22 | "CIALAN SMILES LIKE CIALAN DOESN'T CARE."


DE GESCHIEDENISTOETS IS inderdaad de dood van het tweetal geworden. Het gehele uur hebben ze gestaard naar de vragen om vervolgens antwoorden op te schrijven die nergens op sloegen. Jaartallen en namen zijn niet te vinden in hun hoofd, geen enkele oorlogen hebben een naam en landen bestaan al helemaal niet, slechts de gedachte dat ze deze toets moesten halen.

Uiteindelijk moesten ze wel het lokaal verlaten. Het geluid van de bel, dat normaal een bevrijding was, was nu hun ergste nachtmerrie geweest dat hen verschrikt uit hun concentratie had gehaald. Zuchtend had Cialan zijn stoel naar achter geschoven en zijn pen neergelegd. Een blik richting de andere kant van het lokaal en het was duidelijk dat ook Medow geen succes had gehad. De jongen haalde een hand door zijn warrige haren heen voordat hij zijn blik verslagen beantwoordde.

Ze hadden de keuze een toets te herkansen en zo te zien zou het deze worden.

Tenminste, dat hadden ze toen gedacht.

'Dat ging niet goed,' mompelt Medow luid genoeg wanneer ze het klaslokaal uit zijn gelopen. Met zijn handen diep in de zakken van zijn ietwat te kleurrijke jasje schudt hij zijn hoofd. 'Nog even en ik ben nog blij te maken met een vier.'

Grinnikend probeert Cialan zijn pas bij te houden. 'Gelukkig is dit de laatste voor deze week. Nu er een weekend tussen zit, kunnen we nog meer leren,' en hij haalt zijn schouders energieloos op. Om eerlijk te zijn, is de uitslag van deze toets wel zijn laatste zorg. Als hij een herkansing moest maken, dan moest het maar gebeuren.

'Denk je echt dat iemand in het weekend gaat leren?' en verbaasd kijkt Medow naar hem op. Niet voor lang, want op een of andere manier kan hij gewoon niet lang naar hem kijken. Zijn groene blik gaat dan ook terug naar de vloer, oplettend waar hij zijn voeten neerzet sinds het steeds drukker begint te worden naarmate zij de trap naderen.

Op zijn beurt van zijn stuk gebracht mompelt Cialan een 'je weet maar nooit'. Alleen wist hij het wel en dat was dat hij het weekend niet constant lerend zou doorbrengen, waarschijnlijk zou hij wat verloren uit het raam staren, met een sigaret in zijn handen en het feit negerend dat de gehele kamer zal stinken en het zeker opgemerkt zal worden door zijn tweelingbroer of zelfs door zijn oom, het laatste waar hij op zit te wachten.

Hij zou de energie niet hebben om een discussie te voeren, gelukkig. Zelfs Faolon was gestrest geraakt door de gedachte aan elke dag een toets maken, en de jongen laat amper zulke emoties zien.

'Wat is de volgende toets eigenlijk op het rooster?' hoort hij Medow vragen terwijl hij zijn jas uit zijn locker haalt. Het geluid van een bos sleutels, laat Cialan gehaast opkijken. 'Ik dacht wiskunde,' antwoord hij, en voor de zekerheid haalt hij zijn mobiel uit zijn zak om tot de ontdekking te komen dat hij gelijk heeft.

De ander moet zijn veranderde gezichtsuitdrukking hebben opgevangen, anders zou hij niet een hand op zijn schouder hebben gelegd. 'Het komt wel goed. Dat heb je net zelf nog gezegd.'

Misschien is het de glimlach geweest. Of het feit dat zijn eigen woorden tegen hem worden gebruikt. Maar ergens haalt Cialan een glimlach vandaan die zijn antwoord vormt. Zo snel hij echter glimlacht, zo snel verdwijnt hij weer zodra hij zich realiseert wat hij aan het doen is. Of wat ze beiden aan het doen zijn, eigenlijk.

Het zijn de vervloekte foto's die hem zo laten denken, dat weet hij zeker. Ze laten hem niet met rust: elke dag als hij weer het lef en de energie heeft om online te komen, ziet hij ze langskomen. De ene keer wordt hij erin getagd, de andere keer zit zijn inbox vol met mensen die niets anders dan zinloze haatberichten kunnen verzinnen. Het is tenminste makkelijk om dezelfde mensen te blokkeren, maar zo makkelijk is het niet om ze te vergeten.

