Schijn bedriegt
De schutting tussen Maries tuin en die van de sociale woning naast haar is laag genoeg om te zien hoe, in de schaduw van de muur die hun trekken uitvlakt en hen onttrekt aan eventuele priemende ogen binnenshuis, twee mensen kussen. Twee meisjes.
Marie bevriest. De wasknijper in haar ene hand sluit zich niet rond het T-shirt in haar andere, dat alleen door haar vingers aan de wasdraad hangt en wuift in de lentebries. Eén van de twee is duidelijk van hier. Blank. Blond, paardenstaart, oorbellen. De andere is een zwarte, met een dikke bos typisch Afrikaanse krullen tot op haar schouders. Een allochtoon. Immigrant – illegaal waarschijnlijk. Vuile profiteur. Al zeven maanden moet ze haar elke dag zien, altijd lachend of zingend, hoewel haar frons nooit helemaal verdwijnt, vaker wel dan niet omringd door lawaaierige, roekeloze, brutale kinderen, net als zij niet van hier.
***
Anderhalf jaar voor de eerste inwoners erin trokken, kreeg Marie een brief dat het huis op nummer zeventien een sociale woning zou worden. Georgette – die alleen schuifelend op haar terras verscheen om de vogeltjes te voederen en op zondag werd opgepikt door één van haar kinderen voor de mis van elf uur – was al oud toen Marie en Chloé na haar scheiding op nummer negentien gingen wonen, en zat ondertussen al enkele maanden in een rusthuis, omgepraat door haar kinderen. Die hadden geen interesse voor het huis en haar kleinkinderen evenmin, dus werd het verkocht. Er werden enkele kleine herstellingen en verbouwingen uitgevoerd en uiteindelijk, toen Marie de brief haast weer vergeten was, arriveerden de eerste bewoners.
Het was een winderige namiddag in september en de wolken haastten zich door de lucht als schapen op de vlucht voor een wolf in de vorm van een donkergrijze regenbui die aan de horizon dreigde. Eerst drongen luide stemmen binnen door de ramen die nog enkel glas waren, dan waaide de deur van de buren dicht met een luide klap. Marie nam aan dat het weer een verbouwing was, hoewel ze geen camionette zag staan.
Twee dagen later echter, toen ze terugkeerde van haar werk, stond er een meisje in versleten jeans en T-shirt, een zwarte, voor haar deur met een doos in haar handen.
"Hallo, ik ben Noémie. Ik ben net hiernaast komen wonen en ik wilde me aan u voorstellen." Haar Frans vloeide, hoewel haar accent verried dat ze geen Waalse was.
"Ben jij één van die van hiernaast? Van de sociale woning?"
"Ja. Zoals ik al zei –"
"Wat moet je?" Die doos stond Marie niet aan. Vast om geld in te zamelen.
"Ik heb met de kinderen van mijn huisgenoten koekjes gebakken als ... kennismakingsgift voor de buurt. Zou u er soms enkele willen?"
"En dan om mijn zuurverdiende geld vragen, zeker?" Marie liep in een boogje om Noémie heen en stak haar sleutel in de voordeur. "Ga maar koekjes aansmeren aan je eigen volk!" Ze sloeg de voordeur dicht. Het lef van sommige mensen!
***
Hoewel dat niet de laatste keer was dat ze Noémie of de andere bewoners van nummer 17 zag, probeerde Marie te negeren dat al die illegalen haar buren waren, dat ze er überhaupt waren. Het was toeval als ze een extra keer controleerde of haar deur op slot was. De schreeuwende kinderen die op straat speelden, waren moeilijker te negeren, maar ze stelde zichzelf ermee tevreden tegen Isabelle te klagen over het lawaai en hun roekeloosheid. Die antwoordde slechts: "Het zijn maar kinderen. Brengt wat leven in de buurt." – maar dat was alleen omdat ze niet wist dat het zwarten waren, verzekerde Marie zichzelf. Dat ze al meermaals een verdwaalde bal over de schutting had moeten werpen, vergat ze liefst zo snel mogelijk, maar liever dat dan een permanente herinnering aan hun bestaan in haar tuin of dat ze zouden aanbellen om hem terug te vragen, godbetert. Of wie weet zouden ze het niet eens vragen.
