7| "MUSIC IS MY ONLY MEDICINE"

______________________________

HET IS DEZE keer niet Faolon die Cialan ruwweg wakker maakt. Zijn tweelingbroer zit namelijk al rechtop in zijn bed, in zijn ogen wrijvend en zich uitrekkend. Voor kort ontmoeten hun ogen elkaar, dan draait Cialan zich kreunend om.

Zijn eigen gedachtes zijn de redenen geweest waardoor hij wakker is geschoten. Wat zal er wel allemaal gebeurd kunnen zijn als hij niet eerder weg was gegaan? Hij heeft Medows stem gehoord in zijn droom. Woorden die onverstaanbaar waren geweest, maar zoveel emoties met zich meebrachten. Zijn eigen woorden hadden op zijn lippen gelegen, klaar om gebruikt te worden. Niemand heeft hen echter gehoord. De woorden die hij had willen vertellen, is hij alweer vergeten.

'Goedemorgen,' en Faolon beweegt het bed uit. Soepel verloop het niet, waardoor een zucht tussen zijn lippen ontsnapt.

Met tegenzin draait Cialan zich weer om. Langzaam zet hij zijn voeten op de grond en brengt zichzelf overeind. De vermoeidheid is van zijn gezicht af te lezen, een verschijnsel dat de rest van de dag zichtbaar zal zijn. Niemand zal er echter commentaar op leveren.

Niemand durft dat.

Behalve Medow.

Tijdens het tanden poetsen, staart Cialan zichzelf aan. De nasmaak van het snelle en simpele ontbijt begint vlug te verdwijnen. Gelukkig. Voordat hij er echter opgelucht over kan zijn, hoort hij de deur opengaan. Via de spiegel kan hij zien hoe Faolon de badkamer binnenloopt. Hij knikt, als teken dat hij hem ook heeft gezien. Dan pakt hij zijn eigen tandenborstel en doet wat Cialan al heeft gedaan.

Voor even blijft de zwartharige jongen twijfelend in de deuropening staan. Faolon zal het waarderen als hij een gesprek begon. Hij wendt echter snel zijn blik af als zijn tweelingbroer hem nog ziet staan. De opgetrokken wenkbrauw zegt namelijk al genoeg.

Ze weten elkaar te ontwijken totdat ze beiden hun fiets moeten pakken. Met de sleutel in zijn handen, kijkt Cialan toe hoe Faolon de schuur openmaakt met zijn eigen sleutels. 'Hoe laat ben je uit?' hoort hij hem vragen.

In gedachten verzonken haalt Cialan zijn schouders op. 'Normale tijd,' weet hij erachteraan te zetten zodra hij ziet hoe er alweer een wenkbrauw wordt opgetrokken. Het laatste waar hij zin in heeft, is een discussie over zijn houding. Vooral om half acht 's ochtends.

'Dan ben ik eerder uit dan jou.' Grijnzend haalt Faolon eindelijk zijn fiets uit de schuur.

'Dan jij,' mompelt Cialan terwijl hij op zijn beurt zijn fiets uit de schuur haalt en de deur dicht draait. Handig gooit hij de sleutel terug naar de eigenaar.

Zoals gewoonlijk trekt Faolon het bekende waarschuwende gezicht zodra hij de verbetering hoort. Wat niet gewoonlijk is, is dat hij het negeert. Zonder een verder gesprek aan te gaan, stapt hij op zijn fiets en begint uit zijn gezichtsveld te fietsen.

Cialan heeft niet eens de moeite gedaan hem bij te houden. Als Faolon niet op hem wacht, betekent het dat hij heeft afgesproken met vrienden. Vrienden waar Cialan zelf niet mee wil praten.

Op dat soort momenten vraagt hij zich af of hij niet voor zijn eenzaamheid heeft gekozen.

