Hoofdstuk 8 Caellum Grijs
Mijn eigen kamer hebben is geweldig en na het uitpakken van mijn koffer heb ik de tijd om even goed naar de kamer te kijken tijdens het lunchen. Onze lunch is naar onze kamer gebracht. De muren zijn nog leeg, wachtend op persoonlijke invulling. Er zijn een paar kasten voor kleding, spelletjes en boeken. De boekenkast heeft al een plank gevuld met boeken voor school en naast de kast staat een rode stoel met een lamp ernaast. Ik kijk naar buiten wetende dat de kamers zich bevinden op de eerste verdieping en mijn kamer uitzicht heeft op de binnentuin. De binnentuin is aangelegd op het dak van de rode zaal lijkt het en er zijn een paar bankjes voor het geval je buiten wil chillen. Over een paar maanden is het zomer en dan zou de binnentuin erg gewaardeerd worden door mij.
᷈
Ik was van plan om alvast het schema te bekijken van morgen, maar er werd zonet op mijn deur geklopt. Mijn begeleider Nick opent de deur op een kier en steekt vlug zijn hoofd door de opening.
''Het is tijd om naar de eetzaal te gaan. Het avondeten staat klaar voor de eerstejaars. ''
Ik sta op, terwijl ik naar hem knik. Ik heb de eetzaal nog niet bekeken en besluit om samen met de andere leerlingen onder begeleiding naar de zaal te lopen. Zodra ik me aansluit bij de groep loopt Will naar me toe. Dat verbaast me enigszins, maar ik ben benieuwd wat hij te zeggen heeft.
''Hoi, de koetsrit van vanochtend was.. ongemakkelijk. Zoë had echt haar ochtend niet en dan kan ze echt kwetsend uit de hoek komen, wat niet een goede invloed is op mijn humeur. Kunnen we opnieuw beginnen? Ik ben Will.''
Dit had ik niet verwacht, heeft ze hem echt gekwetst?
''We kunnen wel opnieuw beginnen. Laten we genieten van het diner zo.''
''laten we dat doen!''
Will klopt me op mijn schouder en lacht vriendelijk. We praten over onze kamers en het gebouw zelf. Ik weet niet waarom, maar ik voel me niet helemaal op m'n gemak bij hem. Zijn doen en laten verschillen heel erg van de vrienden, die ik ooit gehad heb. Het avondeten zelf is heerlijk, ondanks dat ik niet een groot stuk vlees voor me heb gehad. Ik heb groene curry met rijst gehad en als ik zo me heen kijk heeft iedereen er duidelijk van genoten. De jongen voor me heeft nog wat curry op z'n lippen en wil opstaan om naar de wc te gaan.
Ik maak snel oogcontact met hem en zeg
''Weet je dat er nog curry op je lippen zit?''
''Door jou nu wel.''
Ik maak me heel even zorgen over zijn reactie, maar dan hoor ik wat gelach van hem.
''Geen zorgen, man. Ik ben Leo en mijn tweede naam is sarcasme.''
Sarcasme is zeker weten nieuw voor me, maar daar kan ik wel aan wennen. Denk ik.
'' Ik ben Caellum en heb geen tweede naam.''
'' Ha, die heb je wel. Je weet het alleen nog niet, maar door ons kom je erachter!'' Hij wijst naar Will en David. Daarna probeert hij zijn lippen schoon te likken en loopt hij naar de wc. Ik moet echt goed onthouden hoe iedereen eruit ziet. David heeft blond opgeschoren haar, Will heeft gekruld bruin haar en Leo heeft bruin haar in een matje. Nu ik er zo over nadenk heb ik geen meisje heen en weer zien lopen met lang bruin haar zoals dat van Zoë.
Ik kijk nu de hele zaal rond om haar te vinden. Ik wil weer in haar donkere ogen kunnen staren en toch vragen naar haar pijn. Hoe persoonlijk het ook is, het niet delen zou geen goede impact hebben op haar. Mijn ogen vinden haar begeleidster, een meisje met wit lang haar en ijzige ogen. Ze lijkt daardoor kil, maar haar ogen staan eerder op standje bezorgd. Ik wou dat ik haar kon horen. Wat zei ze tegen haar vriendinnen en waarom is ze bezorgd?
Haar tafel staat in de buurt van de tafel met drinken en zonder na te denken sta ik op.
