De lachende dood
In de dagen die volgde zag ik de koning amper. Ik werd ingesloten in mijn kamer en mocht alleen maar naar buiten onder beveiliging van vijf wachters. Waarom gebeurde dit?
De dag na mijn uitje naar de dievenring was de koning persoonlijk naar mijn kamer gekomen. "Weet dat ik het je niet kwalijk neem dat je buiten de kasteelmuren bent gegaan. Het is normaal voor een jongen van jou leeftijd om op pad te gaan en de wereld te verkennen. Wat er ook gebeurd en wat mensen ook zeggen, blijf verkennen. Kun je me dat beloven?" Ik knikte, niet begrijpend waarom hij me dit vertelde. De koning glimlachte maar zijn ogen stonden dood serieus. Op een of andere manier zag hij er ook vermoeider uit dan normaal. "Hoe meer je van dit rijk weet hoe meer je de mensen kunt helpen een beter leven te lijden." Hij streelde een laatste keer over mijn hoofd en verdween.
Een week nadat ik buiten de kasteelmuren was gegaan werd ik opeens door een wachter uit mijn kamer gehaald. Op het eerste gezicht leek het een wachter maar later merkte ik dat hij de kleding van een meester in opleiding droeg.
"Mag ik misschien vragen waar je me naartoe brengt?" Vroeg ik maar de leerling gaf me geen antwoord. Het leek alsof hij me naar de vergaderzaal bracht maar een deur voor die van de vergaderzaal stopte hij en keek even wantrouwig om zich heen.
"Kom mee, het is hier niet veilig."
Hij trok me mee een schoonmaakkast in en deed de deur op slot.
"Ik had gehoord dat je naar de dievenring bent geweest. Hoe erg heeft de ziekte zich al verspreid? Weet je of mijn familie veilig is?"
Verbaasd van deze vragen zweeg ik, niet goed wetend wat ik moest zeggen.
"Ik kreeg vanochtend een brief van mijn familie in de dievenring waarin stond dat alles goed was en dat ik me geen zorgen hoefde te maken."
Nu snapte ik er al helemaal niks meer van. " Als ze stuurde dat alles oké is, waar maak je je dan zorgen om?"
De leerling zuchtte. "Mijn familie is erg arm. Héél erg arm. Een brief naar het paleis sturen kost een fortuin dus zouden ze deze nooit zomaar sturen om te zeggen dat alles goed gaat. Er is duidelijk iets mis!"
"Hoe kan ik hierbij helpen?" Vroeg ik, alleen maar in meer verwarring geraakt door het verhaal.
"Nou.." begon de jongeman "Ze schreven ook over een rijke jongen die mijn broertje nog kende van de voorbereidings-selectie maanden en die opeens bij hun op bezoek kwam. Ik dacht dat jij daar misschien wel meer vanaf wist of dat je deze jongen misschien kent?"
Ik was stomverbaasd." Jij bent de oudere broer van Kian?"
De jonge zuchtte opgelucht. "Dus het was jij die op bezoek was gegaan. Dat is geruststellend om te weten. Voor hetzelfde geld was het een of ander handelaars jongetjes die mijn familie probeerde om te kopen via dat domme broertje van me. Mijn naam is Tias trouwens."
We schudde elkaar de hand. Even praatte we over Kian en over onze levens in het kasteel, toen we uiteindelijk bij het onderwerp van de dievenring aankwamen.
Met een pijnlijk gezicht keek Tias me aan. "Dus Ellie is al besmet geraakt... dit is niet goed, dit is helemaal niet goed." Hij begon te ijsberen, ondanks dat we in een te kleine ruimte stonden om echt te kunnen rondlopen. Zwijgen keek ik toe terwijl Tias duidelijk zijn hersenen pijnigde over het probleem.
"Wat nou als ik je help het kasteel opnieuw uit te komen? Ik ken dit kasteel onderhand even goed als het binnenste van mijn broekzak. Zo krijg jij de vrijheid die je zo graag wil (en verdient) en kun je mijn familie bezoeken om te kijken hoe het met ze gaan. Als ik zelf zou gaan zou dat te verdacht zijn en als leerling meester heb ik er ook niet de tijd voor, jij wel. Klink dat als een goede deal?