Maar al te vaak vertrok Noémie met een tas vol boeken op het moment dat ook Marie het huis uit ging en Noémie liet nooit na te glimlachen. Marie jeukte ervan.
Zelfs in het weekend ontsnapte ze er niet aan, want begin november stond Noémie op een zaterdagochtend onverwachts stralend achter de toog van de bakkerij. 's Avonds deed ze haar beklag bij Sophie, die haar een impromptu, maar welkom bezoekje bracht.
"Kun je geloven dat Christophe van de bakkerij een zwarte, een vreemde, weet-je-wel" – dit fluisterde ze, alsof de schande te groot was om gehoord te worden – "heeft aangenomen om voor hem te werken?"
"Serieus? Sinds wanneer?" Sophie was een dankbaar publiek. Ze leunde naar voren, trok grote ogen en voegde de juiste dosis ongeloof toe aan haar woorden.
"Weet ik niet, maar ik zag haar vanochtend. Het is dat grietje van hiernaast. Noémie." Ze spuugde de naam uit, alsof ze niet kon verdragen die een milliseconde langer in haar mond te hebben.
" 't Is toch erg, he. Er is hier al genoeg werkloosheid en dan geven ze onze jobs nog aan illegalen die hier niks te zoeken hebben en alleen van onze sociale zekerheid komen profiteren."
"Ja, ik snap dat echt niet, dat ze dan ook nog eens een sociale woning toegewezen krijgen."
"Hoe gaat het eigenlijk met je ... buren? Heb je al veel last van hen gehad? Je doet je deur toch altijd op slot, he?"
"Uiteraard." Marie bedacht dat ze er misschien ook eens werk van moest maken om haar ramen eindelijk te vervangen door dubbel glas. Was dat niet veiliger? "Ik heb eigenlijk alleen nog maar de kinderen gezien. De volwassenen lijken nooit thuis te zijn of ze komen nooit buiten. Maar de kinderen halen allerlei zotte toeren uit en spelen op straat zonder enig toezicht en ze zitten altijd te schreeuwen en ik ben bang dat een dezer dagen een bal mijn raam gaat breken."
"En heb je er al aan gedacht om bij de gemeente of de politie te gaan klagen?"
"Ja, maar ze gaan waarschijnlijk weer zeggen dat ze niks kunnen doen zolang alles wat ze uitspoken, legaal is."
Sophie knikte meelevend. Marie stond op om koffie te zetten. Toen ze beiden een kop voor zich hadden, vroeg Sophie: "En hoe gaat het met Chloé? Ze studeert dit jaar af, niet?"
***
Noémie en de blondine lachen en lopen verder de tuin in. Maries gedachten buitelen als een soort van rad waarin telkens hetzelfde beeld terug bovenkomt. Ze heeft zonet Noémie een meisje zien kussen. Een Belgische. Waren Afrikanen niet allemaal homofobe moslims? Of was dat alleen in het Midden-Oosten?
Ze kan er met haar hoofd niet bij. En welke Belgische zou in hemelsnaam het in haar hoofd halen een relatie aan te gaan met een illegaal? Dat is vragen om problemen!
Ze hangt de was op en gaat naar binnen. Het is haar probleem niet.
***
Chloé studeert af cum laude. Het is het eerste jaar dat ze geen herexamens heeft en om dat te vieren gaat Marie samen met haar en Denis eten in een chic restaurant in Luik.
"Wanneer was je van plan naar mij te komen?" vraagt Marie. Denis is na hun scheiding in Luik blijven wonen en sinds Chloé aan de universiteit begon te studeren, hebben ze haar 's zomers altijd laten kiezen wanneer ze waar bleef.
