Hoofdstuk Eén




Met elke stap die ik zet, laat ik de school - die ik zojuist heb verlaten - ver achter mij. Gefrustreerd bal ik mijn handen samen tot een vuist en bijt op mijn lip om een luide kreet binnen te houden.

Alweer kreeg ik de schuld. Voor de derde keer deze week, werd ik op het matje geroepen bij de directeur van de school. Als ik mijn ogen sluit zie ik nog steeds zijn wijzende vinger mijn kant op zwaaien.

'Hoe vaak wordt jij nog de klas uitgestuurd?'

'Heb je niet geleerd van de vorige keer?'

'Nu moet ik je wel helaas naar huis sturen'

Die zinnen heb ik nu wel genoeg gehoord. Keer op keer spreekt de man ze uit. Maar ik kan er werkelijk niks aan doen. Ik ben echt niet degene die er een puinhoop van maakt. Dat zijn mijn klasgenoten, maar elke keer opnieuw ben ik degene die gestraft wordt.

Omdat ik volgens mijn klasgenoten anders ben, hoor ik er gewoon niet bij. Er zijn genoeg redenen die ze bedenken om mij buiten te sluiten en pakken ze alles aan om mij in het slechte daglicht te plaatsen.

Wie gelooft gestoorde Abby nu?, Abby met haar rode haarkleur.

Abby met haar enge grijsgroene ogen.

Wie wil er toch bevriend zijn met Abby de orang-oetang?

' Kijk toch uit waar je loopt!' ruw wordt ik uit mijn gedachten getrokken door een schreeuw. Het volgende moment kan ik nog net aan de kant springen, voordat er een wielrenner mij voorbij racet.Met mijn hart in mijn keel kijk ik de wielrenner na, die met hoge snelheid uit mijn zicht verdwijnt.

'Snelheid's maniak' snuif ik gefrustreerd. Waarom moet ik uit kijken, hij komt als een gek mijn kant op. Ik liep dan misschien niet meer op de stoep, maar wat dan nog?. Gelukkig moet ik nog maar een aantal minuten lopen voor ik veilig thuis ben.

Met een beetje geluk, zijn mijn ouders nog niet thuis en hoef ik ze niet te vertellen waarom ik zo vroeg van school ben. Dit keer moet ik dan echt met een hele goede smoes komen. De vorige keer was het ongeloof van hun gezicht af te lezen.

En eerlijk gezegd, heb ik geen energie meer om een smoes te bedenken.

'Mauw?' Klinkt het dan ineens.

Verward kijk ik naar links en zie dat er een kat, onder een auto vandaan kruipt en mijn kant op loopt.

'Oh nee, niet nu' zucht ik diep 'Sorry Ralf, maar ik heb vandaag toch echt geen tijd voor je' ratel ik snel tegen de kat. 'Misschien morgen' roep ik nog tegen hem, voordat ik mij om draai en snel weg sprint.

'Mauw, Mauw' klinkt het nog verontwaardigt mijn kant op.

Zonder nog om te kijken loop ik stug door. Ik kan nu niet nog meer zorgen aan mijn hoofd hebben. Vandaag heb ik wel genoeg aan mijn eigen problemen. De problemen van een kat - in het bijzonder de problemen van Ralf- kan ik er nu toch echt niet bij hebben.

Het is misschien gek maar ik weet gewoon zeker dat Ralf zijn problemen niet belangrijk zijn. In elk geval niet nu op dit moment. Meestal is het alleen maar drama. Misschien kan hij dit keer weer geen muis vangen of zo iets.

Nadat ik Ralf van mij af heb geschud, moet ik nog maar een paar straten door voordat ik in mijn woonwijk terecht kom. Voorzichtig loop ik richting mijn huis en kijk meteen naar de oprit. Tot mijn opluchting zie ik geen auto staan, wat betekend dat mijn vader in elk geval niet thuis is.

Ik weet alleen niet zeker of mijn moeder thuis is. Meestal gaat ze een of twee keer in de week op bezoek bij mijn oma in het verzorgingstehuis. Maar ja, die gok moet ik dan maar nemen.

Heel voorzichtig open ik de voordeur en stap dan zo stil mogelijk naar binnen. Millimeter voor millimeter duw ik de voordeur in het slot. Vervolgens trap ik zonder mijn veters los te maken mijn schoenen uit. Normaal gaat dat met veel kabaal maar vandaag doe ik het muisstil. Mijn schooltas laat ik van mijn rug afglijden en zet deze dan tegen de muur neer, naast mijn schoenen. Mijn jas hang ik ook zo stil mogelijk op aan de kapstok. Op mijn sokken loop ik zachtjes richting de keuken.

