6| FROM ROMANCE TO REALISM
______________________________
IS HET NIET vreemd hoe mensen met elkaar omgaan? Hoe ver ze kunnen gaan? Hoe achteloos ze anderen pijn kunnen doen, gewoon even niet aan anderen denken. Het zal niet gewoon moeten zijn. Het zal gewoon moeten zijn om aan anderen te denken. En toch gebeurt het niet.
Toch doet Artan het niet.
Natuurlijk weet ik dat ik niets anders had moeten verwachten. Hij is voorspelbaar geworden in de aantal dagen dat ik hem hen leren kennen. Ik heb geen idee of dat een goed of slecht iets is. Tot nu toe is het een slecht iets. Tot nu toe heb ik hier te boos gezeten, want Faolon heeft al gevraagd of ik rustiger aan kan doen.
Zal ik dat gewoon moeten vragen aan Artan?
'Hoe vaak heeft Artan en zijn groep je zo behandeld?'
Hij had moeilijk gekeken zodra de vraag mijn lippen had verlaten. Ze voelden leeg aan nu ik geen sigaret meer had om tussen hen in te laten hangen. Op een of andere manier wilde ik de afgunst in zijn ogen niet te zien krijgen. Niet nu. We hadden het over zijn problemen, niet over de mijne. En dus bleef ik naast hem lopen, luisterend naar de stilte die hij niet uit zichzelf bleek te breken. Hij praatte niet uit zichzelf had ik al snel opgemerkt. Of hij praatte niet uit zichzelf over zichzelf. Op die manier had hij mij gedwongen door te vragen. En door te vragen. En door te vragen.
Uiteindelijk hadden we de bibliotheek achter ons gelaten. Onopgemerkt begon hij te ontspannen. Zijn schouders zakten naar beneden en zijn ademhaling werd weer regelmatig. Als hij vond dat dat ik te vaak naar hem opkeek, liet hij het niet blijken. In plaats daarvan ontweek hij mijn meeste blikken door om zich heen te kijken. Alsof, zodra hij antwoord zou geven, mensen tevoorschijn kwamen om hem neer te slaan. Ze hadden toch geen reden nodig, slechts een geloofwaardig excuus.
'Als ik geluk heb, niet elke dag.' Zijn stem had zwak geklonken, gewoon zwak. 'Het ligt er meer aan wat ik doe in zijn buurt. Als ik huiswerk maak, moet ik die van hem ook maken, bijvoorbeeld.' Vervolgens had hij een hand door zijn haren gehaald, zodat het grootste plukje precies over zijn blauwe oog viel.
Ik liet de woorden tot mij doordringen. Het gebeurde allemaal erg langzaam omdat ik er nog niets op te zeggen had en hij er niet verder over wilde praten. Zwijgend liepen we door. Beiden wisten we waar we heen wilde gaan. Beiden wisten de weg. De straten werden rustiger. Auto's werden vervangen door bomen. Een enkeling was bezig met de hond uitlaten, die in het algemeen meer geïnteresseerd waren in hem dan in mij. Ik vond het prima.
Ik vond het prima omdat het hem liet glimlachen.
Schrijf ik teveel op? Nu ik hem beter ken, vallen details mij sneller op. En ik wil ze allemaal onthouden. Is dat vreemd?
Het is in ieder geval niet zo vreemd als doorvragen, ook al wist ik dat hij het er echt niet over wilde hebben. Maar ik wilde het erover hebben en dat was het probleem geweest. Nieuwsgierigheid.
Deze keer besloten we te zitten op een van de bankjes. Daar dienden ze immers voor. Met zijn handen op zijn knieën gedrukt, had hij nog steeds mijn blik ontweken. Lange mouwen had hij tot over zijn polsen heen getrokken, een ander detail dat ik wel moet opschrijven. Ik wil het onthouden. Ik wil het onthouden omdat ik ernaar wil vragen.