De weg naar school gaat hem zonder moeilijkheden af. Voor de ingang van de school blijft hij echter als een standbeeld staan. De blauwe deuren staren hem uitdagend aan. Zijn tweelingbroer zit vast al binnen, met zijn vrienden aan een tafel in de aula. Misschien zitten Artan en zijn vrienden aan de volgende tafel, zoekend naar hun volgende slachtoffer.

De gedachtes zorgen ervoor dat hij afstand begint te nemen van de ingang. Het laatste waar hij zin in heeft, is bekeken worden door beiden groepen. De een zal dan wel blijer zijn dan de ander om hem te zien, het gevoel van ogen die hem overal en nergens volgen. Vermijdt hij liever. Dus draait hij zich om en zoekt een bankje op. Met zijn mobiel in zijn handen, laat hij liedjes over zich heengaan. Hij let erop dat hij het niet harder zet voor het geval de bel afgaat.

Of voor het geval iemand naar hem roept.

Nog voordat Cialan opkijkt, weet hij al wie het schoolplein op is gelopen. Hij betrapt zichzelf op het feit dat hij opluchting voelt. Opluchting en een warm, onbeschrijfelijk gevoel dat verdwijnt zodra Medow naast hem gaat zitten. Hoewel het niet zo dichtbij is als normaal, merkt Cialan dat hij het wel fijn vindt. Fijn. Het woord blijft in zijn hoofd hangen totdat hij opkijkt en Medows blik opmerkt.

'Voel je je wel lekker?' weet Cialan moeizaam te vragen. Een oortje uitdoend, richt hij zijn volledige aandacht op zijn medemens, die plots zenuwachtig een hand door zijn haren haalt en diep zucht.

'Het kan beter,' mompelt Medow. Om een of andere reden klinkt het zwak en verslagen. 'Ik bedoel, ik ben gewoon moe. Ik had eerder naar bed moeten gaan.'

Natuurlijk gelooft Cialan hem niet. Voor zover hij kan zien, ziet Medow er helemaal niet vermoeid uit. Eerder op zijn hoede, als een gewond hert.

Hij merkt echter dat Medow het er niet over wil hebben. De kans zal hij er toch niet voor hebben gekregen. Want het bekende geluid van de schoolbel is te horen en laat hen beiden gehaast opstaan.

______________________________

Er is al snel gebleken dat het eerste uur niet door zal gaan. De leraar van Engels zal op school arriveren. De reden is niet doorgegeven, al maakt het niemand toch iets uit. In plaats van bij het lokaal rondhangen, hebben Cialan en Medow ervoor kozen om op de begane grond te gaan zitten. Er zijn enkele bankjes neergezet, waar ze nu gebruik van maken. Niet dat ze comfortabel zijn, helaas.

Cialan heeft zijn mobiel er weer bij gepakt. Met een oortje in, geeft hij zijn aandacht aan wat er voor zijn ogen te zien is. Af en toe durft hij een blik naar Medow te werpen, die zijn aandacht geeft aan zijn biologieboek. De jongen slaat de bladzijdes luid om, terwijl een notitieboekje op zijn schoot ligt. De kleurtjes geven aan dat hij in ieder geval meer zijn best doet dan Cialan zichzelf ooit ziet doen.

Zuchtend geeft hij zijn aandacht weer aan zijn mobiel.

Lang blijkt het echter niet zo te zijn. Medows stem bereikt zijn oren. 'Ik heb een vraag,' en de jongen wendt zijn ogen van zijn boeken af.

Met een frons op zijn voorhoofd kijkt Cialan eveneens op. Dan schieten zijn ogen naar het leerboek en schudt hij zijn hoofd. 'Je weet dat ik je niet kan helpen met biologie. Ik heb het laten vallen met een reden.'

'Het gaat niet daarover.'

De frons op Cialans voorhoofd wordt dieper. Hij opent zijn mond, maar sluit het even snel. Wat moet hij daarop antwoorden? Hij kan er niet eens iets op antwoorden sinds het geen vraag is. Het is een bevestiging. En die laat merken dat hij iets over hem te weten wil komen.

