Hidding: Secrets : Hidding
Waarom ben ik hier ook alweer? Die vraag bleef weken in mijn hoofd vast zitten. Ik was er nogsteeds niet achter gekomen waarom. Het voelde net alsof mijn geheugen was gewist. Zo voelde het echt. Alsof er in mijn geheugen nu gewoon een zwarte plek zat, niks kon je eruit halen. Het was zo zwart als de nacht, misschien nog wel donkerder.
Ik zat mijn brood te eten en keek voor me uit. Mijn zwarte haren hingen slap langs mijn hoofd. Ik was dood op. Ik was deze avond van mijn inrichting gevlucht, de bossen in waar ik eerst nooit iets van wist. Ik had vele kilometers gerend en zat nu in een vervallen huisje. Het was begroeid met bloemen, struiken en mos. Het dak was weg dus kon ik mooi naar de sterren kijken. Ik zuchte eens diep en gooide mijn brood weg. Smerig spul. Geritsel hoorde ik in de struiken achter me. Ik stond razendsnel op en pakte mijn dolk vast. Er kwam een vrouw de struikjes uit. Ik had haar nog nooit bij de inrichting gezien dus zou ze me waarschijnlijk daar niet heen brengen. Ze had een boog in haar rechter hand en haar linker hand hield ze in een vuist. Haar ogen schoten naar de hoorns op mijn hoofd. Zoals je door had was dit geen normale wereld.
"Bij Meridia's Staf, hemel. Wat is er in vredesnaam met jou gebeurt?" Ik trok mijn wenkbrauw op en keek de vrouw met een vragende blik aan.
"En u bent?" De vrouw keek me verward aan en sloeg dan haar hand voor haar mond.
"Wat hebben ze met je gedaan?"
"Wie?" Mijn geheugen zocht naar antwoorden maar de zwarte plek weerhoude mij ervan om ook maar eens aan die gedachte te denken.
"De Oclums natuurlijk, oohh jeetje. Ze hebben je geheugen gewist." Toen viel het stil. Een deel in dat zwarte gat vulde zich weer met leven, een deel van mijn geheugen kwam terug. Mijn hoofd begint kijhard te bonken. Voor ik het wist zat ik op de grond met een wazige blik, en daarna werdt alles zwart.
Ik wil naar het licht rijken, maar het lukt niet. Ik wil rennen, maar dat heeft geen zin. Vast gezet op een stoel. Mannen met maskers en witte pakken. Een gigantische spuit. Het komt dichter bij mijn arm. Het puntje raakt mijn vel en dan..... Mijn ogen schieten open en ik kijk naar mijn trillende handen. De vrouw die ik in het bos had gezien sprint naar me toe en probeert mij te kalmeren. Ik druk haar van me weg en kijk om me heen. Ik zat in een bed in een ijzeren kamer. De muren waren volgensmij wel 1 meter dik. Er hing een oude poster aan de muur en een kleding kast stond bij een gigantische ijzeren deur.
"Waar ben ik." Ik kreeg de woorden mogelijk uit mijn mond, ik was zo moe en uitgeput maar ik wist niet waarom.
"Je bent op de plek waar jij geboren bent." Zegt ze met een frons op haar gezicht.
"Ik kan nog steeds niet geloven dat de Oclums je dat hebben aan gedaan."
"Hoe moet ik mijn geheugen terug krijgen." Mij stem trillende door angst, en moeite. Die Oclums hadden gewoon delen uit mijn leven verwijderd uit mijn geheugen. Vragen stroomden mijn brein binnen waardoor ik hevige hoofdpijn kreeg.
"D-de Oclums....G-gaan er...Aan." ik kreeg die zin met moeite uit mijn strot. De vrouw keek me geschokt aan. Ze had natuurlijk niet verwacht dat ik zo snel actie wou ondergaan. Dat dacht ik. Een glimlach toverde op haar gezicht.
"Zo herken ik je weer." Één vraag kon ik nog uitspreken en voor ik het wist was het al gevraagd.
"Wat is mijn naam? En die van u?" Dat liet haar onderlip een beetje trillen.