Ik vroeg nu echter naar iets anders. Roddels. Als we iets gemeen hadden, was dat er over ons geroddeld werd. Natuurlijk werd er ook over hem gepraat. Waarom niet? Blijkbaar had hij enkele dingen gedaan die het waard waren op die manier herinnerd te worden. Op die negatieve manier. Het maakt niet uit of het de waarheid was. Wat maakt het uit of die jongen van voetbal zijn been heeft gebroken, het maakt uit hoe. Wat maakt het uit hoe het meisje van Frans het ui had gemaakt met haar vriendje, het maakte uit waarom.
Wat maakt het uit?
Twijfelend had hij opgekeken. Voor even ontmoetten onze ogen elkaar, toen zuchtte hij een keer diep. 'Waarom wil je dat zo graag weten?'
'Zodat ik je beter leer kennen.' Het antwoord was mijn mond al uit voordat ik er langer over na kon denken. Het was dan wel de waarheid, ik had mij later afgevraagd of ik het wel als de waarheid uitsprak. Maar het was de waarheid. En er was meer te vertellen, woorden die ik in moest slikken zodra hij weer begon te praten.
Met een wenkbrauw opgetrokken, speelde hij met zijn te lange mouwen. 'Ik heb het liever niet over,' fluisterde hij haast en toch had hij vastbesloten geklonken. Hij zou zo moeten klinken tegen Artan. Tegen de mensen die hem onterecht in de grond stampen. Maar hij deed het naar mij toe.
Had ik ook iets verkeerd gedaan?
Voor even was ik stil geweest, mijzelf vertellend dat hij mij genoeg vertrouwde om hier en nu met mij te zitten. Het zou verkeerd zijn dat tegen hem te gebruiken. Aan de andere kant, als ik soms naar hem keek, zag ik nog steeds dat hij een antwoord wilde op een vraag die hij weken geleden had gesteld.
'Is het waar dat je een jongen hebt gezoend?'
Het was duidelijk in zijn blik te zien dat hij een antwoord wilde hebben. En ik wilde eveneens een antwoord hebben. Dus zei ik wat ieder ander zou zeggen.
'Vertel het mij wanneer je er klaar voor bent.'
Het waren zachte woorden, alhoewel ze niet op een zachte toon werden gezegd. Het verbaasde dan ook ons beiden dat ze een effect hadden. Een geweest effect, en dat was niet omdat hij direct begon te praten. Integendeel., hij speelde verder met zijn mouwen en bracht de eerder gevallen stilte terug om het pas na minuten, die aanvoelden als uren, te onderbreken.
'Ik heb gewoon met iemand gezoend.' Nu had hij weer zwak geklonken, breekbaar. Hij had het gezegd op een toon die vertelde dat hij wist dat hij zich ervoor moest schamen. Het was dan ook geen verrassing dat na die woorden een hele stroom met andere woorden volgde. Ik luisterde en ik zou zo alles kunnen vertellen, maar ik wil het niet doen. Het zijn zijn woorden, niet de mijne. En hij weet niet dat ik over hem schrijf.
Waar het op neer was gekomen, was dat hij een jongen had gezoend in de kleedkamer, toen schijnbaar iedereen weg was. Niet iedereen was weg. De jongen die hij had gezoend, was niet weg geweest. Het maakte niet uit wie die jongen was; hij was diegene die het iedereen zou vertellen. Wat wel uitmaakte, was hoe beiden zich hadden gedragen. Hoe lang ze hadden gezoend. Wat de uitgewisselde woorden waren geweest. Waar de klappen waren gegeven.
Uiteindelijk had hij verteld met wie hij had gezoend. Het had hem duidelijk moeite gekost, maar we hadden een belofte met elkaar gemaakt. We zouden alleen erover praten aks we er klaar voor waren.