"Wel, als het goed is, zou ik terug bij jou komen wonen." Ze kijkt zijdelings naar Denis. "Ik heb het er al met papa over gehad en hij vindt het niet erg, omdat ik de afgelopen jaren met mijn studies hoofdzakelijk bij hem heb gewoond. En er zijn genoeg sollicitatiemogelijkheden in de buurt van Gembloux voor mij. Iedereen heeft mensen nodig die met computers kunnen omgaan."
"Natuurlijk is dat goed! Rij je dan straks al met mij mee of wil je nog enkele dagen in Luik blijven?"
"Ik was van plan tot zondag nog hier te blijven, want we hebben met enkele mensen afgesproken om nog wat dingen te doen om het eind van de examens te vieren."
"Oh. Met wie dan? Heb je ondertussen een lief waar ik niks van af weet?" plaagt Denis.
"Papa! Hou toch eens op daar altijd over te beginnen! Dat komt wel. Het aantal lesbiennes is nu eenmaal minder groot dan het aantal heteromannen."
Het gepraat over lesbiennes herinnert Marie aan die ene kus die ze zag tussen Noémie en dat andere meisje. Ze heeft hen in april en mei nog enkele keren samen gezien, maar nooit meer midden in een kus en sinds het begin van de examenperiode heeft ze dat andere meisje eenvoudigweg niet meer gezien. Zou het uit zijn? Misschien heeft dat arme kind uiteindelijk toch ingezien dat een relatie met een zwarte, een illegale, geen goede zaak is.
***
"Mama?" Chloés stem galmt in de keuken en drijft door het open raam.
"Buiten!" Marie kijkt niet op van het onkruid dat ze is aan het wieden. Het is het eerste weekend van oktober en veel te warm voor de tijd van het jaar, hoewel de grond vochtig is alsof ook die moet zweten. Het heeft dan toch geregend vannacht.
De achterdeur opent en sluit. "Mama? Ik zou je aan iemand willen voorstellen."
"Oh? Heb je een lief?" Marie staat op en klopt de aarde van haar broek en tuinhandschoenen, voor ze zich omdraait.
Een kleine pauze. "Ja. Dit is Noémie. We zijn al een maand samen." Marie staart naar – jawel, ze ziet het goed – diezelfde Noémie van de sociale woning. De kus die ze zag in april, duikt op en verdwijnt terug in de storm van gedachten en gevoelens die als losgerukte takken rondzwiepen. De eerste persoon die Chloé mee naar huis neemt, is zó iemand? Denkt ze dan echt niet na? Of is het zo'n geval van 'liefde maakt blind'?
"Hallo, mevrouw." Haar accent is ietwat anders dan een jaar geleden. Zachter. Ze heeft een aangename stem. Marie kan er niet de vinger op leggen wat haar stem, haar accent zo bijzonder maakt en dat voelt als een duw wanneer haar evenwicht al wankel is.
"Hallo." Er vormt zich een knoop in haar borst, haar keel, maar dit is niet het moment om boos te worden en een scène te schoppen. Ze wil Chloé niet vernederen of kwetsen. Beleefdheid is nog steeds een basisgegeven, al beseft ze dat ze tot nu toe niet erg beleefd is geweest tegen Noémie door elke groet en glimlach, elk vriendelijk gebaar te negeren. Niettemin glimlacht ze ook nu naar Marie, al ziet Marie hoe ze in Chloés hand knijpt en haar gezicht gespannen is, zoals een latex masker dat net iets te klein is.
"Wel, ik was hier niet op voorbereid, zoals je ziet, maar ik ben zeker dat Chloé je iets te drinken en te eten kan presenteren, terwijl ik mijn werk hier afrond." De woorden klinken genepen, als een nagel op een krijtbord.
"Oké." Chloé trekt Noémie mee naar binnen en voor ze uit het zicht verdwijnen, ziet Marie hoe ze een glimlach delen zoals alleen een verliefd koppel kan. Alsof elkaars gezicht genoeg is om al het andere te vergeten.
Even later zitten ze alle drie aan de keukentafel.
"Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?" vraagt Marie. Dat is beleefd, niet? En ze wil dat ook écht wel eens weten.