Zijn instinct vertelt hem nee te schudden. Te zeggen dat de vraag hem niets kan schelen. Moet gebaren naar het schoolboek om duidelijk te maken dat dat hetgeen is waar zijn aandacht naar moet gaan.

In plaats daarvan gebaart hij dat Medow verder mag praten.

'Doet het niets met je dat mensen over je praten?' De vraag komt er aarzelend uit, alsof het niet gesteld mag worden. Om het nog erger te maken, richt Medow zijn blik van hem af, terug naar biologie.

Voor kort bijt Cialan op zijn lip, terwijl hij de woorden tot hem door laat dringen. Zou het wat met hem moeten doen? Ooit was het ook zo geweest. Ooit had hij ertegen gevochten. Maar mensen geloofden alleen wat ze wilden geloven en de verhalen over hem waren vermaak waar ze geen nee tegen konden zeggen.

Onwillig haalt Cialan zijn schouders op. 'Op een gegeven moment raak je eraan gewend. Dat, of je realiseert je dat het geen zin heeft om ertegenin te gaan,' mompelt hij.

Of Medow tevreden is met dat antwoord, weet hij niet. De jongen lijkt vandaag geen enkele emotie te tonen. Knikkend slaat hij alweer een bladzijde om; zijn ogen schieten over de tekst heen. 'Hoe doe je dat toch?' fluistert hij tussen twee ademhalingen door.

Het dringt pas later tot Cialan door dat zijn medemens allang zijn aandacht niet meer geeft aan de lesstof voor hem. Hij doet simpelweg zijn mobiel uit en gaat beter zitten. 'De meeste mensen die praten, doen het alleen om erbij te horen. Als ikzelf weet dat ze geen gelijk hebben, dan ga ik mijn moeite niet verspillen aan een stel idioten die denken mij te kennen. De meesten hebben niet eens een woord tegen mij gezegd.' Zodra hij klaar is, vangt hij op hoe Medow naar hem kijkt. Zijn mond staat een klein beetje open. Zo te zien is het zijn beurt om die woorden tot hem te laten bezinken.

'Maar vind je het dan niet,' en hij kijkt even om zich heen, Cialans blik ontwijkend, 'ik bedoel, vind je het niet vervelend dat ze dat alles zeggen. Je weet wel, dat je verwijfd bent en-'

De gedempte lach van Cialan onderbreekt hem plotseling. Betrapt kijkt hij op om toe te zien boe Cialan een hand door zijn haren haalt. 'Verwijfd,' herhaalt hij, het woord proevend. 'Je draagt een of andere rok en je verandert gelijk in een vrouw. Dit is geen Assepoester ofzo.' Een grijns verschijnt op zijn gezicht. 'Medow, ik weet heus wel wat zij over mij te vertellen hebben. Maar ze doen het omdat ze aandacht willen. Ze willen juist dat ik een keer terug hap zodat zij leuk het slachtoffer kunnen spelen. En die kans ga ik hen niet geven.' Nu wordt de grijns breed, gevaarlijk breed. Totdat Cialan door blijkt te hebben dat hij zichzelf heeft laten gaan. Met een diepe zucht leunt hij terug naar achter toe. Op deze manier zal hij nooit een gesprek kunnen houden.

Medow houdt zijn hoofd enkele graden schever. 'Waarom rokken?' Alweer een vraag die voorzichtig uit zijn mond komt.

Alweer een vraag die Cialan voor kort stil laat vallen.

'Ik weet niet wat ik dacht,' geeft hij eerlijk toe. 'Het enige wat ik waarschijnlijk dacht, was fuck it en deed het aan. Het is niet zo erg, hoor,' spreekt hij er snel achteraan wanneer hij Medows gezichtsuitdrukking ziet. 'Op sommige dagen is het gewoon moeilijk om jezelf te begrijpen.' De woorden stellen geen van beiden gerust, zoals zij wel moeten doen.