Rick was de naam van de jongen. Gelijk toen hij het mij had verteld, zag ik Ricks gezicht voor mij. Hoewel hij niet zo erg was als Artan, ging hij wel met hem om. Of het al zo was voor de kus, wist ik niet. Er was zoveel dat ik niet wist en dat allemaal omdat ik er toen niet was.
'Rick?' had ik vragend herhaald. Ik had niet zo verrast willen klinken. Van alle mensen die hij had kunnen kussen, had hij voor Rick gekozen. Waarom?
'Hij leek aardig,' ging hij er snel tegenin.
En dat was mijn teken om de toon weg te houden. Om een sigaret te pakken en die op te steken, zijn blik te beantwoorden met een opgetrokken wenkbrauw. Onwillig had ik verder mijn mond gehouden, om mijn gedachtes de vrije loop te laten gaan. Hij en Rick. Op een of andere manier liet het een nare nasmaak achter in mijn mond.
Rick en Artan, dat liet echter een andere smaak achter. Het was logisch dat zij met elkaar omgingen. Beiden waren idioten. Beiden hielden ervan om anderen naar beneden te halen. Het was logisch dat ze elkaars gezelschap hadden opgezocht, altijd de leiders van de groep zijn. Het leek zo logisch. Het was dan ook logisch.
'Hij is vrienden met Artan toch, die Rick?' Het was een vraag waarop ik geen antwoord hoefde te krijgen. 'Wie zegt dat zij niet iets met elkaar hebben?' Het was niet bedoeld als een grapje, natuurlijk was het niet zo bedoeld. 'Het zou zoveel kunnen verklaren.'
Zijn lach galmde door de natuur heen en klonk luider, alsof Moeder Natuur haarzelf het ook grappig had gevonden. Het was een lach die ik nog steeds wil bewaren, zodat ik het telkens opnieuw kan horen. 'Rick is geen homo, eveneens Artan,' lachte hij nog na. Hij had zijn mouwen gelaten voor wat zij waren en bewoog in plaats daarvan dichter tegen mij aan.
Achteloos mijn schouders ophalend, liet ik het gebeuren. 'Misschien zij ze wel bi. Of pan. Weet jij veel.'
'Als zij dit horen, zit je echt diep in de problemen.'
Hij klonk oprecht bezorgd, een gevoel dat ik nog steeds niet kan begrijpen. Het was iet alsof ik Artan en Rick niet aankon. Hij had mij ze zelfs zien wegjagen zonder mijn vuisten te gebruiken. Alleen mijn woorden. En wat dreigementen.
Waarom klonk hij dan zo?
'Als zij dit horen,' had ik uiteindelijk op eenzelfde toon gezegd, intussen zijn richting op leunend, 'dan mogen zij zelf naar mij toe komen om het tegendeel te bewijzen.'
Er was een duidelijke blos op zijn wangen ontstaan nu wij zo dicht bij elkaar zaten. Toch duurde het enkele seconden voordat hij zich terugtrok. De twijfel was in zijn ogen te zien, die twijfeling of hij wel zo dicht bij mocht blijven zitten. Ik had moeten weten dat hij twijfelde over zoveel meer.
Soms is het moeilijk om erachter te komen wie iemand werkelijk is. Of je niet tegen een masker aan staat te praten. Of er geen leugens worden verteld zodat je nog bij iemand wil blijven. Een eerlijk persoon kan oneerlijk tegen zichzelf zijn, en volgens mij is dat wat er precies bij hem aan de hand is.
Natuurlijk had ik hierover niets gezegd. Ik kon het niet onder woorden brengen, wat moest ik hem vragen? Of hij wel eerlijk tegen mij was geweest? Hij hoeft het niet te doen, wat ik aanbiedt, is een luisterend oor en wat hij ermee doet, moet hij zelf weten. Ik wilde hem niet dwingen om alweer zoveel over zichzelf te praten. Hoewel de sfeer het nu wel zou toelaten, betwijfelde ik of hijzelf het lang zou volhouden.