Als ik de keuken binnen loop, kan ik een zachte zucht van opluchting niet binnen houden. Niemand heeft mij gehoord, dus waarschijnlijk is er niemand thuis. Ik besluit een glas met appelsap mee te nemen voordat ik naar boven ga om een serie te kijken. In gedachten verzonken pak ik een glas uit de kast en open vervolgens de koelkast om het pak met appelsap te pakken.

'Wat ben jij vroeg thuis?'

De stem die ineens van uit het niets klinkt doet mij opschrikken. Het pak met appelsap laat ik bijna uit mijn handen vallen, maar gelukkig kan ik het nog net opvangen. Geschrokken draai ik mij dan om en kijk recht in de ogen van mijn vader.

'Há papa' zeg ik gemaakt vrolijk tegen hem. Van binnen gaat mijn hart te keer en vraag ik mij af waar hij ineens vandaan komt.

'Je bent niet naar het werk gegaan met de auto?' probeer ik zo normaal mogelijk te vragen.

'Nee, ik werk thuis vandaag. Je moeder is boodschappen aan het doen' antwoord hij kalm terug.

Oja. Dat stomme thuiswerken ook tegenwoordig, dat was ik even kwijt.

'Dus, nogmaals de vraag. Waarom ben je zo vroeg thuis Abby?'

Ik hoor mijn vader de vraag herhalen. Maar ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen. Ik heb geen nieuwe smoes klaar staan.

'Eh .., de laatste lessen zijn uitgevallen'.

Mijn vader trekt zijn wenkbrauwen even op en kijkt mij streng aan. Zijn bril haalt hij even van zijn neus en kijkt er even aandachtig naar voordat hij hem weer op zet.

'Waarom lieg je tegen je vader' hoor ik hem zeggen.

'Ik lieg niet' begin ik mijn verzet tegen hem.

'Abby!'

De strenge stem van mijn vader doet mij huiveren.

'Oké dan, ik ben naar huis gestuurd door de directeur. Maar het was echt mijn schuld niet' ratel ik snel. De teleurgestelde blik die op het gezicht van mijn vader verschijnt laat mij bijna huilen van frustratie.

'Echt niet papa! Het waren mijn klasgenoten die mij de schuld hebben geven van...'

'Ik wil het niet horen, je gaat maar naar je kamer tot je moeder thuis is. Dan bespreken wij dit nog wel'

Met open mond staar ik mijn vader even aan. Dit meent hij toch niet echt?

'Maar pap..ik..,

Maar mijn vader draait zich om en loopt de keuken uit. Even weet ik niet meer wat ik moet doen. Met de tranen in mijn ogen draai ik mij dan maar om en ren de keuken uit naar de hal. Met snelle stappen ren ik naar boven naar mijn kamer. Met een knal gooi ik de deur dicht.

Huilend laat ik mij op het bed zakken en sla vervolgens mijn handen voor mijn ogen. 'Waarom wil niemand naar mij luisteren' fluister ik zachtjes.

De tranen maken mijn trui intussen helemaal nat. Mijn mascara zal ook wel uitgelopen zijn, waardoor ik er nu uit zie als een verdrietige panda. Maar op dit moment kan alles mij gestolen worden.

Een zachte miauw laat mij op kijken. Door mijn tranen heen glimlach ik zachtjes 'Hey lieve Buncuk' fluister ik. Ik strek mijn hand naar haar uit en aai haar voorzichtig 'Heb je hier lekker geslapen?' Vraag ik met een glimlach door mijn tranen heen aan haar.

'Mauw' krijg ik als bevestigend antwoord terug. Ik lach zachtjes en trek mijn benen dan helemaal op het bed. Ik ga ik naast Buncuk liggen en begraaf mijn gezicht dan even in haar vacht.

'Jij gelooft mij toch wel?, dat het niet mijn schuld is?'.

Het bevestigende zachte gemiauw laat mij weten dat in elk geval Buncuk mij gelooft. 'Dankjewel' fluister ik nog haar haar.

Gelukkig is er dan nog een iemand op deze wereld - al is het een kat - die mij gelooft.

**De naam Boncuk spreek je uit als Bonsjoek

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top