"Noémie woont hiernaast, mama."
"Ja, dat weet ik." Maar al te goed.
Chloé werpt een blik op Noémie en haar mondhoeken krullen op. "Maar we zijn eigenlijk pas echt beginnen te praten toen ik die sollicitatie had in augustus met de universiteit hier."
"Hoezo?" Waarom, hoe zou ze Noémie daar zijn tegengekomen?
"Noémie studeert voor bio-ingenieur en ze was aan het studeren voor een herexamen." Chloé glimlacht zelfgenoegzaam.
"Bio-ingenieur?" Maries ogen worden groot. "Indrukwekkend." Ze meent het ook. Zelfs de slimsten hebben het niet altijd gemakkelijk met al die wiskunde en wetenschappen en Noémie kan toch nooit een goede vooropleiding hebben gehad?
"Ik ben hier met een studiebeurs."
"Ze wil haar dorp in Burkina Faso helpen nieuwe landbouwtechnieken te ontwikkelen wanneer ze is afgestudeerd. Is dat niet bewonderenswaardig?"
"Je komt uit Burkina Faso?"
"Ja. Ik had het geluk dat ik naar school kon gaan dankzij een hulporganisatie in ons dorp en ik had de beste punten van het land, dus hebben ze mij een beurs gegeven om naar België te komen om hier te studeren, zodat ik mijn familie beter kan helpen."
"Dus ... jij bent hier alleen ... tot je afgestudeerd bent?"
"Ja." Noémie slaat haar ogen neer.
De conversatie hapert. Maries hoofd staat op barsten. Noémie is dus toch geen illegaal. Ze is slim genoeg om een beurs te krijgen en – zo heeft ze de indruk – het ook hier goed te doen. Ze komt uit Burkina Faso. Waar ligt dat ook alweer? Is dat niet onder de Sahara? Droogtes, hongersnoden? Wat is er nog meer? Is haar familie geen moslim? Zijn ze niet homofoob? Dat kan toch bijna niet. Staat er niet de doodstraf op homoseksualiteit in zowat alle Afrikaanse landen? Dat kan ze toch niet vragen? Het garandeert alleen dat Chloé haar achteraf zal uitkafferen. Chloé, die duidelijk tot over haar oren verliefd is op Noémie. En Noémie schenkt haar dezelfde blikken en glimlachen en aanrakingen, zo diegene waar verliefden zich nauwelijks bewust van zijn.
"Ik ga morgen trouwens naar de mis. Noémie heeft me gevraagd om mee te gaan."
Maries blik valt opnieuw op Chloé. Geen moslima, dus. Noémie draagt ook geen hoofddoek, dus erg verrast is ze niet. "Oké." Ze kan moeilijk haar 22-jarige dochter verbieden naar de kerk te gaan, niet?
Er wordt op de deur geklopt. Een jongetje van een jaar of zes kijkt door het glas. Noémie staat onmiddellijk op.
"Wat is er?"
"Karim is gevallen en ze zeiden dat jij hier was."
"Oké, ik kom direct. Ga al maar." Ze geeft hem een zacht duwtje en draait zich om. "Bedankt voor de ontvangst. Ik hoop dat we een andere keer beter kunnen kennismaken." Ze kust Chloé op de wang. "Tot morgen."
"Tot morgen." Chloé wuift en ze glimlachen weer alsof ze in hun eigen bubbel zitten.
Wanneer ze alleen in de keuken zijn, merkt Chloé op: "Ik ben verbaasd dat je beleefd bent gebleven. Noémie vertelde me over wat er gebeurde toen ze zich kwam voorstellen en dat je nog geen enkele keer beleefd tegen haar was geweest, al is zij te beleefd om het met zoveel woorden te zeggen."
Maries trots richt zich op. Ze is altijd een slechte verliezer geweest. "En waarom zou ik ook? Ik dacht dat ze één van die illegalen was en die hebben hier niks te zoeken."
"En wat? Moeten ze dan allemaal creperen in hun eigen land?" Chloé staat recht en leunt over de tafel alsof dat helpt haar punt te maken.