Even dacht ik na. Een vrije ticket om naar de stad te kunnen! Maar was hij wel op zijn woord te vertrouwen? Ik had hem pas net ontmoet en het enige wat ik wist was dat hij de broer van Kian was, waar ik overigens nog niet helemaal overtuigd van was. Na nog een korte tijd na te denken besloot toch wel dat Tias betrouwbaar was en antwoordde:" Je hebt een deal."
Toen we weer uit de schoonmaak kast kwamen ging de deur ernaast net open en kwamen de meesters naar buiten gelopen. Tias ging weer voor me staan alsof hij me nog steeds begeleidde en een voor een groette de meesters me terwijl ze de zaal uit liepen. De meeste van hen keken niet al te vrolijk toen ze me opmerkte en liepen ook snel weer door na de groet. Nadat de laatste mensen naar buiten waren gekomen, leidde Tias me naar binnen, waar de koning achter een lange vergader tafel zat. Hij gebaarde dat ik naar hem toe moest komen en in beleefde pas liep ik naar hem toe. Terwijl ik wachtte tot hij zou spreken, zag ik dat de koning moeite had om de goede woorden te vinden om het gesprek mee te beginnen. Uiteindelijk zei hij: "In de raadsvergadering van toen net is er besproken over wat er gedaan moet worden als straf van het verlaten van het kasteel. De meeste waren ervoor om je tot je koningschap op te sluiten in je kamer maar ik heb ze weten over te halen. In plaats daarvan zul je elke dag mijn papierwerk moeten doen en krijg je geen kruimel te eten tot je het af hebt. Dit was het laagste wat de raad wilde gaan dus wees dankbaar. De volgende keer dat je gesnapt word kom je er niet meer zo makkelijk vanaf." Hij gaf een klein knikje naar Tias, alsof hij wist wat we hadden afgesproken en hem wilde waarschuwen van de gevolgen.
" Je mag nu gaan." Ik wilde net weglopen toen de koning opeens nog zei: "Oh en laat je even na checken bij de ziekenzaal of je niks hebt opgelopen. Ik weet dat er een nare ziekte zich verspreid in de dieven ring, dus tot dat we er een genezing voor is gevonden zou ik toch maar op je hoeden zijn." Ik knikte en verliet daarna de zaal, opgelucht dat ik niet al te hard was gestraft (waarschijnlijk met merendeels dank aan de koning). Ook was is blij dat de koning zonder dat ik het hem had verteld toch al van de lachende dood afwist. Hij was werkelijk een man wat alles wist en deed voor zijn onderdanen.
In de weken die volgde sloop ik vaak het kasteel uit. Ik bezocht Kian en we speelden samen met zijn broertjes en zusjes tussen het vuil. Ik, Kian en Mina deden spelletjes, haalde soms wat kattenkwaad uit en hielpen mee in het huishouden. We hadden altijd reuze veel lol en als het avond werd ging ik snel weer terug naar het kasteel, waar ik dan mijn rapport van de dag aan Tias vertelde.
Na een paar keer langs te zijn gekomen merkte ik dat er steeds minder kinderen mee wilde komen buitenspelen. Uiteindelijk waren Kian en Mina de enige die nog over bleven. Dat niet alleen, ook de kinderen in de omgeving die altijd meespeelde kwamen niet meer naar buiten. Eerst dacht ik dat ze bang waren om gesnapt te worden met een rijkeluis jongen maar toen ik weer een keer voet zette in het huis van Kian zelf was het ook een stuk rustiger dan de eerste keer dat ik er was geweest. Er rende niemand meer vrolijk joelend en schreeuwend rond en de kinderen die nog wel speelde, zaten schichtig in een hoekje van de kamer. Toen ik Kian vroeg wat eraan de hand was zei hij somber: "Ellie is gisteren overleden en Karles (de een na oudste) en Andry (de jongste) zijn ook al ziek geworden. Wij en ook veel andere gezinnen proberen iedereen nu zo veel mogelijk binnen te houden en niet in contact te laten komen met degene die al besmet zijn. Toch, als er niet snel een medicijn komt weet ik niet wat we nog kunnen doen om ons te beschermen van die vreselijke ziekte." Ergens boven hoorde ik iemand schateren van het lachen, ook al wist ik niet of lachen wel het goede woord ervoor was: je kon gewoon de pijn door de lach heen horen.
