1. Wit licht en loeiende sirenes

Het was donker en het was koud op de daken. Een rilling ging door mij heen terwijl ik gehurkt over de stad uitkeek. Om de avond nog een tikkeltje erger te maken, sloeg de wind meedogenloos in mijn gezicht en ik deed er alles aan om mijn capuchon van mijn hoofd af te krijgen. De enige reden waarom mijn gezicht er nog niet afgevroren was, was door het schedelmasker dat er voor zat. Op een dak naast mij verscheen mijn meester, zeis in de hand en net zoals ik helemaal in het zwart gekleed. Zijn wit gloeiende ogen keken mij van achter zijn masker aan en hij knikte. 

Met een diepe ademhaling keek ik terug naar de daken. Bij mijn uitademing sprong ik het dak af, het volgende dak op. Het kon niet anders dan dat ik de kou verkeerd had ingeschat. De dakpannen waren spekglad en ik wist met moeite mijn balans te behouden. Met een kloppend hart keek ik om en was blij te zien dat mijn meester al weg was. Hij had niet gezien hoe ik bijna op mijn bek was gegaan. 

Nu met meer voorzichtigheid liep ik over het dak heen, op naar de volgende en stopte ik mijn oortjes in mijn oren voor muziek. Iets wat mijn meester liever niet zag, maar hij was er nu toch niet, dus me tegenhouden kon hij niet. Uit gewoonte riep ik mijn demon op. Het was een simpele beweging naar de bedelarmband om mijn rechterpols. Het moment dat mijn vingers de zilveren schedels raakten riep ik hun naam.

'Yee,' zei ik enkel hoorbaar voor mijzelf en mijn demon. Mijn schaduw leek even te rillen tot er een duisternis met een kakelende lach uit rees. 'Welk raam heb ik nodig?' vroeg ik. Scherpe tanden verschenen in een onmenselijke grijns in de duisternis. Oneindige diepe ogen keken mij vol energie aan.

'Nog een stukje, Ni,' zei hen in hun echoënde stem en hun lichaam spatte uiteen. Slierten van hun duisternis scheerden door de lucht en ik volgde. Onderweg hield ik in mijn hoofd nauw contact met hen en volgde het pad van magie dat hen gevonden had. Ik besloot sneller te lopen, maar op meerdere momenten gleden mijn voeten weg tot ik een schuin dak afgleed. Gelukkig weerhield de goot mij ervan het dak af te vallen. In mijn achterhoofd lachte mijn demon me uit en in de verte zag ik hun lichaam materialiseren.

'Eén dak te vroeg,' zei Yee en ik krabbelde met een kreun overeind. Ik kon geen hulp van hen verwachten op dit moment en met moeite wist ik bij het dak te komen waar hen op stond. Ik rilde nu nog meer door de val en moest even goed ademhalen voor het me lukte te praten.

'Er klaar voor?' vroeg ik en Yee staarde me een paar seconden aan.

'Moet ik niet degene zijn dat te vragen?' zei hen en liet weer hun kakelende lach horen. Ik knikte enigszins verslagen; hen had gelijk. Na mijn omgeving te controleren besloot ik dat het tijd was mijn zwaarden uit hun schede te halen. Het leek er eerst één, maar ik haalde de wapens met een soepele beweging van elkaar. Nu buiten de schede waren ze zichtbaar voor het sterfelijk oog. 

Het was maar goed dat ik op een dak stond en het avond was, anders had ik de politie en een geïrriteerde meester achter me aan. Het voordeel van twee zwaarden hebben vond ik dat ik aanvallers van links en recht beide met een scherp blad kon verrassen. Al zei dat niet alles, er waren meer dan genoeg leerlingen die dat maar met een zwaard konden.

'Nou, laten we gaan dan,' zei ik tegen mijn demon. Yee grijnsde weer en hen liet hun vorm los. De duistere materie die hen nu was, kwam over mij heen in een koudere vlaag dan de ijzige lucht om mij heen. Ik rilde, maar het voordeel was dat ik zo naar binnen kon. Nu met Yee in mijn lijf was de wereld anders. Ik zag de magie die we gevolgd hadden als dikke rook om mij heen en ik zag de zegels waar de magie aan verbonden was.

