Hoofdstuk 5

Gewapend met mijn bos rozen loop ik de begraafplaats op. Ik knik een voorkomend stel gedag. Ik ben hier vaker geweest. De afgelopen maanden misschien wel een stuk of twintig keer. Iedere keer als ik me rot voel kom ik hier weer terug, bij het graf van mijn moeder. Vaak kan ik dan uren tegen haar praten. Dit keer ben ik er wegens haar verjaardag.
Het valt me op dat er helemaal geen andere bloemen liggen. Ik had gehoopt dat mijn vader misschien toch zijn blijk van waardering zo geven door.... Ach het was stom van om te denken dat hij die moeite zou nemen. Hoop.... Dat is iets gevaarlijks.
Met een doffe klap vallen de rozen op haar graf. Ik heb speciaal gele rozen uitgekozen. Mijn moeder had een hekel aan rode rozen. Ze vond het te afgezaagd. Het gaf een verkeerd, cliché beeld, 'alsof perfectie ook maar zou kunnen bestaan' zei ze altijd.
De tranen komen al voordat ik ook maar iets kan zeggen. 'Gefeliciteerd mam' fluister ik, de snik die klinkt kan ik niet onderdrukken.
Ik laat me door mijn benen zakken en ga op het grindpad voor haar graf zitten.
'Ik had gedacht dat pap ook wel bloemen neer zou leggen.' Als vanzelfsprekend komt er geen antwoord. Toch praat ik verder.
'Dom van me, waarschijnlijk weet hij niet eens dat je jarig bent vandaag.' Over mijn moeder praat ik altijd in de tegenwoordige tijd als er niemand bij is. Het voelt raar om dat niet te doen. Alsof ik het laatste aanwezige restje van haar de grond in stamp.
Net wanneer de tranen een beetje gestopt zijn barst ik weer los.
'Het gaat niet zo goed met me mam. Pap heeft me weer geslagen en het meisje waar ik al jaren verliefd op breng ziet als me als een gebruiksvoorwerp.
'Verliefd op was' verbeter ik mezelf meteen.
Ik kan haar zien glimlachen ik mijn hoofd, wat ervoor zorgt dat ik ook glimlach.
Ik zie mensen aan komen lopen die bij het graf naast me gaan staan. En maak aanstalten om te vertrekken. 'Dag mama' fluister ik onhoorbaar. Het voelt niet fijn om hier zo tegen mijn moeder te zitten praten met onbekenden mensen erbij. 'Laat je niet wegjagen hoor jongen' zegt de man bij het graf naast me.
Ik schud mijn hoofd en geef hem een glimlach. 'Ik wilde toch net gaan.'

'Het was vandaag mama's verjaardag geweest.'
Mijn vader en zus kijken me strak aan.
We zitten met zijn drieën aan de eettafel. Het ziet er gezellig uit zo in het donker met de kaarsen aan, maar schijn bedriegt. De spanning is om te snijden, al de hele dag. Het is duidelijk dat iedereen zich bewust is van mama's verjaardag, maar niemand heeft tot dusver iets durven zeggen. Dus gooi ik het maar op tafel.
Kim vormt een o met haar mond en eet rustig verder. Zo doet ze altijd, alsof herhaalt niks interesseert. Ik hoor haar heus wel huilen, 's nachts in haar kamer.
Mijn vader knikt. 'Klopt. Ik ben een bos rode rozen bij haar wezen brengen. Er lagen al bloemen. Van die lelijke gele dingen.'
Ik trek mijn wenkbrauw op. Hij is dus toch geweest, maar later dan ik.
'Die waren van mij' zeg ik dan. Hij zucht. 'En waarom geel?' Vraagt hij. Ik haal diep adem en twijfel of ik het moet zeggen. 'Ze had een hekel aan rode rozen.'
'Naar je kamer. Nu!' Ik schuif mijn stoel naar achteren en sta met mijn bord in mijn handen op. Met één arm beweging slaat hij het uit mijn handen. 'Zonder eten naar bed.'
Doordringend kijk ik hem aan. 'Wat heb ik verkeerd gedaan?'