Die avond verliet ik met tegenzin Kian's huis. Ik wilde eigenlijk blijven, zodat ik kon helpen met het verzorgen van die zieken en ze een beetje kon proberen te troosten. Met een schuldgevoel in mijn maag keerde ik terug naar het kasteel en rapporteerde het verdrietige nieuws aan Tias. Hij wankelde even en liet zich vallen op een van de houten stoelen. Voor een paar seconden staarde hij uitzichtloos naar de grond, waarbij ik het verdriet van die 5 meter dat ik van hem af stond kon voelen. Daarna veranderde zijn doffe ogen opeens in een vastberaden blik. Hij stond op en marcheerde zonder iets te zeggen zijn werkkamer uit. Haastig volgde ik hem, benieuwd en tegelijkertijd ook een beetje bang wat hij vervolgens zou doen. Ik volgde hem helemaal naar de andere kant van het kasteel, waar de kasteel-tuinen waren. Hij ging (nog steeds in forse pas) recht op de kruideniers kas af. Wat wilde hij daar in hemels naam gaan doen, nog zo laat op de avond? Als hij de artsen zocht moest hij naar de ziekenzaal of de werk kamer van de genezers. Het leek niet alsof hij aan zijn route twijfelde dus ik bleef hem op de hielen. Uiteindelijk kwamen we bij de kassen aan. Tot mijn verbazing brandde er licht in een van de kruiden kassen en Tias opende de deur. Het lag rond het vriespunt buiten maar gelukkig was het binnen lekker warm. Terwijl ik de deur achter me weer dicht deed rook ik opeens allerlei verschillende geuren door elkaar, maar de sterke geur was niet te vergelijken met de omvang van de kas. Het had drie verdiepingen met een zelfvoorzienend irrigatiesysteem wat iedere plant de goede hoeveelheid water gaf. Half misselijk van de vele geuren baande ik me een weg door de vele lange bakken met kruiden en andere soort planten die ik nog nooit eerder had gezien.
In de verte had ik ondertussen Tias al weer gevonden maar er stonden nog twee mensen naast hem. Toen ik dichterbij kwam herkende ik Raphaels gezicht. De ongerustheid en angst werden verdrongen door blijdschap, ook al was het maar voor heel even. "Raphael, jij bent het echt toch?" Zei ik zacht terwijl ik langzaam op ze af kwam lopen. Raphael knikte en gaf me een klein lachje. "Hallo prins, goed om je eindelijk weer eens te zien", gebaarde hij. Raphael was nooit iemand geweest van veel woorden, behalve als hij zijn mening duidelijk wilde maken. Hij gebruikte dan ook vaak gebarentaal om dingen duidelijk te maken in plaats van echt te praten.
Ik ging naast Tias staan terwijl deze in een hevig gesprek was met de andere man. Ze hadden het over formules en verschillende soorten kruiden, maar ik had nog niet genoeg les over had gehad om te weten waar ze het precies over hadden. "Waar is Samuel eigenlijk?"
Raphael gebaarde dat hij aan het studeren was en ik knikte begrijpelijk, steeds zenuwachtiger en nieuwsgierig om te horen waar Tias en de man het over hadden. Ook Raphael luisterde nu aandachtig naar het gesprek. Ik nam aan dat de oudere man wel zijn mentor moest zijn, aangezien Raphael net zoals Tias een leerling meester tuniek droeg.