'Wat denk je dat hiervoor gezorgd heeft?' vroeg ik Yee terwijl ik, zelfs met twee zwaarden in de hand, me verbazingwekkend soepel door een raam naar binnen wist te werken. Het voordeel was dat mijn demon ervoor zorgde dat het glas geen problemen opleverde. Ik zwiepte er zonder geluid doorheen en een studeerkamer in. 

Jammer genoeg werkte dit niet met muren en deuren, het leek enkel te werken als de ruimte aan de andere kant van de blokkade zichtbaar was. Al kon het ook te maken hebben met dat Yee maar een tweedegraads demon was. Zeker weten deed ik dat niet, maar ik durfde het niet te vragen; de limieten van hun magie bleek vaak een gevoelig onderwerp.

'Vierdegraads demon,' zei Yee nog als antwoord op mijn vraag. Ik knikte en opende de deur naar de gang. De rokende magie was merkbaar vaster geworden en ik voelde hoe Yee's onrust door mijn lichaam ging.

'Er zullen dan wel scheuren naar de tussenwereld in de buurt zijn,' zei ik met een frons. Ik haalde even diep adem en volgde Yee's instincten die me naar de zegels van de magie zouden lijden. Als het inderdaad een vierdegraads demon was die dit veroorzaakt had, vreesde ik dat degenen aan wie de zegels verbonden waren vandaag hun laatste dag zagen. 

Ik opende een andere deur en stapte een slaapkamer binnen. De zegels lagen roodgloeiend op het slapende paar in bed. Ik herpakte mijn linker zwaard en liep naar de dichtstbijzijnde bedkant. De kolkende magie werd een ruis om mij heen en ik legde het zwaard op de nek van mijn slachtoffer. De zegel zat helemaal door het lichaam geworteld, geen andere manier om er af te komen dan met een snelle dood. Het zwaard ging naar beneden, bloed droop de witte lakens in. Ik liep snel naar de andere kant van het bed en herhaalde het proces.

Eenmaal de zegels verbroken, kwam Yee mijn lichaam uit. Mijn zicht werd weer normaal en de magie wolken  verdwenen. Ik graaide in mijn zakken en haalde twee blauwe karafjes met kurk tevoorschijn. Twee zielen stegen uit de lichamen op, maar ver kwamen ze niet doordat ik ze onderschepte. Ik zag dat de een een groter gat had dan de ander en vroeg me af waar dat door zou zijn gekomen. Welke zonden er aan die ziel verbonden waren. 

Veel tijd om er echt over na te denken had ik niet. In de opdracht die ik van mijn meester gekregen had, stond dat er hoogstwaarschijnlijk drie zielen waren die ik moest vangen en onder de invloed van een zegel zaten. De zielen gingen de flesjes in en ik sprak demonische woorden uit om ze daar vast te laten zitten. Nu met de kurk erop en gevuld terug in mijn zak, keerde Yee als ijzige kou weer terug mijn lijf in. 

Ik schudde het bloed, in hoeverre dat lukte, van mijn zwaarden af en zocht met Yee's ogen naar de laatste zegel. Het was niet moeilijk te zien, het brandende oranje licht van de zegel leidde me regelrecht naar een vol met stickers beplakte deur. Ik kon niet laten even te blijven staan om te zien hoe de glitter eenhoorn wel erg arrogant naar de alien keek die een ufo in het bezit had.

'Moet je niet zielen vangen?' vroeg Yee mij toen mijn ogen naar een glow in the dark vis op de deur gingen.

'Het is een te mooie collectie om niet naar te kijken,' zei ik, maar wist dat hen gelijk had. Ik opende de deur en ging een duidelijk niet opgeruimde kamer van een kind in. Overal lag speelgoed en ik moest uitkijken niet per ongeluk op een legoblokje te stappen. Uiteindelijk wist ik het bed te bereiken waar de zegel op de nek van een jong meisje brandde. Ik beet op mijn lip, sloot mijn ogen en pakte mijn zwaarden even anders vast. 

Als er iets me nooit goed zat, dan was het zulke jonge zielen vangen. Maar het was mijn taak, dus haar dood stond vast. Diep in mijn gedachten vervloekte ik de demon die deze familie als hun slachtoffer had gekozen. Niemand gunde ik het om door een vloekzegel aan een eind te moeten komen. Ik ademde diep in, verstevigde mijn grip, concentreerde me op mijn muziek en liet mijn zwaard een einde aan haar maken. Alleen gebeurde dat niet. Een fel licht verblindde mij en even later werd ik van het bed weggeslingerd. Yee werd van mijn huid getrokken en met een klap kwam ik tegen de muur aan. Mijn zwaarden kletterden uit mijn handen. Alles werd zwart.

