Hoofdstuk 1

'En de winnaar van de verhalen wedstrijd van tweeduizend negentien is....'
Ik heb het gevoel dat mijn borstkas uit elkaar gaat klappen.
'Rianne van der Nietzen.'
Het desbetreffende meisje staat op en loopt naar het podium. Mijn schouders zakken naar beneden. De zoveelste teleurstelling deze week. Ik had niet verwacht datg ik zou winnen, maar toch. Automatisch klap ik mee met de rest van het publiek.
Ik weet heus wel dat het raar is, dat ik raar ben. Ik bedoel, schrijven is een rare hobby, vooral voor een jongen van zestien, maar zo ben ik nou eenmaal. Van kritiek heb ik me nooit erg veel aangetrokken. Persoonlijk heb ik er geen problemen mee. Mijn vader denkt daar anders over. Shit, mijn vader.... Ik verlaat de zaal voordat het afscheidspraatje van de burgemeester begonnen is.

Met mijn neus in de wind loop ik naar huis. Het is koud voor de tijd van het jaar. Ik rist mijn winterjas dicht terwijl ik de straat over steek. Foute keuze.... Een fietser knal tegen me aan. Voor ik het weet lig ik languit op de grond Ik liep toch op een zebrapad?! 'Hé kijk eens uit joh' zeg ik geïrriteerd. Dan pas zie ik dat het Mara is, een meisje uit mijn klas. Ze stapt meteen van fiets af. 'Casper, sorry! Gaat het?'
Ze veegt haar bruine haren uit haar gezicht. Ik knik verdwaasd en sta zo snel mogelijk op. 'Ehm ja, sorry, het gaat wel.'
Ze glimlacht. 'Je hoeft geen sorry te zeggen, je liep op een zebrapad. Ik moet sorry zeggen.'
Ik schud mijn hoofd. 'Nee, sorry je hebt gelijk.'
Ze glimlacht weer. Dan pas merk ik dat ik weer sorry zei. 'Oh.... ehm.' Ik krap in mijn nek. Niet dat ik daar jeuk heb.
Het blijft ongemakkelijk stil. Ik kijk op mijn horloge, die ik niet heb, en verontschuldig me dat ik moet gaan. Natuurlijk pers ik daar een sorry achteraan, waar ik meteen spijt van heb.
Ze knikt en stapt weer op haar fiets. 'Leuk je gesproken te hebben. En het spijt me van je knie.' Ik glimlach terwijl ik me afvraag wat ze daarmee bedoelt. Mijn knie? Ze fietst weg en dan pas merk ik het gat in mijn broek op. Er zit bloed op mijn knie, maar de pijn lijkt mee te vallen. Ik vervolg mijn weg naar huis en hoor de kerkklok zes uur slaan. 'Shit' vloek ik binnensmonds. Zes uur eten had hij gezegd.

Ik gooi de deur open. Wanhopig probeer ik hem tegen te houden, maar hij knalt al tegen de muur aan. 'Casper! Gooi eens niet zo met die deur' klinkt mijn vaders stem meteen vanuit de eetkamer.
Ik overweeg sorry te roepen, maar denk weer aan Mara en zwijg dan.
Als ik de eetkamer in loop zitten ze al aan tafel, mijn vader en zus Kim. Ik schuif wil aanschuiven, maar mijn vader houdt me tegen. 'Geen denken aan. Je bent te laat, je eet op je kamer.'
'Prima.' Ik pak mijn bord van de tafel en loop de kamer uit.
'Casper?'
Ik draai me weer om. 'Ja pap?'
'Hoe komt dat gat in je broek?'
Mijn zus grinnikt. 'Ongelukje' Antwoord ik.
'Je koopt zelf een nieuwe.'
Ik bijt op mijn wang. 'Ik heb geen geld.'
Hij kijkt me uitdagend aan. 'Oh meneertje heeft geen geld?'
Ik schud mijn hoofd. 'En waarom niet?'
Een zucht ontsnapt uit mijn mond. 'Omdat jij me geen zakgeld geeft.' Mijn stem wordt harder. Ik probeer kalm te blijven, maar hij blijft me uitdagen.
'Waarom zou ik jou geld moeten geven? Zodat je drank en exersie kan kopen zeker?'
Ik kijk hem fronsend aan. Waar haalt hij dat nou ineens weer vandaan? 'Nee, om een nieuwe broek te kopen' leg ik zo kalm mogelijk uit.
'Toen ik zo oud was als jij had ik allang een baantje.' Hij drukt zijn bril verder op zijn neus. Het dikke zwarte montuur past totaal niet bij de vorm van zijn gezicht. Ik knik. 'Dat weet ik, maar ik-.'
Hij negeert me volledig en praat dwars door me heen.
'Maar nee hoor, Casper hier, steekt zijn tijd liever in het schrijven van verhaaltjes. Ik knik weer met een zo neutraal mogelijk gezicht. 'Dat klopt.'
Hij grijnst. 'Wat een zielig mannetje ben je toch ook.'
Ik kan het niet laten. 'De appel valt niet ver van de boom zeggen ze dan.'
Hij schiet uit zijn stoel, waarschijnlijk om me een klap te verkopen, maar ik been de deur uit, smijt mijn bord in de prullenbak en maak dat ik wegkom. Voor ik de deur dichttrek hoor ik het gekletter van schreven van iets dat hij kapot heeft gegooid. 'Rot jong!' Schreeuwt hij me woedend na. 'Hij weet niet beter' fluister ik mezelf toe.