Na een lange tijd het gebrabbel aan te moeten hebben gehoord, stopte hun gesprek. De man zuchtte en Tias keek met een gefronst gezicht naar de kruiden, duidelijk met de moed in de schoenen gezakt. " Het medicijn is gewoon verreweg van af. Als je het nu aan een zieke patiënt zou geven zou er veel te veel risico zijn en zouden ze er eerder slechter dan beter op worden." zei de man. Tias balde zijn vuisten en pakte de man bij zijn tuniek. " Als er ook maar één procent kans is om ze te redden, eentje maar, dan zou ik ze meteen het medicijn geven!" De man schudde zijn hoofd en langzaam liet Tias de man los. Met een mengeling van verdriet en boosheid verliet hij de kassen. Ik, Raphael en de man bleven alleen over. De man zuchtte en zag mijn starende blik. "Aangenaam jonge man, mijn naam is Corniel, de hoofd dokter in het paleis." We schudde elkaar de hand en Raphael stelde me voor aan de man. "Oh dus uw bent de jonge prins sinm? Laat mij me dan verontschuldigen voor mijn manieren. Ik had niet gedacht dat ik nog een koninklijk lid zo laat in de avond zou ontvangen." Ik schudde mijn hoofd. "Het geeft niet. Ik had zelf eigenlijk ook niet gedacht dat ik nu nog buiten in een kruiden kas zou staan." Er ging zacht gelach rond maar snel daarna werd het weer stil. "Is het echt waar dat er niks is wat we kunnen doen om de lachende dood te stoppen?" De man schudde zijn hoofd. "We werken zo hard als we kunnen om het medicijn te maken maar dat zal nog niet genoeg zijn om de eerste geïnfecteerde te kunnen genezen. Ook weten we niet hoe de ziekte verspreid word. Als we dat wisten zou het een stuk makkelijker gaan. Gelukkig is de ziekte nu alleen nog maar geconstateerd in de dievenring dus u hoeft zich geen zorgen te maken dat u ziek zal worden. Voor die tijd zullen we al lang een medicijn ertegen hebben gevonden." Ik keek de man boos aan. "Ik maak me juist zorgen! Op dit moment sterven tientallen mensen aan deze verschrikkelijke ziekte. U zegt dat het geluk is dat het alleen in de dievenring is gebleven maar dat kan ik geen geluk noemen. Ook al hebben ze in de dievenring niet veel, het blijven mensen die ook een kans verdienen. Het is uw taak om deze mensen ook dat geluk te geven en iets van hun leven te kunnen maken!" Stampvoetend liep ik de kas uit, met Raphael die achter me aan kwam, waardoor de man alleen achter bleef, stom van verbazing door mijn uitbarsting."
In de tuin wist Raphael me in te halen en hij ging voor me staan. Het was zo koud buiten dat ik kleine witte wolkjes van warme lucht uit zijn mond zag komen terwijl hij ademde. Raphael bracht zijn handen omhoog en begon hevig te gebaren: "Ik snap dat je zoveel mogelijk mensen wilt redden maar dat van toen net was niet nodig geweest. Corniel bedoelde juist dat nog maar een klein deel van deze stad, dus ook een klein deel van de bevolking geïnfecteerd is. Iedereen in de afdeling genezing werkt zo hard als hij kan om ook zoveel mogelijk mensen uit de dievenring te redden. Ik weet dat het moeilijk is je toekomstige volk zo te zien leiden maar ik beloof je dat het goed zal komen, zowel als voor Tias' familie, de mensen in de dievenring en de rest van de bevolking". Ik knikte, een beetje beschaamd door wat ik net had geroepen tegen Corniel. "Wil je tegen Corniel zeggen dat het me spijt van wat ik toen net heb gezegd?" vroeg ik en Raphael knikte geruststellend. Ik twijfelde of ik hem moest vertellen over Kian, over zijn en Tias' familie en hoe de lachende dood hun had getroffen. Ik besloot het toch naar niet te vertellen. Als ik dat deed zou dat Raphael en Samuel alleen maar meer zorgen geven.
"Hoe gaat het eigenlijk met jou en Samuel? Ik heb jullie al zo lang niet meer gezien, het lijkt wel eeuwen geleden."
"Het heeft even geduurd maar we worden nu net zoals jij klaargestoomd om onze mentor over te nemen. Samuel en ik hebben beide meester Corniel als mentor dus het word nog maar zien wie hem mag opvolgen." gebaarde Raphael
"Ik hoop dat jullie beide meester zullen worden! En anders zorg ik daar wel voor." antwoordde ik en we lachte beiden.
Nu merkte ik eigenlijk pas hoe koud het was en de rillingen liepen over mijn rug. Raphael zag dat ik het koud had en gaf me zijn sjaal. "Hier, doe deze om. Daar word je wel weer warm van". Meteen toen ik hem om deed had ik het al weer een stuk warmer maar toch nam Raphael me weer terug naar het kasteel, bang dat ik misschien verkouden zou worden.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top