23

- - - - -

Als ik thuiskom springt pap recht uit de zetel. Hij heeft daar zijn dut gedaan. Hij wil praten maar daar heb ik geen zin in. Ik verschans me in mijn slaapkamer en kom de rest van de dag en avond mijn bed niet meer uit.

- - - - -

Zondag 12 september

Op zondag sla ik het ontbijt en de lunch over. Het voelt moeilijk pap zijn poging om me met pannenkoeken mijn kamer uit te lokken af te slaan, maar ik heb er echt geen zin in. En honger heb ik al helemaal niet.

Ik slaap veel. Als ik slaap hoef ik niet na te denken. Ik ben blij dat ik geen dromen heb. Ik vermoed dat het door de paracetamol komt. En ondanks dat ik geen hoofdpijn meer heb, blijf ik de maximumdosis herhalen die de verpakking voorschrijft.

Op zondagavond ga ik een uurtje naar beneden en doe ik alsof ik eet van de maaltijd die pap in elkaar heeft geflanst. Ik vertel hem over mijn besluit om morgen gewoon naar school te gaan. Ja, ik ben zeker dat ik dat wil. En nee, ik hoef echt niet nog even thuis te blijven.

- - - - -

Maandag 13 september

Ondanks mijn besluit, moet ik me op maandag toch motiveren om uit bed te komen en me om te kleden. Ik draag nog altijd de kleren die Tom me gegeven heeft en daarin kan ik echt niet naar school. Ik verfris me zo goed als het kan met koud water en ga zonder ontbijten de deur uit.

Het café van Tom ligt er maar verlaten bij. De gordijnen zijn dicht, de verlichting is uit. Ik ben blij dat ik slechts last minute thuis vertrokken ben en dus niet te lang moet wachten op de bus.

Op school kan ik doen alsof er niets gebeurd is. Niemand heeft medelijden met mij want niemand weet van iets.

De actualiteitstest waar ik niet voor gestudeerd heb is een ramp, maar het raakt me niet het minst. Ook de preek die ik krijg voor de taak voor wiskunde die ik niet gemaakt heb heeft amper effect op mij.

Felix laat na school zijn gezicht niet zien en ik voel een enorme opluchting.

Tijdens de busrit naar huis staar ik naar de regen op het raam. Het doet me denken aan mijn tranen die ik de hele dag heb moeten inhouden.

Het eerste moment van de dag dat ik terug herinnerd word aan afgelopen weekend, is het moment dat ik van de bus stap, en zie dat het café van Tom nog steeds potdicht is. Ik weet dat Tom zich schuldig voelt om wat me is overkomen. Maar daarvoor hoeft hij nog niet zijn café dicht te houden! Resoluut stap ik op het café af en bel ik aan.

Niets.

Tom doet niet open. Ik hoor ook geen gestommel en zie geen beweging achter de ramen. Na vijf keer aanbellen geef ik op. Op de parking helemaal achteraan staat enkel een witte bestelwagen maar verder niets. Zou Tom niet thuis zijn?

Ook als ik pap een paar uur later naar de shuttle breng is het café nog steeds dicht. Terug thuis vraag ik me af of ik hem een bericht moet sturen. Zou alles wel ok zijn?

Ik neem mijn schoolagenda en probeer mezelf af te leiden. Maar al snel kom ik tot het besef dat ik vergeten ben om in het computerlokaal op school het smartschoolplatform te controleren. Volgens mij had de leerkracht biologie iets gezegd over een taak. Tja, dat kan ik nu dus niet doen. Ik weet ook dat ik binnenkort een toets van Frans heb, maar het lukt me niet om me op de leerstof te concentreren.

- - - - -

Dinsdag 14 september

Als ik op dinsdagochtend pap van de shuttle haal, staat er nog steeds alleen die witte bestelwagen. Ik veronderstel dat Tom dus niet thuis is. Maar waar is hij dan?

Ik ben bezorgd. En niet een klein beetje. Waar is hij naartoe? Ik mis zijn lach. Ik mis de glinstering in zijn ogen. Ik mis zelfs hoe hij altijd zo plots van lief en vriendelijk kan omslaan naar boosheid en afstandelijkheid. Ik mis hoe hij thee voor me maakt. Maar meest van al mis ik zijn warme armen om me heen. Dat is nog maar een paar keer gebeurd en toch kan ik niet meer zonder. Het feit dat hij me de laatste keer afwees negeer ik. De omstandigheden waren gewoon niet goed. En dat besef ik nu. Maar het idee dat hij weg is en niet meer zou terugkomen probeer ik volledig te verdringen. Het maakt me alleen maar meer bedroefd.

Op school moet ik bij de directeur komen. Dat is omdat ik de tweede dag op rij mijn taken niet heb gemaakt. Ze vraagt een verantwoording maar die geef ik haar niet. Ze is uiteraard niet tevreden met mijn 'ik heb het gewoon niet gemaakt'-antwoord en ik krijg een nota in mijn agenda.