"Dat ze de mensen dan daar gaan helpen en niet alle problemen naar hier halen!" Marie staat ook recht, om het evenwicht te herstellen.
"Dat is toch precies wat Noémie wil doen!" Nu barst Chloés verontwaardiging uit haar voegen.
"Ja, en wat ga jij doen als ze teruggaat? Je denkt toch niet dat er daar veel jobs zullen zijn voor ICT'ers?"
"Ik was ook niet van plan om naar daar te gaan en Noémie weet net zo goed als ik dat mijn leven hier is. En we zouden toch niet openlijk samen kunnen zijn daar." Dat laatste bekent ze schoorvoetend.
"Uiteraard. Staat waarschijnlijk ook de doodstraf op enzo?" Marie trekt haar wenkbrauwen op.
"Nee! Relaties zoals de onze zijn niet strafbaar in Burkina Faso. Er is gewoon geen bescherming tegen discriminatie, en die is er wel. En haar familie wil ook dat ze trouwt en kinderen heeft en dat kan alleen met een man."
"Dus wat? Je bent een relatie begonnen met een zwarte, ook al hebben jullie geen toekomst samen?" Als Noémie Chloés hart breekt, dan is zij wellicht degene die het weer mag lijmen. Het is toch de plicht van ouders om te voorkomen dat hun kinderen domme dingen doen?
"En dan? Dat is toch mijn eigen keuze! Het is niet omdat we weten dat onze relatie niet gaat blijven duren, dat die niet waardevol of mooi kan zijn! Ik zie haar graag en ik zou écht willen dat je niet zo denigrerend spreekt over mijn lief. Jij en je stomme vooroordelen over iedereen!" Chloé zuigt een teug lucht in. Marie borrelt, kookt haast over. "Ik ben het echt zo beu om je altijd iedereen te horen bekritiseren die anders is dan jij. Het is een wonder dat je me niet uit het huis hebt gegooid toen ik uit de kast kwam. Als je zo selectief blijft in welke vormen van anders-zijn je wel en niet aanvaardt, dan ga ik zelf wel het huis uit! Dan kun je je de moeite besparen!"
"En waar zou je dan naartoe gaan?! He?!" Marie weet al dat het een verloren strijd is en haar woede is meer koppig dan oprecht.
"Desnoods ga ik bij Noémie wonen! Ze zullen blij zijn met wat extra inkomsten en iemand om op de kinderen te letten."
"Dus jij bent bereid je toekomst te verpesten voor een paar jaar met dat meisje, als het zolang duurt?" Marie krimpt, net als haar stem.
"Jij noemt dat mijn toekomst verpesten, ik noem dat volwassen worden en mijn eigen keuzes maken. Ik ben oud genoeg en mijn waarden zijn tenminste meer dan lege hulzen en oppervlakkige dingen. En waarom zou ik nu al de persoon moeten vinden met wie ik de rest van mijn leven wil spenderen?" Chloés wangen zien rood.
Marie gaat zitten. Ze zucht, volgt de lijnen op het tafelblad met haar ogen. "Je hebt gelijk. Maar loslaten is moeilijk, weet je? Van je kinderen, gewoontes, ideeën. Maar ik weet al dat Noémie niet is wie ik dacht dat ze was."
"Goed." Chloé gaat ook zitten. Haar toon heeft een scherp kantje, maar minder dan daarvoor.
Kom anders mee naar de mis morgen. Dan kun je zelf zien dat dat ook voor onze andere buren geldt."
Marie zwijgt. De klok tikt luider dan anders en buiten schreeuwen opnieuw kinderen. Marie glimlacht. "Weet je wat? Dat is geen slecht idee."
***
Author's Note: Dit verhaal is geschreven voor een wedstrijd met als opdracht 'nieuwe buren' en is, zoals hopelijk al duidelijk is, mijn poging om tegengewicht te bieden aan een reeks clichés over immigranten. Kijk niet te veel naar de titel, want ik kon/kan niets beters bedenken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top