Jij kunt alles

Noot van de auteur: Dit verhaal is geschreven voor een lokale wedstrijd met als opgave "lokale helden". Het is gesitueerd in een wereld geïnspireerd door West-Afrika, met name de regio rond de Niger and in de buurt van de Sahara (denk Mali), waarin ik hoop ooit een volledig boek te schrijven. Ik heb opzoekwerk gedaan over de regio en de culturele achtergrond van de mensen die er wonen, maar niet zoveel als ik zou willen. Als iemand die dit leest feedback heeft op enig aspect van het verhaal en met name de representatie (wat betreft setting en cultuur, maar ook mijn transgender hoofdpersonage), zou ik die heel graag horen!

***

Al sinds Fatoumata klein was, houdt ze van de dagen waarop heel het dorp de huizen en gebouwen herstelt en verstevigt om klaar te zijn voor het regenseizoen. Iedereen helpt, en ze plakken vol met modder en wanneer elk huis een nieuwe laag heeft gekregen en glimt in het zonlicht, voelt ze zich herboren.

Het eerste licht piept over de horizon en Fatoumata knippert wanneer ze naar buiten stapt. Ze draait zich terug om naar de deur. Binnen lachen de kinderen van haar broers en zussen. Grootvader Demba staat in de deuropening met zijn stok, maar met rechte rug. De roodbruine huid van zijn voorhoofd glanst in het weinige licht.

"Het wordt een goede dag", zegt hij. "Je zult tijd genoeg hebben. De jonge Sira en Soma zijn al ervaren."

"Ik weet het", antwoordt Fatoumata. "Ik ben niet bang dat we niet klaar zullen raken of dat het niet goed zal gaan. Maar de oude Awa heeft hulp nodig." En niet alleen zij. Er is zoveel dat mis kan gaan.

"De buren zullen haar ook helpen." Hij zwijgt, maar ze voelt dat hij nog meer te zeggen heeft. "Je bent een goede ingenieur, Fatou. Je was goed genoeg voor Gao, je bent goed genoeg voor je eigen dorp." Fatoumata buigt haar hoofd. Ze weet dat ze goed genoeg is. Ze ging vorig jaar naar de stad omdat ze erin geslaagd was een muur te herstellen die niemand anders had kunnen herstellen. Maar wat als ze het niet opnieuw kan? Wat als ze teleurstelt? "Je gaat het goed doen, meisje. De oude Awa zal niet nat worden tijdens het regenseizoen. Kom eten voor je water gaat halen en modder maakt."

Ze raken elkaar niet aan, maar zijn woorden voelen als een hand op haar schouder. Haar ogen zijn vochtig en ze kan hem niet aankijken. "Dank u, grootvader. Ik kom."

Demba schuifelt naar binnen en in het gedempte licht van de centrale lamp ziet ze dat hij gaat zitten naast moeder rond de schaal met gerstepap. De hemel is nog even donker en leeg, en de andere huizen zijn bedekt in elkaars schaduwen. Door de dikke muren van modder, zand en leem heerst er nog stilte in de straten waar straks iedereen zal lopen en lachen. Ze voelt het bloed in haar aderen ruisen en ze wil naar de rivier lopen, de koele modder onder haar voeten voelen en een kreet slaken die de watervogels doet opvliegen en de kinderen doet joelen. Het wordt een goede dag.

***

"Pak me dan, als je kan!"

"Neeee! Help!"

De kleine kinderen rennen rond en spetteren elkaar nat aan de rand van de rivier. Sommige kinderen helpen met het mengen van de modder of het dragen van het water, maar de jongsten spelen vooral, met open monden en modder in hun korte kroeshaar en veel gejoel. Op de lage vissersboten die op de over getrokken zijn, zitten enkele dorpsoudsten te praten, maar hun blikken rusten op de kinderen.

Fatoumata bukt en vult haar grote kruik. Geen tijd om te talmen, want ze zijn nog lang niet klaar. Op haar terugweg naar het dorp kruist ze de sporen die er vorig jaar nog niet lagen. De rails slingeren op het terrein tussen de dorpen en het water als een tweede, ijzeren rivier en elke dag passeert er een trein die rijdt tussen de grote handelssteden. In Gao lieten ze haar helpen bij de bouw van het station, en in lange pauzes stelde ze eindeloze vragen over de sporen en de treinen. Sinds ze thuis is, nog maar enkele dagen, heeft ze elke dag gekeken naar de trein die langs het dorp dendert en het vervult haar telkens met ontzag.

