Falko en de draak of hoe de regenboog ontstond
Author's Note: Dit is één van mijn oudere verhalen en het stond oorspronkelijk in een apart boek, maar dat had eigenlijk geen zin. Ik vind het nog best wel leuk.
***
Het steentje ketste enkele keren op het water. De kringen die het veroorzaakte, sloegen stuk op de oevers van het meer. Falko staarde naar de golfjes. De punten van zijn schoenen werden nat. Wat was het warm! Hij hield het bijna niet uit. De weinige bomen bogen al even hard voor koning zon.
Falko waadde het water in. Het hielp geen sikkepit. Het water was lauwwarm en daar had dat klein stukje blote huid van zijn benen niet veel aan. Hij stapte verder tot het water ook zijn keel verborg voor de zon. Zijn kleren kriebelden en zijn schoenen sopten. Het was eigenlijk wel leuk.
Falko draaide zich om. Lang genoeg getreuzeld. De stad wachtte niet eeuwig.
Plots zakte de grond weg onder zijn voeten. Hij begon routineus te zwemmen. Moeilijker dan de rivier kon het niet zijn, toch?
Falko verstijfde. Verbijsterd keek hij naar de twee gloeiende ogen. Of waren het eerder zwarte gaten? Ze hadden geen iris – of was het geen pupil? Moeilijk te zeggen. Falko zwom enkele forse slagen naar de oever, maar iets trok hem terug tot de grond in de onzichtbare diepte lag en de oevers in de onbereikbare verte. Het lukte hem niet meer om zich te bewegen, maar zijn kleren hielden hem drijvend. Gebiologeerd en doodsbang staarde Falko naar de oranje poeltjes, of de zonnen die hem dreigden te verbranden, zo dichtbij waren ze. Ten slotte kon hij niets anders meer zien en sloot het water zich boven zijn hoofd, terwijl vurige dromen hem ketenden.
Een blauw licht loste zijn boeien op. Falko hoestte. Het klonk dof.
"Wie ben jij, wezen zonder schubben?" De stem kwam van hoog boven hem, boven het wit-geschubde plafond.
"Waar ben ik? Waar bent u?"
"Ben je blind, klein wezen?" Aan de rand van het plafond hing een reusachtige drakenkop. Falko krabbelde weg. Zijn hoofd botste tegen steen. 'Waag het!' schreeuwde zijn verstand. 'Voor hij ontstemd raakt.'
"Ik heet Falko", zei hij. "Ik ben een mens, machtige heerser."
De draak brulde. 'Hij lacht', dacht Falko. Hij werd bijna tot moes geplet tegen zijn steen door de golven water. "Ik ben niet machtig en ik ben geen heerser. Niet meer, al lang niet meer. Ik ben een gevangene en een bewaker."
"Gevangen?" Falko viel bijna weer om, net nadat hij was recht geraakt.
"Ja, je hebt het goed gehoord, mens."
"Wie houdt u dan gevangen?"
"Misschien kun je beter 'wat' zeggen. De schat die ik bewaak, houdt mij gevangen."
"Een schat?"
"Maak je maar niet te veel illusies. Je krijgt hem nooit. Heb je al gehoord van het zwaard van Tam-ran?"
"Maakte dat niet onsterfelijk?"
"Nee, dat is dat van Maj-ji."
"Het bestaat dus echt?!" Falko sloeg een hand voor zijn mond.
"Ik ga je niet opeten, als je dat soms dacht. Het is wel verstandiger als je twintig voet achteruit gaat. Je weet nooit. De chian-ke hebben je hier tenslotte als mijn maaltijd gelegd."
"De chian-ke?"
"Weten jullie dan niets? Het meervolk, de geschubden of hoe je ze ook wilt noemen. Jullie voorouders."
Het leek Falko verstandiger om te zwijgen. "En waarom hebben de ... chian-ke mij hier als maaltijd voor u gelegd?"
"Je wilt dus het hele verhaal horen?"
"Nou, eigenlijk wil ik terug naar het meer. Mijn paard staat daar."
De draak bulderde weer. "Jullie mensen zijn echt zo dom. Je bént in het meer." Falko verslikte zich en kreeg even geen lucht meer, tot hij besefte dat hij al heel de tijd in het water ademde. Door de schaamte durfde hij nauwelijks opnieuw overeind te komen.
"Hoe ... Hoe kan ik ademen onder water?"
De draak schokschouderde. "Weet ik veel. Waarschijnlijk omdat de chian-ke je hebben aangeraakt. Ik zit hier al een paar eeuwen vast. Dat is niet echt bevorderlijk voor de kennis."
"Wilt u me het verhaal vertellen? Misschien kan ik u helpen." Falko begon medelijden te krijgen. Hij hoopte dat de draak het niet zag.