"Ik ben iemand die nooit bij mijn naam wordt genoemd, omdat niemand het weet. Dat zal nog extra veel nadelen hebben om je geheugen terug te krijgen, maar jij daar integen." Ze stopte even en ging dan naast me op het bed zitten.
"Jij bent Raven Dragonking, een hele bekende in onze regio. Oclums hebben je van iets weerhouden, en dat iets zullen we je weer voor leggen zodat je weer weet waarom jij bent geboren." Ze stak haar hand daarna naar me uit en die greep ik strak vast. Ze trok me recht en we liepen daarna samen door de deur een hal in. Het was een saaie, levensloze gang. Ik voelde me opeens zo verdrietig, maar ik wist niet waarom. Ik hield de tranen tegen die zich langs mijn ogen probeerde te wurmen. Ze gaven het uiteindelijk op toen we een huiskamer binnen liepen. De huiskamer was gezellig ingericht en de ijzeren muren waren beplakt met een prachtig behang. Op de bank zat een man die de hele tijd aan het door zappen was op de televisie. De vrouw kuchte zacht waardoor de man onze richting op keek. De man herkende ik. Toen ik dat dacht in mijn gedachten verdween er weer een stukje van dat zwarte gat. Hij was mijn vader. Tranen begonnen zich in mijn ogen te vormen. Ik hield ze niet tegen, ik mocht nu huilen. Ik had mijn vader gevonden.
"Pap." Kwam er stotterend mijn mond uit. Mijn vader liep naar me toe en sloot me in zijn armen. We stonden daar ongeveer wel een minuut of twee. Mijn huilen was al opgehouden, maar ik wou hem niet los laten. Ik wist niet hoelang geleden ik hem had gezien, maar het leek wel een eeuwigheid. Hij laat me uiteindelijk los en ik volg zijn voorbeeld.
"Ik heb je zo gemist Raven. Je moeder was zo blij geweest om je weer eens te zien." Weer een stukje van het zwarte gat in mijn geheugen vulde zich met herinneringen. De herinnering dat mijn moeder was vermoord door een wezen die de Oclums hadden gecreëerd. Het leek op een een weerwolf, maar het was veel groter veel bloeddorstiger. Mijn moeder had ik zien doodgaan. De tanden van dat vreselijke beest perste zich door haar boten en huid. Het gras waar ze op had gestaan was toen helemaal rood. Het beest had ook een aanval op mij willen plegen, maar werd net op tijd door mijn vader en een paar andere mensen uitgeschakeld. Mijn vader had gezegd dat mijn moeder zich voor mij had opgeofferd zodat zou kunnen blijven leven en mijn taak zou kunnen voltooien, maar wat voor taak het was zou ik hopelijk snel weer achterkomen. Een paar mannen en vrouwen stonden in de deur opening die waarschijnlijk naar een andere hal lijde.
"Je herkent vast niet iedereen meer, of wel?" Ik schudde mijn hoofd en keek mijn vader aan.
"Kun je me vertellen wie ze zijn?" Hij aaide me over mijn hoofd en knikte.
"Dit is Alice." Een vrouw met prachtige rode haren zwaaide naar me en keek me met een vriendelijke glimlach aan.
"Dit is Lukas." Een man met zwart kort haar en een schram die langs zijn oog van boven naar beneden streek, knikte met een geforceerde glimlach naar me.
"Lily." Een vrouw met lang blond haar en een klein brilletje glimlacht vriendelijk naar me en geeft een kleine buiging.
"En als laatste Thomas." De jongen had bruin kort haar en miste een oor. Hij liep op me af en schudde mijn hand.
Wat later zaten we in een grote eetkamer. We waren maar met zijn zevenen. Het eten was lekkerder dan ik had verwacht. Het was gebraden hert en een lekker gebakken eitje. Ik had in dagen, nee weken niet zo lekker gegeten. Opeens begonnen de ijzeren muren en vloeren hard te schudden.
"Ze hebben onze schuilplaats gevonden." Zei mijn vader geïrriteerd. Hij stond razendsnel op en liep naar een kast waar allemaal wapens in zaten. Hij gooide wapens naar iedereen. Ik kreeg een boog toe geworpen, het was versierd met gouden lijnen en zag er splinternieuw uit.