Terwijl ik richting de skatebanen ren bel ik Mike, mijn beste vriend. 'Ben al onderweg' zegt hij, voordat ik ook maar iets kan zeggen. Dan hangt hij weer op. Ik grijns. Op hem kan ik altijd rekenen.

Wanneer ik er aankom zie ik hem al bovenaan de halfpipe zitten.
'Yo man' begroet hij me.
Ik ren tegen de baan op en klamp me onhandig vast aan de rand. Mike steekt me een hand toe en helpt me omhoog.
'Hey gast, alles goed?'
Hij geeft een tikje tegen zijn pet. 'Dat kan ik beter aan jou vragen. Je klonk gestresst?'
Ik schud mijn hoofd. 'Nee hoor het gaat prima' zeg ik, terwijl ik naast hem op de skatebaan ga zitten.
'Yeah right' antwoord hij hoofdschuddend. 'Weer gedoe thuis?'
Ik zucht. 'Mn pa weer.' Meer uitleg weiger ik te geven. Dat is ook niet nodig.
Mike vraagt nooit verder. Hij is er gewoon voor me. Zo doen vrienden dat. 'Hoe was je wedstrijd? Je hebt toch wel gewonnen zeker?'
Ik gooi een steentje over de reling. 'Nee man, een of ander meisje had gewonnen.'
Hij gooit ook een steentje naar beneden. 'Klote man.'
Ik knik. Hij kijkt me onderzoekend aan. 'Je baalt er echt van of niet?'
'Ik had het geld hard nodig.'
Hij grijnst. 'Ahh, meneer doet het voor het geld.'
Ik grijns terug. 'En voor de eer natuurlijk.'
Hij knikt met een blik die zegt: 'geloof je het zelf?' en ik lach. 'Waarom zoek je niet gewoon een baantje? Vakkenvullen ofzo?'
Ik bijt op mijn wang. Dat vraag ik mezelf ook steeds af, maar eigenlijk weet ik het antwoord wel. 'Als ik ga werken, heb ik geen tijd meer om te schrijven.'
Hij lacht. 'Dan schrijf je toch niet? Het is maar een hobby toch?'
Ik schud mijn hoofd. 'Ik werk aan een boek. Dat wil ik afmaken.'
Dan steekt hij me een briefje van twintig toe. 'Je mag best geld van mij lenen als het zo belangrijk voor je is.'
Ik duw het weg. 'Nee joh, ben je gek.'
'Serieus, ik meen het. Zolang je het niet aan wiet uitgeeft en ik het weer terug krijg....'
Ik lach. 'Wiet? Begin jij ook al?' Alsof iedereen mij ineens als een verslaafde aanziet.
Hij schudt lachend zijn hoofd. 'Weet ik veel man. Waarvoor heb je het dan nodig?'
Ik twijfel. Moet ik het zeggen?
'Ik wil ehm....' begin ik, terwijl ik voor me uitstaar. 'Ik wil bloemen kopen, om bij het graf van mijn moeder te leggen.'
Hij schuift het briefje in mijn zak.
'Morgen was haar verjaardag geweest' leg ik uit. Ik voel mijn ogen nat worden, maar het lukt me om het in te houden.
Mike klopt me op mijn schouder. 'Rot voor je. Je kan me altijd bellen hè.'
Ik glimlach. 'Je bent mijn therapeut niet.'
Hij kijkt me geschrokken aan. 'Heb je een therapeut.'
Ik schud lachend mijn hoofd. 'Bijwijzen van spreken.'
Hij geeft me plagerig een klap in mijn nek. 'Gast, gebruik niet van die moeilijke woorden wijsneus.'
Ik stomp hem terug. 'Nee jij dan. Meneer-je-mag-me-altijd-bellen-hè.'
Voor ik het weet rollen we al stoeiend maar beneden van de halfpipe.
Ik val met een klap op mijn nog hele knie en voel een barstende pijn.
'Gaat het?' Vraagt Mike, wijzend naar mijn kapotte knie
Ik wuif het weg. 'Dat was al.'
'En die gaten in je broek?' Ik kijk naar mijn knieën, waar nu allebei een gat in zit. Dat kan er ook nog wel bij....

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top