In het dorp giet Fatoumata een deel van haar water uit in de grote schaal waarin ze de modder mengen en waar Kadidia en Soma al bezig zijn. Ze hurkt en steekt haar handen in de modder, die scherp contrasteert met haar omberkleurige huid.

"Hoe was de stad? Moest je daar ook modder mengen?" Fatoumata kijkt op. Het is Soma die de vraag stelde. Hij is Kadidia's oudste zoon, en ze blijft zich verwonderen hoe groot en tegelijk jong haar neefje nu is. Ze schraapt haar hand langs de bodem van de schaal en wanneer ze haar arm eruit haalt, druipt de modder eraf. Te lopend. Ze voegt zand toe, en Soma en Kadidia mengen. "Fatou?"

"Ik heb ook modder gemengd in de stad, maar het was anders." Ze beweegt haar vingers door de modder en de consistentie is steviger nu. Soma is gestopt met mengen. "In Gao hadden ze een grote machine. We moesten daar water en zand en leem in doen en dan mengde de machine alles tot goede modder om te bouwen." Ze moesten niet eens water uit de rivier halen, want er waren leidingen.

"Een machine? Echt?" Soma kijkt naar haar met grote ogen, en Kadidia's handen mengen trager. "Kon je dan helemaal alleen bouwen? Heb je een paleis gebouwd?" Fatoumata staat op en vult een kleinere kom met modder. Vader en moeder zijn begonnen met de oostkant, die nog in de schaduwen lag toen ze begonnen, maar waar nu de zon op staat. Vanaf nu is het een race om voor de middaghitte klaar te zijn. Ze hurkt naast de muur en vult een barst met een verse laag modder. Soma loopt achter haar aan. "Fatou! Zeg!"

Ze onderdrukt een lach. "Ik heb geen paleis gebouwd. Wel een school, maar niet in mijn eentje. We waren met heel veel, zodat we snel konden bouwen."

"Een school." Soma pruilt. "Dat is niet indrukwekkend."

"Nee? Het was een heel grote school."

"Hoe groot?"

"Langer dan tien huizen naast elkaar en drie huizen hoog."

"Wauw. Dat is heel groot. Was de machine ook zo groot?"

"Nee, die was zo groot als ik."

Soma's ogen verspringen tussen haar hoofd en haar voeten, nog steeds gehurkt. "Was de geest in de machine ook zo groot?"

Fatoumata lacht. "Dat weet ik niet. Heb jij ooit al echt een geest gezien? Niet gewoon beweging of licht, zoals in de lampen, maar echt gezien."

Soma denkt na en draait traag rond zijn as, alsof hij zo een geest kan vinden. "Nee", zegt hij uiteindelijk.

"Ik ook niet."

"Leren ze je niet om de geesten van de voorouders te zien als je bouwingenieur wordt?" vraagt een nieuwe, diepe stem. Fatoumata kijkt om en ze laat bijna haar kom vallen in haar haast om die neer te zetten.

"Djouma!" Ze rent op hem af en omhelst hem. "Moeder zei dat je katoen was gaan verkopen in Teme en Djamata."

"Je moeder had gelijk. Heb je me gemist?"

Fatoumata duwt hem weg. "Ik dacht dat je hier zou zijn toen ik terugkwam uit Gao."

Djouma glimlacht scheef. Er hangt modder aan zijn warm-bruine wang, van haar arm. "Hoe moest ik weten dat je terug zou komen terwijl ik weg was?" Hij bestudeert haar. "Je ziet er goed uit. Blij. Je stem is hoger. Heb je om raad gevraagd hoe je de geesten om hulp kon vragen?" Fatoumata knikt, een plotse brok in haar keel. "En?"

"Er is een ritueel. Elke maand. Helpt met mijn stem en hoe ik eruitzie. En er zijn chirurgen die misschien ..." Ze gebaart naar haar lichaam. Het idee vult haar met angstige hoop, dat er misschien dokters bestaan die haar het lichaam van een vrouw kunnen geven, wanneer ze al sinds ze kind was, wist dat ze een meisje was.

Djouma omhelst haar opnieuw. "Dat is fantastisch nieuws. Ik ben blij voor jou, Fatou."

Wanneer hij haar loslaat, zet ze een stap achteruit. "Zie ik je vanavond? Ik moet nu ..." Ze wijst naar het huis waar Soma met zijn tong tussen zijn tanden haar taak heeft overgenomen. "En ik had beloofd bij de oude Awa te helpen, en misschien nog wat mensen."