"Die heb ik jaren voor je bewaard." Zegt mijn vader. Hij bind een koker met pijlen erin aan mijn rug vast en pakt zelf een gigantisch zwaard en zet die vast aan zijn riem. We renden achter Thomas aan die de deuren voor ons open deed en spullen er voor zette als we er allemaal langs waren. We kwamen uiteindelijk bij een gigantisch deur uit. Mijn vader haalde een hendel over en liet de deur daar door open gaan. Wanneer wij er door waren had mijn vader snel de hendel weer over gehaald zodat de deur achter hem sloot. We liepen door een tunnel die zelf was uit gegraven. Tot mijn schrik laggen hier ook skeletten van mensen die het niet was gelukt de bunker te berijken. Uiteindelijk kwamen we bij een huisje uit die vervallen was en vol zat met gaten. Lily had haar kruisboog op spanning. Er zou wat komen dat wisten hun en ik zeker.
"We moeten naar onze andere bunker toe." Fluisterde mijn vader. Iedereen knikte en keek door de gaten die in de muren waren ontstaan.
Alice pakt haar geweer beet en kijkt, in tegenstelling tot de anderen naar boven. Er zat een gigantisch gat in het dak.
"Ze zijn niet op de grond, ze verplaatsen zich in de lucht." Fluisterde Alice. Iedereen keek Alice geschrokken aan.
"Dan gaan wij ook ter lucht." Zegt mijn vader. Hij haalt zijn zwaard van zijn middel en loopt dan het huisje uit. Een schijnt een vel licht van hem af en wanneer het licht verdwenen is staat op zijn plaats een gigantisch groene aarde draak.
"Bind het zwaard maar weer om me heen." Zegt mijn vader nu met nog een veel zwaardere stem. Wanneer Lukas dat heeft gedaan veranderd hij ook in een ander wezen. Wanneer het licht verdwenen is staat hij daar als een Griffioen.
"Ik neem de meiden wel." Zegt mijn vader.
"Dan neem ik Thomas." Ik stapte als eerste op mijn vaders rug, daarna volgde Lily en dan Alice.
We vliegen wat later boven de wolken. De wind waait rustgevend langs mij heen. Geen geluid is te horen. Opeens horen we een luid geschel door de lucht klinken. We kijken allemaal tegelijkertijd naar achter en onze harten zaken onze schoenen in. De Oclums vliegen razendsnel onze kant op. Mijn vader laat zijn vleugels eens slaan waardoor we meteen heel snel vooruit gaan. Ik houd me stevig vast aan de schubben van mijn vader en leg mijn hoofd op zijn rug. Het verschrikkelijke geluid van de wezens van de Oclums laten mijn oren bijna barsten. Mijn vader duikt opeens naar beneden, waardoor ik bijna van schrik hem los laat. Grote lichtflitsen komen van achteren en proberen ons uit de lucht te schieten. Alice schiet eens naar hun en meteen is het raak. Één van de Oclums hun wezens valt naar beneden. En verdwijnt tussen de bomen onder ons. Lily houd haar kruisboog gericht op één van de Oclums die op zo'n wezen rijd. De pijl vliegt recht op de Oclums af, waardoor hij na enkele seconden van het wezen af vliegt en ook verdwijnt tussen de bomen. Één van de Oclum die nog achter ons aan vliegt kijkt zijn bond genoot na. Hij kijkt dan geïrriteerd naar ons. Hij pakt een staf beet en richt die op ons. Opeens uit de wolken komen Lukas en Thomas te voorschijn die de Oclum van zijn Beest laat vliegen. Maar tot onze schrik verschijnen er vleugels op zijn rug waardoor hij in de lucht blijft vliegen. Hij probeert Lukas en Thomas uit de lucht te schieten, maar mist elke keer weer. We schieten dan de bossen in waar de bomen heel hoog zijn en de bovenkant die het bos in een schaduw laat leven. De bomen staan niet dicht op elkaar dus hoeft mijn vader niet veel te zigzaggen. Het gekrijs van het wezen laat me aan iets van vroeger denken. Mijn geheugen was weer terug. Het was het moment dat ik gevangen werd genomen omdat ik met mijn missie bezig was. Ik moest de Oclums uitschakelen. Ik wou dat ik dit eerder wist.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top