Nederlandse Schrijfopdracht

Ik ademde de koude lucht in van de winter, in mijn ogen had ik tranen van de kou. Ik liep door een veldje met kerstbomen, proberen uit te zoeken welke in ons huis paste. Mijn ouders waren ingesprek met de Kerstboomverkoper. het was een breedde en grote man, die kon zo 6 kerbomen tegelijkertijd dragen. Mijn voetstappen bleven achter in de laag liggende sneeuw. Grote vlokken dwarelden naar beneden. Geritsel in één van de bomen liet me schrikken. Ik keek om en zag een kleine kerstboom, niet groter dan mij. Ik liep er langzaam naar toe. Ik ging hurkend naast het boompje en drukte een paar takjes opzij. Daar zat het, een klein zwart wezentje, met een sikkelmaan aan zijn of haar staart. Het leek wel een buitenaards wezentje. Het wezentje keek me met zijn blauwe ogen aan.
"Hallo." Zei ik zacht. Het wezentje knikte en schuifelde naar me toe. Het wezentje was niet groter dan een rat, zo klein was het. Ik pakte het op en keek er liefdevol naar.
"Fien? Waar ben je." Mijn moeder, ik kijk geschokt om me heen.
"Ik stop je in mijn tasje hoor." Fluisterde ik zacht tegen het wezentje. Het knikt nogmaals. Ik stopte hem voorzichtig in mijn tasje, ik had geluk dat er nu niet zo veel in zat. Mijn moeder liep om een paar bomen heen en zag me daarna staan.
"Fien? Waarom antwoorde je niet?"
"Riep je me dan, dat heb ik niet gehoord." Loog ik. Mijn moeder keek me met samen geknepen ogen aan.
"Je hebt a huisarrest dus niet weer liegen." Zei ze streng. Ik zucht.
"Ik keek gewoon even naar dit kleine boompje, ik was afgeleid." En dat was niet gelogen.
"Oké dan, maar laten we maar gaan, je vader en ik hebben al een mooie boom uitgekozen dus zijn we hier klaar." Ze sloeg een arm om me heen, en we liepen richting de auto.

Éénmaal thuis zit ik te staren naar een pak koffiemelk. En denk na aan het wezentje die nu in mijn kamer op een kussentje lag te slapen. Ik zuchte. Ik had nog een heel weekend lang om het wezentje wat beter te leren kennen, ik had toch niks beters te doen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top