''Ik ga even drinken halen,'' zeg ik tegen de jongens. Het is wat abrupt, maar niemand houdt me tegen gelukkig.
Elke stap dichterbij maakt me nerveus. Ik hoop dat haar zorgen niet over degene uit mijn koets gaan. Ik vergis me in mijn zorgen en zie beren die er niet zijn tot ik het gesprek hoor.
'' Één van de eerstejaars is flauwgevallen, vertel wie het is Robin!,'' eist het meisje tegenover Robin.
De begeleidster is duidelijk niet van plan een naam prijs te geven, maar haar stilzwijgen doet me pijn.
'' Dit is geheim oké?,'' zegt Robin al rondkijkend naar de meiden om haar heen.
'' Zoë Lykos was bewusteloos gevonden, maar de verpleegsters vinden het niks. Het staat mij niet aan dat ze er niet serieus mee omgaan,'' fluistert ze.
Ze fluisterde niet zacht genoeg voor mijn oren en mijn brein verwerkte dit net zoals het nieuws over de speech. Dit is een ramp. Ik wil niet zo snel al een vriend verliezen, niet nu alles nog maar net begint. Ik kijk om heen voor een uitgang en achter me staat een deur open. Er staat een beveiliger bij, maar mijn excuus voor frisse lucht was genoeg om uit de verstikkend voelende eetzaal te komen. Hoe kan ik eten, wanneer zij aan het lijden is?
De muren om me heen vertellen me de weg niet en ik sta na een aantal stappen stil. Ik weet niet waar haar slaapkamer is realiseer ik me net. De portretten om me heen lijken me wel af te keuren. Alsof ze vinden dat ik de weg moest weten en me nu beoordelen. Een prins, die de weg kwijt is. Dat is de grap van de eeuw. En daardoor gaat Zoë dood.
'' Waar zit jij met je gedachten,'' zegt iemand achter me. Een meisjesstem die ik vaag herken. Ik draai me om om recht in de ogen te kijken van Robin. Haar ijzige ogen doen me beven. Ik begrijp mijn angst niet, niet voor mezelf en voor Zoë. Ik heb niet veel met haar gesproken, maar ik moet haar meer spreken. Dat voelt juist.
'' Rechtdoor, tweede links, ga naar rechts en de vierde deur aan de rechterkant,'' zegt Robin tegen me.
Verward door haar spreken reageer ik alleen maar ''Huh''
'' Daar is haar slaapkamer, prins. Wees iets onopvallender de volgende keer of vraag mij gewoon.'' Zegt ze met een bepaald medelijden, die ik niet kan ontcijferen. Waarom zou ze medelijden hebben met één van de machtigste persoon in het koninkrijk?
'' Ga je nog? Ze heeft je nodig,'' dringt ze aan. Haar ogen waterig en haar mond trillend na het uitspreken van die woorden. Ik antwoord Robin niet, niet nu ik weet dat ik haast moet maken.
Ik volg alle aanwijzingen op en wanneer ik voor de deur sta moet ik even stilstaan en ademhalen. Ik moet kalm blijven hoe ze er ook aan toe is. Ze heeft niks aan paniek. Waarschijnlijk heeft ze al genoeg paniek en onrust.
Haar deur van hout piept wanneer ik het open. Ze heeft net als mij een tweepersoonsbed voor zichzelf. Haar koffer ligt onaangeraakt op de grond en haar lichaam ligt nog steeds bewusteloos op het bed. Dit is niet het moment om stil te staan, maar dit alles overmand m'n emoties. Ik slik om de emoties in toom te houden. Geen tranen tot het allemaal opgelost is. Mijn trillende handen verraden dat ik mijn emoties helemaal niet in toom kan houden, maar het moet.
Ze ligt bovenop haar beddengoed met haar leuke pantalon aan. Ik loop naar haar toe en raak haar gezicht aan. Ze ziet bleek en haar ogen zijn dicht. Ze haalt adem en haar hartslag...
Haar hartslag is abnormaal hoog en niet laag zoals je zou verwachten bij flauwvallen. Bij mij was dat in ieder geval altijd zo. Ze is niet flauwgevallen, maar ze is wel bewusteloos. Daar kan geen twijfel over bestaan.
Ik blijf haar gezicht aanraken en na minutenlang naar haar dichte ogen te kijken zie ik beweging. Haar ogen gaan open en wat ik toen zag heb ik nog nooit gezien.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top