Djouma lacht. "Dat helpt het dorp één keer uit de nood en mag naar Gao gaan om een echte ingenieur te worden, en dan denkt ze het hele dorp alleen te moeten bouwen. Ik zal mijn deel van het werk gaan doen, voor jij het in mijn plaats komt doen." Zijn ogen twinkelen en hij loopt achteruit en verdwijnt tussen de huizen. Fatoumata schudt haar hoofd, maar ze voelt zich rustiger dan vanmorgen, een giechel gevangen in haar borst. Het is een goede dag.

***

De regen op het dak tikt gestaag en ook al is het droog in huis, de lucht voelt vochtig. Fatoumata strekt haar benen en probeert het geluid van zich af te schudden, maar het dringt zich aan haar op als een vlieg, boven het spel van haar nichtjes en neefjes naast de muur en boven de stemmen van haar familie. Regen is een zegen, een noodzaak, maar zij is niet gemaakt om binnen stil te zitten. De geesten in de lampen zijn ook rusteloos. Telkens wanneer het licht flikkert en een schaduw over haar handen glijdt, verliest ze haar concentratie voor het gewaad dat ze aan het verstellen is. Haar maandelijkse ritueel heeft haar borsten gegeven en ze hoopt dat ze met haar gewaden haar nieuwe vrouwelijke rondingen een beetje kan benadrukken.

De lamp flikkert en Fatoumata kijkt naar de andere kant van het leefvertrek, waar de kinderen spelen. Ze hebben gladde ronde stenen uit de rivier en takjes en gepolijste stukjes bot, en de stenen wisselen regelmatig van hand. Coumba, Fenda, Sira, Waraba, Kwame, Yaa, Saran, ...

"Waar is Soma?" Haar vraag tuimelt eruit voor ze kan nadenken. Het gesprek staakt.

Moeder kijkt naar haar en dan achterom. "Ik weet het niet." Ze staat op en controleert de slaapruimtes, maar Fatoumata weet al dat hij er niet is. Hij zou haar gehoord hebben.

"Soma is buiten", zegt een dun stemmetje. Yaa heeft grote ogen en ze lijkt op het punt te staan in tranen uit te barsten. Vader strekt zijn handen naar haar uit en ze verbergt haar hoofd in zijn nek, terwijl hij over haar haren streelt. De schaduwen diepen de lijnen in zijn gezicht uit en zijn grijze haren lijken lichter in contrast.

Fatoumata's blik schiet over de rest van haar familie, vier generaties die in stilte communiceren. Ze staat op. "Ik ga kijken waar hij is." Moeder knikt.

Kadidia en haar partner Kofi staan ook op. "Wij gaan mee."

"Wees voorzichtig", zegt grootvader Demba. Zijn donkere ogen zijn ernstig maar kalm, en Fatoumata leent dankbaar van zijn kracht en stabiliteit.

Ze winden elk een doek om hun hoofd tegen de regen en trotseren de storm. Het is namiddag, maar de lucht is donkergrijs en alles baadt in een vreemd licht. Hun voeten zinken in de modder en Fatoumata kan de rivier horen, ook al ligt die honderden passen van het dorp en heeft ze meestal een trage stroming. In een normaal regenseizoen is het dorp veilig voor overstromingen, liggend op een natuurlijk terras en ver genoeg van de rivier, maar Soma is een nieuwsgierige jongen. Hij kan niet stilzitten, net als zij.

Kadidia en Kofi roepen, maar de regen dempt hun stemmen. Ze passeren de oude Awa in haar deuropening. Ze tuurt naar hen.

"We weten niet waar Soma is", zegt Kofi.

Awa blijft turen en knikt voor ze antwoordt: "Ik heb hem niet gezien."

Kadidia stopt met stappen. "Zou hij de andere kant op zijn?" Fatoumata hoopt het. Weg van de rivier is hij veiliger.

Plots klinkt een schelle stem van tussen de huizen en rennende voetstappen in plassen, niet van de rivier of weg ervan, maar uit het zuiden. "Fatou! Fatou! Ma!" Soma vliegt tegen Kadidia's benen aan en Kofi grijpt zijn schouder en drukt hem tegen Kadidia aan in een vreemde halve omhelzing.

Soma draait zijn hoofd naar Fatoumata en hijgt. "De treinsporen! Fatou! De rivier! Je moet gaan kijken."

Haar hartslag was nog niet gekalmeerd, maar zit nu meteen in haar keel. "Wat is er met de sporen?" Haar stem klinkt schril, elk gewicht eruit verdwenen.