Toen ik mijn ogen weer open deed, hoorde ik gestommel op de trap. Met een wazig hoofd probeerde ik overeind te komen, alles deed pijn. Hoe lang was ik buiten bewustzijn? Ik had geen idee. Yee voelde ik ook niet meer, maar dat zou de extra pijn moeten verklaren. Mijn demon had altijd de neiging me meer pijn te geven als ik al ergens pijn van had. Het was de betaling voor onze samenwerking, die pijn. 

Hoewel ik al honderden jaren met hen door had gebracht, kon ik er nooit aan wennen. Waarschijnlijk was dat ook deels te danken aan dat Yee me elke keer andere verwondingen aanbracht. Het lukte me wat wankel op te staan en ik zocht mijn zwaarden, hopend ze in de schede te kunnen steken voordat de voetstappen, die ik net op de trap hoorde, bij de deur van deze kamer zouden zijn. 

Mijn eerste zwaard pakte ik op terwijl ik over een poppenhuis struikelde, de ander wist ik te bemachtigen terwijl een badeend een jammerend geluid uitkraamde onder mijn voet. Ik hoorde stemmen, maar wat ze zeiden was onduidelijk. Me er op concentreren lukte ook niet door een enrome koppijn die zich een weg door mijn schedel baande. Gelukkig werd die pijn een beetje verlicht doordat mijn wapens nu veilig opgeborgen in de schede zaten.

'Verroer je niet!' werd er geroepen en ik keek met kleine ogen een fel licht in. Mijn maag draaide zich protesterend om en ik klapte dubbel. Ik werd licht in mijn hoofd en alles begon om mijn heen te draaien.

'Ik zei verroer je niet!' Met enorme moeite wist ik mijn maaginhoud binnen te houden en ik keek op.

'Ik beweeg al niet meer,' zei ik met zwakke stem en armen over mijn buik heen.

'Handen in de lucht.' Met tegenzin deed ik wat me gezegd werd en had plots handboeien om. Normaal gesproken zou ik op dit soort momenten vloeken, maar ik voelde me zo belabberd dat er niks uit me kwam. Ik hoorde ook niet wat de politie officier tegen me zei, enkel dat ik mee moest komen. Dat kon ik nog... In enige mate, de trap was nog een hele bevalling met pudding benen. 

Eenmaal op de achterbank van de politieauto leek de mist uit mijn gedachten te trekken en kon ik wat helderder denken. Het eerste waar mijn gedachten op focusten was wat er net gebeurd was. Wit licht en Yee die mijn lichaam uit getrokken leek te worden. Ik hoopte dat mijn halve ziel er nog heel vanaf was gekomen, hoe ironisch dat ook klonk. Misschien zou ik mijn meester moeten vragen of het inderdaad het geval was.

De auto begon met rijden en ik controleerde mijn zakken. Even was ik bang mijn zielenflesjes kwijt te zijn geraakt toen ik tegen de muur aan gesmeten was, maar ik kon opgelucht ademhalen toen ik ze hoorde rinkelen bij mijn aanraking. Even was ik bang ook mijn zwaarden kwijt te zijn, maar die zaten gelukkig verborgen in hun schede aan mijn zij. Mijn masker! Angstig schoten mijn handen naar mijn gezicht om de schedelvorm te voelen. 

Weer haalde ik opgelucht adem en voelde dat ik nu ontspannen kon. Ze zouden mijn gezicht niet kunnen onthouden. Mijn oogleden zakten langzaam naar beneden terwijl de stad aan me voorbij ging. Alleen veel tijd om te slapen had ik niet, het politiestation was dichtbij en ik werd hardhandig de auto uitgetrokken. Ik werd het statige gebouw ingesleept en niet veel later in een cel gezet. Onderweg ernaartoe had ik me afgevraagd wat er van het meisje geworden was. Ik was er in ieder geval niet in geslaagd haar te doden en ze zat daardoor nu zonder ouders. Dit betekende ook dat ik een hele preek van mijn meester kon verwachten als ik weer terug in de kerkers was. Wat keek ik daar nu al naar uit. Maar eerst moest ik de cel uit zien te komen.