Dus hadden we daar gezeten, op een bankje, starend naar de natuur die gewoon haar gang ging. Er kwamen vogels aanvliegen waarvan hij de namen opnoemden, alleen voor mij verstaanbaar. Af en toe liet hij zijn blik afdwalen naar het grasveld om vervolgens de namen van de bloemen te vertellen. Heel soms had ik hem over andere zaken horen mompelen. School. Vrienden en vijanden. Thuis.
Mij.
Volgens mij had ik het laatste niet mogen horen. Het waren gedachten die in zijn hoofd hadden moeten blijven, of in ieder geval dichtbij zijn hoofd. Maar zijn hoofd was dichterbij die van mij geweest. Hetzelfde gold voor de rest van zijn lichaam. Ik voelde zijn adem op mijn huid. Ik voelde hoe warm zijn lichaam was. Vooral in vergelijking met de mijne. Het had koud moeten zijn, vooral nu het later begon te worden, en toch zat hij daar, dunne jas open en over zijn schouders geslagen, alsof het een zomerse namiddag was.
'Heb je het niet koud?'
Het was een vraag die ik al had gesteld voordat ik erg in had. Niet dat ik het koud had – te koud –, maar zo af en toe kwam er een rilling die over mijn rug heen ging.
Uit zij dagdroom gehaald, haalde hij zijn schouders op, waardoor zijn jas nog verder afzakte. 'Zo koud is het niet. Heb jij het dan soms koud.'
'Nee.'
Daarna was de stilte weer gekomen. Ik had wel doorgehad dat mijn poging om een gesprek te starten, niet was gelukt. In plaats daarvan was ik in die stilte begonnen met toe te kijken hoe de dag vervangen werd door de avond. Hoe het langzaam donker begon te worden. Hoe hij alweer begon te fluisteren. Krekel. Misschien een uil. Hond. Krekel. Een andere vogel. Een andere hond. Een andere krekel. Vogel. Hond, krekel.
Hij.
Normaal zou het mij niet zo lang moeten duren. Ik zou gehoord moeten hebben hoe moeizaam hij adem begon te halen. Hoe zijn vingers aan zijn mouwen begonnen te trekken, het begon pas echt op te vallen toen hij energieloos zijn hoofd op mijn schouder liet rusten. Niet omdat hij zich had ontspannen. Hij was moe geworden. Vermoeid. Het mocht dan wel laat zijn, ik wist dat hij daarom niet moe was.
Alles was tot hem doorgedrongen Hoe lang hij al had moeten leven met Artan. Hoeveel stress hij had gekregen. Hoeveel dingen hij anders had kunnen doen. Elke roddel, elk verhaal, elke keuze, alles schoot voor hem voorbij en het enige wat ik kon doen, was toekijken.
Toekijken hoe de eerste tranen tevoorschijn kwamen, over zijn wangen rolden en op het gras vielen. Ik wilde iets voor hem betekenen, al had ik geen idee wat ik precies kon doen, voor enkele seconden had ik daar als een standbeeld naast hem gezeten. Totdat ik mij iets bedacht. Soepel pakte ik mijn tas om er een pak zakdoeken uit te halen. Mijn hand trilde zodra ik hem er eentje aanbood, die hij gelijk aanpakte om zijn gezicht te verbergen. Deze keer had ik er niets over gezegd. Ik had het gewoon laten gebeuren. Als hij zijn gezicht wilde verbergen, dan kon hij dat willen.
Misschien duurde het daarom niet zo lang voordat hij alles liet gaan. Zijn stem had getrild en woorden waren verloren gegaan door zijn gesnik. 'Ik verdien je gezelschap niet,' hoorde ik hem vertellen. Zijn gezicht was niet langer verborgen achter de zakdoek, maar achter mijn schouder. Het was tegenstrijdig met de woorden die hij had gezegd.