Soma's stem is even hoog wanneer hij antwoordt: "Ik denk dat de rivier erover gaat stromen."

Fatoumata staat stil als een gazelle die voor een enkel moment hoopt de leeuw te bedriegen. Als de rivier over de sporen stroomt, kunnen ze weggespoeld worden, stroomafwaarts naar het dorp. Het zou een aardverschuiving kunnen veroorzaken. En als dat gebeurt, kunnen huizen of zelfs het volledige dorp beschadigd worden door de zware ijzeren staven of de modder. Misschien is het al te laat. Of misschien kan ze nog iets doen. Stabiliseren, eender wat. Ze is naar Gao geweest om ingenieur te worden, dan moet ze toch haar dorp kunnen redden?

"Ik ga." Haar stem klinkt opnieuw steviger.

"Fatou ...", zegt Kadidia.

"Ik moet. Je kan hulp sturen als je wilt. Vraag Djouma." Ze begint te lopen, zo snel ze kan. De modder zuigt aan haar voeten en buiten het dorp komt ze op rotsige ondergrond terecht, die ze door haar leren sandalen heen voelt, ook al hebben die een extra beschermlaag van modder gekregen. Ze is jong en fit, maar naarmate ze vordert en moet afdalen en dan klimmen om het punt te bereiken waar de sporen in het overstromingsgebied liggen, beginnen haar spieren te branden en moet ze vertragen. Hoelang was Soma weg voor ze het merkten? De sporen liggen vele honderden passen stroomopwaarts.

Nog voor ze aan de sporen is, ziet ze wat Soma bedoelde. Over een afstand van een twintigtal passen liggen de rails in een ondiepte aan de rand van het overstromingsgebied en water van de regen en de rivier heeft zich daar verzameld. De oorspronkelijke bedding is vlakbij, enkele tientallen passen. Achter haar ligt het dorp, op een terras in het landschap zoals waar ze nu staat. Ongeveer halverwege tussen het dorp en haar positie buigt de rivier weg van de sporen. De kans lijkt niet zo groot dat de rails tot in het dorp zouden gesleurd worden of een aardverschuiving zouden veroorzaken. Haar benen voelen zwak van opluchting.

Ze daalt voorzichtig af naar de sporen, op de gladde ondergrond. Het water is hier ondiep en troebel door aarde. Van dichtbij ziet ze dat de sporen niet alleen onder water staan, maar er ook rotsen en sediment op liggen. Misschien zijn de staven zelfs verbogen. En dat ... dat is niet goed. De volgende trein passeert vóór de avond valt. Weten ze dat de sporen deels in overstromingsgebied liggen? Nee, natuurlijk niet. Kan ze bellen en kunnen de operatoren de machinist waarschuwen? Het dorp heeft één telefoon, maar ze weet niet naar wie en naar waar ze zou moeten bellen en er is geen tijd om dat uit te zoeken, want de trein zal al vertrokken zijn en kan niet terugkeren. Nee, als ze niet wil dat de trein verongelukt, dan moet ze zelf de sporen voldoende herstellen zodat erover gereden kan worden.

"Fatou!" Djouma verschijnt boven haar op de rotsen en hij wordt gevolgd door een vijftal andere vrienden en buren. "Wat is er aan de hand?"

"We moeten de sporen bereidbaar maken voor de trein. Er is geen tijd om de treinmaatschappij te waarschuwen. Kan iemand gereedschap halen?"

Djouma bestudeert de situatie en dan haar. Fatoumata houdt zijn blik vast en haar rug recht. Zijn anders speelse ogen staan ernstig. "Oké. Jij zegt wat we moeten doen."

Ze beginnen eerst de rails vrij te maken van rotsen en vuil. Yoxo brengt gereedschap en nog meer handen. Fatoumata focust op het tillen van de rotsen, het wegvegen van de aarde, haar voeten in het water, hoe ze nergens nog droog is. Ze heeft geen oplossing voor het water. Kunnen ze op korte tijd een dam bouwen die niet zal breken bij de regenval van de komende weken? Kunnen ze het water wegscheppen? Ze laat haar hand onder water over de sporen glijden. Ze heeft nog geen significante schade gevoeld.

Djouma komt naast haar staan. "Wat is het plan?"

Fatoumata klimt omhoog op de rotsen van waaruit ze daarnet de omgeving had bekeken. Djouma volgt haar. "Denk je dat we de sporen kunnen verleggen zodat ze niet meer in het overstromingsgebied liggen?"

"Over de rotsen?"

