen keek hoe vreemder de realiteit leek te worden. Het kolkte en vroeg me mijn ogen van de man af te halen, maar een stemmetje achter in mijn hoofd dwong me te blijven kijken.
Weer het gelach van een kind en weer dat gekraai. De zwarte substantie uit de man begon de kamer te vullen en het bracht me eindelijk weer terug in mijn lichaam. Het duistere water was koud en klotste om mijn benen heen. Ik deed een stap naar voren, hopend nergens over te struikelen en ik liep naar de man die op dit moment net zo goed een fontein had kunnen zijn.
Mijn adem lag zwaar in mijn keel, maar niet zo zwaar als mijn zwaarden plots in mijn handen lagen. Zwaartekracht leek sterker, maar ik dwong mezelf de man aan te blijven kijken al was het het laatste wat ik zou doen. Ik kruiste mijn zwaarden onder zijn nek, zodat ik zowel kon zien wat ik deed als dat ik hem nog steeds goed aan kon kijken.
Ik slikte en ik dacht bijna zelf ook de zwarte substantie uit te gaan braken, maar ik kon mezelf gelukkig prijzen dat dat niet gebeurde. Met een sterke haal onthoofde ik de man en ik voelde hoe mijn ogen leken te branden.
Ik ademde diep uit en ik merkte met enige verbazing dat wat de man aan had gericht niet zo verdween als ik gewend was. Ik stond nog steeds tot mijn knieën in het duister en het gelach leek niet te willen verdwijnen. Met een ruk draaide ik me om. Een flard van een glimlach en daarna een enorme pijn.
Door mijn demon was ik veel gewend, zeker na de keer dat Yee hun klauw recht door mijn lichaam had gestoken, maar dit was anders. Het leek alsof al mijn levensenergie mijn lichaam getrokken werd. Alsof al mijn bloed elke uithoek van mijn lichaam verliet.
Ik probeerde adem te halen, maar het lukte niet. Het gelach zwol aan in een naar gekwetter en ik begon te hyperventileren. Wat er in mijn lichaam zat, werd er plots uit getrokken en ik voelde hoe mijn lichaam het begaf. Water trok mijn neus, mond en ogen in.
Energie om er tegen te vechten had ik niet waardoor ik er in begon te stikken. Ik wilde geloven dat ik niet stervende was, maar alles deed me denken dat ik dat wel was. Avi's gezicht verscheen voor me en ik voelde me zo schuldig bij het realiseren dat als ik ook zou sterven ze er waarschijnlijk een enorme klap van kreeg.
Onbewust slikte ik en nam daarmee meer van de zwarte substantie mijn lichaam in. Vreemd genoeg deed het me helderder nadenken en ik begon te zoeken naar het oppervlak. Ik mocht dan wel helemaal gedesoriënteerd en half aan het stikken zijn, maar wist wel dat het water niet al te diep was. Het kwam maar tot mijn knieën, ik moest ergens adem kunnen halen.
Met wat gesputter lukte het me overeind te komen en al de duisternis uit mijn longen te hoesten. Mijn lichaam voelde zwaar en gebroken, maar ik zag nergens een wond waardoor ik begon te vermoeden dat het de nasleep was van te lang naar een gevangen ziel te hebben gekeken. Al zou dat niet verklaren waarom ik in een kamer vol duister water zat.
In vermoeidheid sloot ik mijn ogen en ik probeerde te bedenken wat het veroorzaakt kon hebben, maar ik kwam op niks. Mijn hoofd begon zwaar te voelen en het lukte me richting het bed te gaan waar ergens nog een hoofd en lichaam moest liggen. Ik leunde tegen het bed en ik bleef daar lange minuten zitten.
De zwarte substantie om mij heen wilde zich nog steeds niet terugtrekken wat ik als vreemd ervaarde. Niet wetend wat er tegen te doen haalde ik de engelenveer tevoorschijn en ik keek hoe die op de vloeistof gereageerd had.
De veer was zwart en plakkerig, maar met wat moeite wist ik onder de donkere laag de glimmende veer te vinden. Het deed me wat beter voelen en ik drukte de veer tegen me aan, hopend mijn energie uiteindelijk weer terug te vinden om mijn meester te zoeken.
-----
Welkom bij hoofdstuk waarom martel ik mijn personages zo erg?
Ik had helemaal niet door dat het al weekend was geweest???? Dat krijg je als je opeens weer voor een tentamen moet leren en ontwijkt je onc verhaal te editen :,) (so much for updating every week...)
Ik denk dat de volgende update maandag is??? (als ik het niet alweeeer vergeet, we gaan ons best doen :])
Anyhoot, laat vooral een stem achter (o3o) <3
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top