's Avonds is er nog steeds geen verandering te merken bij het café. Geen extra auto. Geen gordijnen die open zijn. Geen enkel teken dat Tom thuis is gekomen. Ontmoedigd ga ik na het afzetten van pap weer naar huis.

Ik slaap slecht. Ik droom over lege kamers, met achter elke deur nog meer leegte. Ik als ik die bijna oneindige rij kamers buiten raak, zie ik niets dan lege straten. Bij geen van de huizen waar ik aanbel komt iemand opendoen. De wereld is leeg en ik ben helemaal alleen.

- - - - -

Woensdag 15 september

Badend in het zweet schrik ik wakker. In paniek merk ik dat ik geen wekker gezet heb en dat pap al vast moet zijn toegekomen. Ik doe snel mijn instappers aan, grijp mijn jas en loop de straat op. In de verte zie ik hem al wandelen en zo snel ik kan loop ik naar hem toe. Ik verontschuldig me overvloedig dat ik er niet was. Dat wuift hij weg. Pap zegt dat ik hem heus niet elke keer hoef te brengen en halen. Maar ik herhaal dat het echt geen moeite is en dat ik gewoon extra moe was deze ochtend.

Er is brood en ongeopende pakjes met beleg. Dat moet pap gedaan hebben, want ik kan me niet herinneren wanneer ik zelf voor het laatst nog naar de winkel ben geweest. Op mijn vraag met welk geld hij dat betaald heeft, zegt hij trots dat hij gespaard heeft. De glimlach op zijn gezicht kan me toch enigszins opbeuren.

"Zonder Tom was het me nooit gelukt."

Maar dan, door het horen van die naam voel ik me meteen weer verstarren.

Ik denk dat het mij ook niet zonder Tom gaat lukken. Het valt niet meer te ontkennen. Ik heb niet het gevoel dat ik er ooit nog terug in ga slagen met aandacht mijn schoolwerk te doen als ik Tom nooit meer zal zien. Ik denk dat ik op mijn eentje de gebeurtenissen van het afgelopen weekend nooit ga kunnen verwerken. En ik zie eigenlijk geen enkele toekomst waarin ik überhaupt gelukkig ga kunnen zijn als het zonder Tom zal moeten.

In stilte eet ik mijn boterham. Niet dat ik de laatste dagen veel gezegd heb. Het is vooral in mijzelf dat ik nu ook de stilte voel. En die stilte knaagt. Die stilte wil ik niet. Ik wil verder kunnen. Ik wil gelukkig zijn. Maar wat kan ik eraan doen als Tom definitief weg zou zijn?

"Moet jij niet naar school?"

Pap laat me opschrikken uit mijn gedachten. Ik check mijn horloge maar maak me weinig zorgen. Als ik niet treuzel dan kom ik heus nog wel op tijd. Al zal ik wel even moeten doorstappen om de bus te kunnen halen.

En daar aangekomen doet mijn hart een sprongetje. Er staat een extra auto op de parking bij het café. De gordijnen zijn allemaal dicht en ik zoek naar een teken, een beweging. Iets waardoor ik weet dat Tom er echt is.

In de verte zie ik mijn bus aankomen. De opluchting die ik even voelde wordt alweer overgenomen door droefheid. In mijn rugzak zoek ik naar mijn buskaartje.

Ik kijk nog een laatste keer om naar het café en dan zie ik hem staan. Daar, in de deuropening staat Tom. Zijn anders zo verzorgde uiterlijk ontbreekt. Zijn haren liggen in de war. Hij draagt een zwarte trainingsbroek en een grijze T-shirt die een paar maten te groot lijkt en hij loopt blootvoets. Maar hij is er echt.

Ik hoor de bus achter me stoppen maar ik kijk niet om. Ik heb schrik dat als ik wegkijk, Tom ook weer weg zal zijn. Als ik de bus weer weg hoor rijden, voel ik mijn hart zo snel slaan dat ik haast buiten adem ben. Ik kan nog maar aan één iets denken. Er is nog maar één ding dat ik wil doen.

Ik loop naar Tom en gooi mijn armen om hem heen. Ik voel dat we even uit balans zijn door mijn bruuske actie. Maar Toms sterke armen houden me recht. Als mijn hartslag terug ietwat normaal is, maak ik me een beetje los uit onze omhelzing. Ik kijk naar op naar Tom en zie verdriet. Ik hoef verder niet meer na te denken. Quasi tegelijkertijd buigen we naar elkaar toe en ik voel alle last van mijn schouders vallen als onze lippen elkaar raken. Opluchting en kriebels wisselen zich af in heel mijn lijf. Opeens zie ik weer hoop. Opeens voelt of toch niet alles verloren is.

Als ik Tom terug aankijk stromen de tranen over zijn wangen. Ik veeg ze met mijn duim weg en kijk hem aan. Met een schorre stem verbreekt Tom de stilte. "Mijn mama is gestorven."

Met heel mijn hart deel ik zijn verdriet. En met een nog heviger verlangen komen onze gezichten terug samen voor een tweede kus.

Hij neemt mijn hand. En ik volg hem naar binnen.

- - - - -

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top