'Je wordt zo voor de ondervraging opgehaald,' werd mij plots door een officier gezegd en ik knikte. Mijn ogen gingen door de cel heen. Er waren drie grijze muren en een traliemuur met deur. Ik ging zitten op de smalle bank tegenover de tralies. Het zat niet prettig en hing een beetje schuin naar beneden waardoor ik er steeds langzaam van afgleed. Hierdoor bleef ik verzitten en ik probeerde de beste manier te vinden om toch enigszins te blijven zitten. Liggen was geen optie, daar was het bankje echt te smal voor. Kleermakerszit was ook geen optie en de grond zag er te vies uit om daar te gaan zitten. Uiteindelijk eindigde ik een halve split met mijn rug tegen de ene muur en een been tegen de muur ertegenover. Het zat nog steeds niet prettig. 

Ik keek naar het plafond. Hoe lang lieten ze me nog wachten? Je wordt zo voor de ondervraging opgehaald, ammehoela. Mijn zitpositie werd te pijnlijk om nog comfortabel te zijn en ik stond op. Eerst begon ik met me wat uitrekken, daarna ging ik over naar yoga. Niet dat ik het kon, totaal niet. Ik had het een keer samen met Aleron en Moyra gedaan, maar mijn talent zat daar niet. Ook hielp het niet dat Yee's betaling in mijn huid prikte en maakte elke beweging alles behalve prettig. Terwijl ik de pose 'de boom' deed en wankelend op één been balanseerde, stond er eindelijk iemand voor mijn traliedeur. Een puppy-achtige glimlach kwam op mijn lippen te liggen.

'Tijd voor ondervraging?' vroeg ik verheugd. De agent keek me voor een moment zonder enige emotie aan terwijl ik verwachtingsvol terug keek.

'Ik zou er niet naar uitkijken,' zei die, maar dat liet mijn blijdschap niet verdwijnen. Ik mocht de saaie cel uit, dat was alles wat telde. Maar ik werd teleurgesteld door in een andere cel gestopt te worden. Al was het misschien geen cel. Er was een tafel met twee stoelen waarvan ik er op één werd neergezet. Eén hand werd uit de handboeien gehaald, waardoor de ander nu aan de tafel vastgemaakt kon worden. Ik liet de handboei rinkelen door te kijken hoe stevig die aan de tafel vast was komen te zitten. Zeer stevig was mijn uiteindelijke conclusie. 

Door gefocust te zijn op mijn geboeide hand, had ik gemist dat ik weer alleen gelaten was en vroeg me af hoe vaak ze dat vandaag nog zouden doen. Gelukkig was het wachten deze keer niet eindeloos en had ik me kunnen vermaken door in de camera in de hoek van de kamer te staren, hopelijk maakte ik oogcontact met degene die de beelden bekeek. De deur van de kamer ging weer open en degene die de ruimte instapte herkende ik meteen. De zwarte kleren waren me te bekend, het schedelmasker ook en de boze frons al helemaal.

'Het was alweer een tijdje geleden dat ik opgepakt was, vind je ook niet?' vroeg ik mijn meester in de hoop zijn vurige blik op mij wat te blussen. Het had geen succes.

'Bij alles wat leeft, Nick,' zei hij met raspende stem en ik keek naar de grond, nu kwam de preek.

'Sorry,' wist ik nog uit te brengen. Dit bleek de druppel te zijn die de emmer deed overlopen, want mijn meester sloeg zijn hand met een harde klap op de tafel.

'Sorry?' vroeg hij dreigend. 'Sorry zeggen leerlingen die ik nog geen eeuw onder mij heb. Sorry zeg je wanneer je iemand onbewust pijn hebt gedaan. Sorry zeg je wanneer je het meent. En dit Nick, dit kan je niet menen.' Ik liet mijn schouders neerslachtig hangen en liet het over mij heen komen. Mijn meester haalde diep adem en toen ik naar hem opkeek zag ik dat hij geërgerd zijn vingers op zijn neusbrug had liggen.

'Dus leg uit,' zei hij uiteindelijk, zijn woede was nog niet weg, maar hij was gelukkig geen uitbarstende vulkaan meer. 'Hoe komt het dat jij als vijfde-eeuws door de politie opgepakt bent?'

'Oké,' zei ik en ademde in. 'Het klinkt misschien wat raar, maar het kwam door een fel wit licht?'