Met een wenkbrauw opgetrokken keek ik hem aan, of probeerde dat te doen. 'Waarom zit je hier dan zo dicht bij mij?' had ik hem grinnikend gevraagd. Niet dat het mij iets had uitgemaakt.
Zijn ogen waren wijd geworden. Hij wilde van mij vandaan gaan, alleen schudde ik kleintjes mijn hoofd. Hij had het mogen doen, al zag ik dat hij het eigenlijk niet wilde. Bewegingloos bleef hij naast mij zitten. 'Ik weet het niet. Ik weet het niet,' mompelde hij tegen het zwarte stof van mijn shirt.
'Waarom denk je dan dat je mij gezelschap niet verdient?' Ik begon zachter te praten, alsof iets of iemand ons aan het afluisteren was. Er was echter niemand te zien, waarschijnlijk zat iedereen thuis met hun avondeten, terwijl wij hier elkaar aan het ondervragen waren.
Lusteloos haalde hij zijn schouders op, zo onopvallend mogelijk probeerde hij zijn gezicht achter mijn haren te verbergen. 'Ik weet het niet.'
'Je wil het niet vertellen,' verbeterde ik hem. Natuurlijk kon ik het aan het verkeerde eind hebben. Er waren genoeg vragen waarop ik het antwoord oprecht niet wist. Het voelde echter alsof hij iets achterhield.
De waarheid.
Met grote, heldere hertenogen wierp hij een korte blik op mij. 'Je doet teveel dingen voor mij. Dingen die ik zelf ook kan doen.' Een diepe zucht volgde, de diepste die ik tot nu toe van hem had gehoord.
Ik had hem willen onderbreken, maar hij onderbrak mij. Luid en duidelijk.
'Ik bedoel, ik kan zelf ook tegen Artan zeggen dat het genoeg is of niet soms? En toch doe ik het niet. Maar ik zal het wel moeten doen. Ik ken mijn eigen grenzen beter dan jij doet. En toch doe jij het. Jij moet het doen.'
De tranen waren weer aan het doorbreken. Verslagen veegden hij ze ruw weg en drukte de zakdoek tegen zichzelf aan, alsof het een schild was dat hem zou beschermen tegen al het kwaad van de wereld.
Met mijn vingers spelend, gaf ik mijzelf de tijd om zijn woorden tot mij door te laten dringen. Hij had een punt. Verschillende punten zelfs. In principe zou hij stop kunnen zeggen, alleen deed hij het niet, had het tot zover ik wist ook niet gedaan. En waarom?
'Je bent bang.'
Die drie woorden waren het antwoord op zijn vraag. De reden waarom hij ervan overtuigd was geraakt dat hij mijn gezelschap niet verdiende. Hij was bang geworden. Bang voor Artan. Bang voor de gevolgen. Bang voor hetgeen dat ik wel over hem moest denken.
Wat denk ik eigenlijk van hem?
Er is zoveel wat ik van hem denk. Dan de manier waarop zijn haren om zijn gezicht heen vallen, abnormaal perfect is. Dat hij misschien dapper is omdat hij en hij alleen het slachtoffer van Artan is. Dat het moedig van hem is dat hij hier nog steeds is en niet is weggerend. Dat...
Toen ging mijn telefoon. Ik had de woorden gevonden en wilde ze vertellen zodat ik duidelijk kon maken dat zijn bange gedrag niet hetgeen was dat hem definieerde. Mijn oom besloot mij echter precies op dat moment te bellen. Ik had gezien hoe hij in elkaar was gekrompen zodra mijn mobiel afging. Het gesprek duurde niet lang; de reden waarom hij had gebeld, was snel duidelijk geworden.
Ik was te laat thuis gekomen.
En ik had hem verward alleen achtergelaten in het park dat geen echo's van mijn onuitgesproken gedachtes bevatten. Kon hij ze maar toch horen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top