'Alles!' Schreeuwt hij hoofdschuddend. 'Alles!Ik schaam me dat je mijn zoon bent!'
De woorden lagen al die tijd al op mijn lippen, maar nu komen ze er ook echt uit: 'Dan ben ik vanaf nu je zoon niet meer.'
Ik ren naar mijn kamer. Daar begin ik als een gek al mijn kleding in een tas te proppen. Ik ga weg. Nu weet ik zeker. Ik heb er al vaker aan gedacht, maar nu ga ik het doen. De maat is vol. Ik accepteer het niet langer. Die klootzak. Die klootzak die zichzelf mijn vader noemt, die zoekt het maar uit.
Met een volle tas en mijn laptop onder mijn arm klim ik uit mijn raam. Het doet pijn om met een dreun op het grind terechte te komen. Gelukkig kom ik op mijn voeten terecht. Mijn spieren doen nog steeds pijn van de klappen die gekregen heb. In een rechte lijn en zonder om te kijken loop ik de straat uit, regelrecht naar het park. Op het eerste bankje dat ik tegenkom plof ik neer. Met mijn tas onder mijn hoofd ga ik liggen. Gelukkig lopen hier nooit veel mensen langs. Voor één nachtje is dit prima. Slapen onder de sterren, het heeft wel iets. Ik hoop dat het niet al te koud wordt. Natuurlijk ben ik vergeten een winterjas aan te trekken.
Als ik er een paar uur lig begin ik een beetje pijn te krijgen aan mijn rug. Het ligt totaal niet lekker, zo'n houten plank. Ineens hoor ik wat geritsel naast me. Een natte lap glijdt over mijn gezicht. Geschrokken veer ik overeind. 'Banjer kom hier!' Roept een meisjes stem. Ze loopt maar het bankje toe om de hond te pakken. Shit! Het is Mara. Meteen trek ik mijn capuchon verder over mijn hoofd. Die stomme hond gaat maar niet weg. 'Hup, ga terug naar je baasje.' Natuurlijk gaat hij niet weg. Hij denkt dat ik wil spelen en blijft me maar likken.
'Banjer, foei.' Mara kijkt me aan en lijkt me niet te herkennen zo in het donker. 'Sorry hoor.' Ze lijnt haar hond aan trek hem bij me weg. 'Casper?' Vraagt ze dan vol verbazing.
Ik duw mijn capuchon af. 'Hey.... ehm.... wat toevallig.'
'Wat doe jij hier zo laat nog?' Ze kijkt me vragend aan.
'Dat kan ik beter aan jou vragen.' Ik probeer het macho-achting te laten klinken, maar daar lukt niks van.
Ze grinnikt. 'Ik laat mijn hond uit.'
Ik zucht. 'Ruzie met mn pa.'
'En dan slaap je hier?' Ze kijkt me medelijdend aan.
'Ik ben weggelopen van huis, dus ik heb niet echt een keuze.'
Ze schudt haar hoofd. 'Dat kan toch niet, het wordt hartstikke koud vannacht.'
Ik haal mijn schouders op. 'Ja, daar was ik al bang voor, maar dat moet dan maar.'
Ze glimlacht. 'Wacht ik heb een idee.'
Ze pakt haar mobieltje en toetst een nummer in. Er wordt meteen opgenomen. 'Pap, vind je het goed als een klasgenootje blijft slapen vannacht?' Ik begin heftig van nee te schudden. Dat hoeft ze echt niet voor me te doen. Ze steekt haar duim. 'Oke doeg, tot zo.'
Dan hangt ze op. 'Kom.' Ze steekt haar hand uit. 'Geregeld.'
Ik pak haar hand niet aan en wuif het weg. 'Nee joh, dat hoeft echt niet. Ik red me prima.'
'Kom nou maar gewoon mee. Je vriest nog dood hier.'
Ik kijk haar twijfelend aan. Ze heeft wel een punt. 'Het is maar voor één nachtje' probeert ze me te overtuigen. Mijn hand wordt vastgepakt en ze trekt me overeind. 'Kom nou maar.' Uiteindelijk laat ik me meeslepen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top