'Door een fel wit licht?' vroeg De Dood mij en ik was blij dat hij eindelijk plaats nam op de stoel tegenover mij. 'Je smoezen worden steeds slechter.'

'Ik zweer, het is geen smoes, echt niet,' zei ik en hij gebaarde dat ik het toe moest lichten. 'De laatste ziel die ik moest hebben wilde gewoon niet van de zegel af leek het. Misschien dat het een andere zegel was dan de andere twee?'

'Welke kleur waren de zegels?'

'Oranje.' Mijn meester knikte en sloeg zijn armen over elkaar.

'Het zou een dubbele zegel kunnen zijn,' zei hij met een frons en hij leek zich bijna te ontspannen terwijl hij wat naar achteren leunde in zijn stoel. 'Ze zijn er steeds vaker de laatste tijd.' Een stilte viel waarin ik mijn meester observeerde die duidelijk na aan het denken was. Na een tijdje zat hij plots rechtop met waarschijnlijk een idee. 'Breng Moyra op de hoogte,' zei hij. 'Zij gaat over de vreemde verschijningen op het moment.' Ik knikte en hij stond op. Ik wilde hem volgen, maar werd tegengehouden door de tafel waar ik nog steeds aan vast zat.

'Euhm- Meester? Kan ik misschien losgemaakt worden?' Hij draaide zich naar me om en een glimlach kwam op zijn gezicht die mij hoop gaf.

'Nee,' zei hij en verbrijzelde mijn hoop meteen. 'Gebruik je demon maar om hieruit te komen. Als je terugkomt heb ik een nieuwe opdracht voor je.' En met die woorden liet hij me in een lege kamer achter.

'Gebruik je demon maar om hieruit te komen,' dacht ik geïrriteerd in mokkende stem. 'Ik vind één verwonding sessie al meer dan genoeg.' Ik zuchtte diep en rammelde weer aan mijn boeien. Ik zou maar bij de ondervraging moeten toegeven de hele familie vermoord te hebben, dan kwam ik er het makkelijkst vanaf, kon ik wat herstellen in een andere cel en van daaruit Yee weer oproepen. Hen zou me zo hard uitlachen. 

Misschien moest ik proberen me er toch maar uit te liegen? Al dan niet met Yee's hulp. Veel tijd om er meer over na te denken had ik niet, want een officier kwam de kamer in. Even vroeg ik me af hoe ze niet door hadden dat mijn meester net meerdere minuten met mij gepraat had, maar realiseerde door de trilling in de lucht dat hij de tijd voor ons gesprek vertraagd had. Iets waar ik pas over tweehonderd jaar mee aan de slag zou kunnen. Mijn meester keek zeker niet uit naar die dag.

De ondervraging ging me redelijk gemakkelijk af, maar het kon zijn omdat ik er zo afgetakeld uitzag ik het voordeel van de twijfel had. Ze besloten voor nu het verhaal te geloven dat ik iets in het huis had gehoord en naar binnen was gegaan om te controleren of het binnen nog goed ging. Om vervolgens door de moordenaar neergeslagen te worden toen ik die wilde tegenhouden het meisje te vermoorden. 

Natuurlijk zaten er honderden gaten in mijn alibi, maar ze hadden geen moordwapen gevonden en dus geen bewijs dat ik het had gedaan. Ik moest van ze in de buurt blijven en ik dankte het masker op mijn neus, want het moment dat ik naar buiten zou stappen zouden ze me alweer vergeten zijn. 

Met grote opluchting liep ik het gebouw uit. Mijn knieën knikten van de spanning en ik controleerde voor de zekerheid of ik alles nog bij me had. Masker, flesjes, zwaarden, de wonden die Yee me gegeven had, mijn demonen sieraad, alle piercings in mijn oren, mijn verstand miste ik misschien nog wel, maar verder leek ik alles te hebben. Ik sloot even vermoeid mijn ogen, stopte mijn oortjes weer in mijn oren en zocht een nummer uit om naar te luisteren terwijl ik aan mijn weg naar de kerkers begon.

_____

Na lang wachten dan eindelijk hoofdstuk 1 van de herschrijving!!! Wat nooit gelukt was zonder nanowrimo 🎉

Ik kon zelf niet op een nummer komen waar Nick aan naar het luisteren was tijdens deze scène, maar als een van jullie wel een idee heeft, stop ik het graag in de media ;)

Lol zie mij een oud emo nummer toevoegen hahahaha

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top