Veel tijd hebben de woorden niet om het effect te krijgen. Het geluid van een bel klinkt door de school heen en laat het tweetal gehaast opstaan. Medow bergt snel zijn boeken op, een laatste blik op Cialan werpend, die zijn mobiel weg stopt. Hun ogen ontmoeten elkaar, dan gooit Medow zijn tas over zijn schouder. 'Ik heb nu biologie,' deelt hij mee. Zijn voeten lijken hem vlug naar het lokaal te willen brengen.

Een knik van Cialan maakt duidelijk dat hij het heeft begrepen. Hij weet het, al weet hij juist heel goed dat ze niet elke les bij elkaar kunnen zijn. Hij zal het niet zo jammer moeten vinden als hij nu wel doet.

Later schiet hem te binnen dat Medow een toets heeft en hij daarom aan het leren is geweest. In stilte vervloekt hij zichzelf; hij heeft duizend kansen gehad om hem succes te wensen. En wat heeft hij niet gedaan?

Juist. Hem succes wensen.

Met zijn handen in zijn zakken weet hij zichzelf naar het aardrijkskundelokaal te brengen. Het lokaal zit veels te vol naar zijn eigen zin, al weet hij nog een plekje bij het raam te vinden. Te dichterbij het bord, helaas, realiseert hij zich zodra de leraar met zijn les begint.

Op momenten zoals deze wordt duidelijk hoe weinig Cialan doet. Zijn pen beweegt dan wel over het papier, de enige woorden die erop verschijnen, zijn de woorden die hij op moet schrijven en meer niet. Hij vraagt zich af of hij er later nog wat zal van begrijpen. Het antwoord zal waarschijnlijk nee zijn.

Met het boek voor zijn neus, maakt hij de opgegeven opdrachten. Hij kijkt ze na zodra hij de kans ervoor heeft. De gehele les doet hij wat er van hem verwacht wordt. Misschien doet hij het alleen zodat hij niet kan gaan denken aan Medow. De jongen blijft in zijn hoofd hangen, tussen gedachtes door.

Hoe het mogelijk is, weet hij niet.

Nu en hier is zeker niet de geschikte plek en tijd om erover na te denken. Medow zit op dit moment een toets te maken, hij zit niet aan hem te denken. Dus waarom zal hij hetzelfde doen?

Hij kan het niet helpen. Hij kan zijn gedachtes niet dwingen om te stoppen. Hij kan zichzelf niet dwingen om te concentreren op het antwoordblad en al helemaal niet op zijn eigen antwoorden. Hij kan het gewoon niet.

Zo zacht mogelijk zucht Cialan. Hij doet zijn schrift dicht en geeft de bladen aan de leraar, die snel zijn schrift weer opent en er doorheen bladert om te kijken of hij wel alles heeft nagekeken. Veel is er niet in Cialans hoofd blijven hangen, zoals gewoonlijk.

Terug op zijn plek aankomend, wordt hij enkele minuten met rust gelaten. Het geeft hem de tijd om zijn omgeving in hem op te nemen. Enkele bekende gezichten geven hem voor het eerst weinig aandacht. Het zijn mensen die Artan zeker kennen; mensen die hem dan ook kennen. De opmerking die hij tegen Medow heeft gezegd, schiet vlug door zijn hoofd heen. Zouden ze wel met Artan om willen gaan? Of sluiten ze zich alleen bij hem en zijn vriendengroep aan omdat ze bang zijn anders zelf een van zijn slachtoffers te worden? Hij kan zich makkelijk voorstellen hoeveel kracht Artan over anderen heeft. Hij heeft het namelijk zelf allemaal gezien.

Een tik op zijn schouder, laat Cialan gehaast omkijken. Twee paar bruine ogen staren hem nieuwsgierig aan. Nieuwsgierig en wel-wetend.

'Waarvoor was dat nodig?'sist de zwartharige, hopend dat de leraar niets opmerkt. Het laatste wat hij wil, is in de problemen komen. Al helemaal omdat een paar meiden besluiten hem lastig te vallen.