"Ja. We zullen het terrein zo goed mogelijk moeten effenen. En extra stukken bewerken voor de rails, want het zal langer worden. Maar het alternatief is een dam en water scheppen."

"Als jij denkt dat het kan, zullen wij proberen te helpen. Jij bent de ingenieur. Helemaal uit Gao." Hij glimlacht naar haar en het geeft haar kracht.

"Dan proberen we het." Ze heeft hiervoor gestudeerd. Deze mensen vertrouwen haar. Ze zal moeten improviseren, maar ze heeft haar verstand, haar handen en haar dorp. Ze kan dit.

Fatoumata tekent eerst uit op de grond waar de sporen zullen komen te liggen en berekent hoelang de nieuwe voegstukken zullen moeten zijn. Ze stuurt iemand naar het dorp met precieze instructies voor de smid, en vraagt om meer hulp. Ze moeten rotsblokken in stukken slaan om ze te kunnen verplaatsen en het terrein effenen door aarde weg te nemen en toe te voegen, terwijl ze ver genoeg boven het overstromingsgebied blijven. Met het gereedschap dat Yoxo heeft gebracht, verwijderen ze de rails die onder water liggen en bevestigen ze de sporen in hun nieuwe positie. Het voelt vreemd om zelf nauwelijks haar handen te gebruiken, maar heen en weer te lopen om instructies te geven en toezicht te houden en constant te berekenen en in te schatten wat haalbaar is.

Wanneer er opnieuw één lang doorlopend spoor ligt, boven de waterlijn, is het niet perfect. Ze konden de oude onderdelen van de rails niet verbuigen, dus de overgangen zijn niet soepel. Ze weet niet of alles zal stand houden onder het gewicht en de snelheid van een trein. Ze weet niet hoeveel het waterpeil zal stijgen voor het einde van het regenseizoen. Maar het ligt er, en de avond is nog niet gevallen.

Het regent nog steeds, en Fatoumata's hele lichaam voelt zwaar. Ze voelt een trillen onder haar huid, snel als de hartslag van een vogel in een mensenhand, ook al zijn haar handen en haar stem vast.

"Wat nu?" vraagt Yoxo. Djouma komt naast haar staan en iedereen volgt. Haar vrienden, haar broers en zussen en hun partners, nonkels en tantes, buren. Iedereen kijkt naar haar.

"Nu wachten we tot de trein er is."

Ze beginnen een trage wandeling weg van het spoor, weg van het gevaar als ze gefaald heeft. Wanneer ze stilstaan, slaat Djouma een arm om haar schouder en Yoxo houdt haar hand. Kofi en Kadidia komen uit het dorp met eten, en Soma wandelt tussen hen in. Ze heeft geen honger, maar ze kauwt op het brood.

"Wat heb je gedaan?" vraagt Soma. "Was het moeilijk?" Hij gaat op de grond zitten en Fatoumata zakt door haar knieën tot ze ook zit. Ze weet niet of ze nog recht kan staan.

"Het was moeilijk. Ik hoop dat ik mensen heb gered."

"Ik wist wel dat jij zou weten wat je moest doen."

Fatoumata lacht om zijn stelligheid, zijn blinde vertrouwen in haar kunnen. "Dank je wel."

Uit het dorp loopt iemand naar hen toe. Wanneer de persoon dicht genoeg genaderd is en vertraagt tot een wandelpas, ziet Fatoumata dat het haar moeder is. "Fatou!" roept ze.

Fatoumata staat op en begint ook te lopen. Moeder pakt haar gezicht vast. "Fatou. Grootvader Demba en de oude Awa zijn er in geslaagd naar de treinmaatschappij te bellen. De machinist is gewaarschuwd." Moeders ogen lachen en ze slaat haar armen om Fatoumata's schouders. Een snik klimt omhoog in haar keel.

Toet! Toet! In de verte op de vlakte klinkt geraas en de hoorn van de trein. De zwarte vlek komt snel dichterbij, scherp ondanks de regen. Fatoumata kijkt naar moeder, achterom naar Djouma, Yoxo, Soma, Kadidia, Kofi. Ze lachen allemaal.

Ze kijkt naar de trein en de trein rijdt trager dan anders, maar hij rijdt op de sporen die ze hebben gelegd en hij raast voorbij en er gebeurt niks.

Soma juicht en dan roept iedereen. Iemand begint te zingen. Djouma loopt naar haar toe en klemt haar tegen zich aan.

"Je hebt het gedaan", zegt moeder.

En wanneer ze thuis zijn, schudt grootvader Demba zijn hoofd en zegt: "Jij kunt alles, meisje."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top