"Jij?! Dat zou me verbazen. Maar goed." De draak ging plechtig op zijn staart zitten. "Lang geleden, nog voor de mens de wereld veroverde, leefde er eens een hebzuchtige tovenaar, Tam-ran genaamd. Deze bezat een zeer mooi en kostbaar zwaard, maar verder zonder enige krachten. Door alle avonturen die hij ermee beleefde, kreeg het zwaard grote faam. Telkens schreef Tam-ran zijn geluk toe aan zijn zwaard. Of hij dat werkelijk geloofde, heeft geen draak ooit geweten. Hoe het ook zij, toen de dood zou komen, wilde de tovenaar niet dat iemand zijn zwaard kreeg. Met een list lokte hij een draak en bond hem aan het zwaard en wilde vervolgens in vrede sterven. De chian-ke moesten ervoor zorgen dat de draak te eten kreeg. De draak zou eenieder doden die zijn grot naderde om het zwaard te stelen. De betovering kon alleen verbroken worden door het zwaard zelf. En zo geschiedde het. Tot op de dag van vandaag is er nog niets veranderd."
Falko dacht na. "Mag ik nog steeds niets proberen, heer draak?"
"Je doet maar. Het is eens een verzetje."
"Dus als ik de grot probeer in te gaan en u ziet me, dood u me."
"Of ik nu wil of niet, dat zal gebeuren, ja. Het lijkt me in feite wel interessant om uit te testen of ik je onder water kan doden met vuur. En anders heb ik mijn klauwen nog."
Falko draaide zich verontwaardigd om. 'Wil je eens iemand helpen!' dacht hij boos.
"En waar dacht jij naartoe te gaan?" riep de draak. "Je kent de weg niet. Het is misschien een goed idee om eerst na te denken voor je iets doet."
"Ik ga je niet proberen te helpen als jij me toch doodt."
"Volgens mij kun jij wel een les humor gebruiken."
"Goed dan. Ik moet dus voorbij jou geraken zonder dat je dat ziet."
"Zorg dan dat ik afgeleid ben. Ik zal zo hard mogelijk niet op je letten."
Falko begon heen en weer te lopen op zoek naar iets dat hij kon gebruiken. Daar! Zag hij daar niet iets tussen de stenen?
"Ik geloof dat ik iets heb gevonden!"
"Je moet je plannen niet zeggen, domoor!"
"De naam is Falko." Hij greep het voorwerp. Het was een soort rietfluit. Dat was helemaal niet slecht. Hij begon te spelen. Het klonk vreemd onder water.
"Wat denk je met dat gejank te bereiken?"
"Hou je mond en luister", snauwde Falko en speelde weer onverstoorbaar verder. Na een kwartier smeet hij de fluit kapot.
"Daarmee krijg je me niet lang genoeg afgeleid."
"Dat weet ik ook wel."
"Waarom deed je het dan?"
"Ik wilde je in slaap spelen", zei Falko kribbig. De draak begon hard te lachen. "Wil je ook eens ophouden met zo hard te lachen? Ik val altijd om." De draak lachte nog harder. Gelukkig was Falko nog niet recht gekrabbeld.
Ditmaal ging hij op weg met enkele scherpe stokken. Even verderop slaagde hij erin om een of ander waterbeest te doden. Na enig zoeken vond hij ook de plant die hij zocht. Hij sleurde heel de hoop de grot in.
"Je maaltijd."
Het dier verdween in één grote hap. "Vreemde smaak." Falko wachtte zwijgend af. "Wat sta je daar te lanterfanten? Verwacht je soms een bedankje? Ik ben heel blij met het eten, maar je kunt beter voortdoen."
"Verdomme, het werkt niet. Je bent veel te groot of immuun."
"Wat werkt niet?"
"Ik had een slaapkruid in dat beest gedaan."
Falko liep gefrustreerd weg. Hij schopte tegen een plant. Het deed pijn. Dat was onmogelijk een plant. Hij graaide tussen de bladeren en voelde iets hards. Na een stevige ruk kwam het los. Het licht was zo fel dat hij het ding liet vallen. Hij kon niets zien. Zijn ogen traanden. Hij kon de tranen op zijn wangen onderscheiden van het water. Verblind kroop hij rond tot hij enkele langgerekte bladeren vastkreeg. Hij bond ze voor zijn ogen. Hij kon er nog verrassend goed door zien, maar dan in een groene waas. Met zijn hoofd afgewend tastte hij naar de steen of wat het ook was en wikkelde hem in bladeren. Dit werd zijn volgende plan.
***
"Hoe loop jij erbij? Is het soms kermis?"
"Ik wil alleen maar dit tonen." Hij liet de bladeren los. Nu had hij geen last van het witte licht. Verwonderd staarde hij naar de steen.