Zacht gelach is te horen wanneer het tweetal doorheeft dat ze Cialans aandacht hebben. Ze geven elkaar een blik die alleen zij kunnen begrijpen. Dan richt de bruinharige zich tot Cialan, tot zijn grote ergernis. 'Hoe is het om met Medow rond te hangen?' Ze probeert het zo onschuldig mogelijk te laten klinken, iets wat niet werkt.

Al helemaal niet bij Cialan.

Op zijn lip bijtend, draait hij zich weer om. Hij heeft hier geen zin in. Hij heeft geen zin om het over Medow te hebben. En hij heeft al helemaal geen zin om te praten met mensen die zeker weten met Artan omgaan.

Uiteindelijk moet hij het wel. De meiden zitten aan hem vastgeplakt, of zo voelt het tenminste. Zodra het geluid van de bel te horen is, staat Cialan op. Het tweetal doet hetzelfde en alsof ze niets anders te doen hebben, houden ze hem weer tegen, deze keer enkele passen buiten het lokaal.

'Het is gewoon een vraag,' begint de bruinharige te spreken. 'Het is dan wel beleefd om antwoord te geven. Of heeft je vriendje je nog geen manieren geleerd?' Met haar handen op haar heupen blokkeert ze de weg naar de trap, naar vrijheid.

Cialan rolt simpelweg met zijn ogen. Hoewel het hem moeite kost haar niet tegen te spreken, kan hij zijn opmerkingen binnen houden. Standvastig wil hij zich omdraaien, als hij dan het andere meisje opmerkt. Ze staat pal achter hem. Natuurlijk.

'Hebben jullie soms al gezoend?' en haar lippen bewegen zich alsof ze zich klaar maken de lucht te zoenen. Blijkbaar is het grappig, want beide meisjes beginnen hard te lachen.

Cialan heeft de energie niet om een hele discussie te starten. Waar zijn leraren als hij ze nodig heeft? Opnieuw doet hij een poging om weg te komen, die niet lukt.

Nog nalachend verandert de bruinharige van houding. 'Zou je hem niet graag willen zoenen?' en ze buigt te ver naar voren.

Gehaast stapt Cialan naar achter toe. Hij lijkt zijn evenwicht te verliezen, maar weet zich net op tijd vast te pakken aan een stoel. Met een dodelijke blik staat hij weer stevig in zijn schoenen. Hij houdt zijn lippen stijf op elkaar geklemd.

'Je praat normaal meer. Komt het omdat Artan er nu niet is?'

Nu komt de aap uit de mouw. Bij het horen van de naam, steekt Cialan alleen zijn middelvinger op. Het gebaar spreekt voor zich.

Lachend schudt het tweetal met hun hoofden. 'Kom op,' begint de ander, de blauwharige, te spreken. 'Je hoeft alleen te zeggen of jij en Medow al een stelletje zijn.'

'En hoezo dat? Zodat jullie mij nog meer kunnen irriteren en stalken?' De dreigende ondertoon van Cialan lijkt het tweetal even van hun stuk te brengen. Ze hebben duidelijk niet van Artan gehoord wat hij allemaal kan doen. Of Artan wil het er niet over hebben.

De bruinharige herpakt zich het snelst. Met een nieuwe houding haalt ze haar schouders op. 'Jullie kunnen toch gewoon een stelletje zijn. Jullie blijken namelijk beiden van jongens te houden.' Alweer die lach.

'Blijkbaar kunnen wij niet gewoon een stelletje zijn, want als we dat gewoon konden, dan zouden mensen zoals jullie en Artan ons niet lastig vallen met die irritante opmerkingen.'

Zijn luide woorden echoën na zodra hij de blauwharige opzij weet te duwen en op die manier richting de trap kan lopen. Voor het geval ze nog niet hebben begrepen dat hij klaar is met hen, steekt hij opnieuw zijn middelvinger op.

Tot zover zijn goede humeur.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top