"Ah!" riep de draak. Falko wankelde en kwam weer bij zijn positieven. Hij rende de grot in voorbij de draak. Voor één keer was hij blij dat hij zo mager was. Achter hem zweeg de draak, maar Falko zag zijn gespannen spieren. Hij zuchtte. Stap één geslaagd.
***
Voor hem in de rotswand zat een soort deur met stenen deurklink en al. Falko zette voorzichtig enkele stappen naar voren. Een flits, en hij stond weer op dezelfde plaats als daarnet. Hij probeerde opnieuw de deur te naderen, van opzij deze keer. Het lukte niet. Zou het dan hier eindigen? Dat mocht niet. Kwaad smeet hij de steen naar de deur. De steen kaatste terug. In de deur verscheen een gat ter grootte van de steen. Falko naderde de deur opnieuw, maar dat was niet veranderd. Hij moest de steen dus in het gat smijten. Hij haalde zich alle geworpen steentjes voor de geest. Deze was wat groter, maar moeilijker zou – mocht – het niet zijn.
De worp was perfect. De deur kreunde en ging open. Bijna meteen begon hij echter al weer dicht te gaan. Falko wierp zich door de opening en trok zijn voeten op. Met een dreun sloot de deur.
***
De plek was donker. Falko rukte de bladeren van zijn hoofd. Het duurde even voor zijn ogen waren gewend. In het midden van de grot stond een altaar. Daarbovenop lag het zwaard. De draak had geen woord te veel gezegd. Het was prachtig. Hij naderde stapje voor stapje. Van vlakbij kon hij ook het vakwerk van de smid bewonderen. Hij legde zijn hand om het frailin gevest. De gouden kleur was perfect uitgebalanceerd.
Een witte, schimmige gestalte maakte zich los van de kling. Geschrokken liet Falko het zwaard los. Hij struikelde achteruit.
"Wie ... Wie bent u?" Het kon nooit kwaad om beleefd te zijn tegen geesten.
"Ik kan maar één iemand zijn. Ik ben – of was, liever – Tam-ran."
"En ... wat komt u hier doen, euh ... edele heer?"
"Ik ben hier al eeuwen en jij bent het levende bewijs dat dat geen verspilde moeite was."
"En mag ik dat levende bewijs nog een tijdje blijven?"
"Wees gerust. Ik zal je niet doden."
"Wat wilt u dan?"
"Ik kom je bezichtigen."
"Bezichtigen?"
"Voordat ik mijn toestemming geef."
"Toestemming voor wat?"
"Dat lijkt me evident. Om het zwaard mee te nemen, natuurlijk."
"Ik ... krijg het zwaard mee?"
"Daar ziet het naar uit."
"Ik dacht dat u wilde dat niemand anders het zwaard in handen kreeg?"
"Het is jammer dat de dood zo veel langer duurt dan het leven en dat we de meeste dingen pas leren als we dood zijn. De dood is saai, jongmens. Je kunt alleen met de andere doden praten of met jezelf. Het is veel leuker om samen dood te zijn met wezens die een gelukkig leven hebben gehad dan met wezens die een slecht leven hebben gehad. Dus probeer ik jou en die draak gelukkig te maken. Bij deze. De magie van het zwaard laat ik aan jou over." De geest van Tam-ran verdween.
Falko nam behoedzaam het zwaard opnieuw in zijn hand. Het woog licht, veel lichter dan hij had gedacht. Hij klopte eens stevig op de deur in de rots. De deur vloog soepel open. Falko viel op de grond. Hij wrong zich langs de draak de grot uit. De draak staarde naar de zwarte vertes in het water.
"Ik heb het zwaard. Jij moet zeggen wat ik nu moet doen." Toen de draak zijn stem hoorde, spuwde hij een wimpel waterig vuur omhoog. Nadat hij wat gekalmeerd was, droeg hij Falko op om een rondje om hem te lopen met het zwaard voor zich uit.
Daarna beval hij hem: "Kruip op mijn rug. We gaan vliegen. Ik snak ernaar om de wind onder mijn vleugels te voelen."
Falko klom langs de staart omhoog. "Hoe heet je eigenlijk?" vroeg hij.
"Kal-lu. 'Witte zon' in jouw taal. Falko." De draak sloeg zijn machtige vleugels uit. Binnen een paar seconden waren ze boven. Falko stak het zwaard van Tam-ran in de lucht. De natte kling glimde in het zonlicht. Het zwaard sneed er doorheen. Het licht brak en in een fractie van een ogenblik verscheen er een regenboog. Hij had fellere kleuren dan Falko ooit had gezien, zelfs niet op de kleren van de heren. Hij leunde voorover. Zijn haar wapperde in de wind. Toen woei er nog eenmaal een windvlaag en versteende het moment.
***
Sindsdien zweven er ergens boven een meer een draak en een jongen, hangend aan de eerste regenboog, voor eeuwig tussen hemel en aarde, triomfantelijk schitterend.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top