En hij weet zeker dat Medow ze ook krijgt.

Toch heeft hij het lef nog niet gevonden om erover te beginnen, ergens wetend dat het hem emotioneel gaat maken. Iets dat hij niet mee wil maken, en al helemaal niet tijdens deze verschrikkelijke week waar alle emoties al worden getest.

Dus blijft hij daar staan, wat onhandig sinds Medow naast hem nog steeds bezig is met zijn jas aandoen.

'Lukt het een beetje?' Hij kan het niet laten een opmerking erover te maken, een die zijn gezel vlug op laat kijken. Alsof de woorden magie zijn, krijgt hij het eindelijk voor mekaar en triomfantelijk haalt hij de sleutels uit zijn zak, een teken dat ze weer in beweging kunnen komen, richting het park.

Het wiskundeboek weegt zwaar in Cialans tas en blijft zo voelen als het op zijn schoot belandt. Zijn gedachtes bevinden zich heel ergens anders, in een tijd waarin alle toetsen voorbij zijn en hij zonder schoolspullen om hem heen kan zitten in het park. Gewoon alleen met Medow, niet met tienduizend gestudeerde woorden tussen hen in hangend.

Maar wat kan hij eraan doen? Ze zullen nooit alleen zijn, zelfs als ze een andere plek opzoeken. Iemand die toevallig in de buurt zou zijn, zou het snel genoeg doorvertellen, zodat ze weer een andere ruimte op moeten zoeken. Cialan heeft alle blikken wel gezien, alle fluisteringen wel gehoord. Hij is niet blind en zeker niet doof.

Het moeilijkste aan alles zien en horen is zich in houden, vooral als hij helemaal alleen is. Af en toe heeft Medow wel een hand op zijn schouder gelegd en gefluisterd dat ze zich om gingen draaien om weg te lopen. Natuurlijk deed hij dat dan, het laatste wat hij wilde, was dat een andere leraar zich zou bemoeien met een gevecht zodat hij bij de directeur belandde. Voor zijn gevoel balanceert hij al op het randje; eraf vallen kan hij zichzelf niet aandoen.

'Waarom kijk je zo moeilijk?' hoort hij Medow naast hem vragen. Hij klinkt verdacht dichtbij. Iets dat ook de waarheid blijkt te zijn als hij opkijkt en twee ogen direct aan kan kijken.

Gehaast leunt hij terug naar achteren toe. 'Wiskunde is gewoon mijn ding niet,' zegt hij afwezig terug. 'En het voelt alsof mijn brein al op is gebrand.'

Zachtjes grinnikend leunt de andere jongen eveneens terug naar achteren toe. Zijn vingers glijden over zijn eigen wiskundeboek heen, alsof hij op die manier dezelfde informatie kan onthouden. 'Ik kan kijken of ik je ergens mee kan helpen. Als je dat wil, natuurlijk,' vertelt hij er vlug achteraan wanneer hij Cialans betwijfelde blik opvangt.

Toch knikt de ander. Het is iets wat hem mogelijk kan helpen, iets dat een verschil kan maken. Of Medow meer weet dan hem, heeft hij nooit geweten; cijfers zijn hun gespreksonderwerp zeldzaam. Waar ze over praten, is voor hem een even groot raadsel als waarom hij in godsnaam blijft staren naar Medows vingers en zich niet kan concentreren op zijn stem, alleen maar kan hopen dat hij niet stopt met praten, gewoon door blijft gaan totdat hij tenminste iets kan begrijpen van die vervloekte cijfers en formules.

Cialan heeft niets begrepen van al die vervloekte cijfers en formules. De eerste tien minuten zat hij daar, met een potlood in de ene hand en een pen in de ander. Het feit dat hij trilde, had hij moeilijk kunnen negeren. De vragen waren wazig voor zijn ogen geworden en bleven het gehele uur wazig, zelfs na een paar hevig geknipperd te hebben. Woorden drongen niet tot hem door, hadden geen betekenis meer gehad. Zinnen al helemaal niet, hij kon ze niet onthouden, waardoor er al veel tijd verloren ging aan de vraag minstens drie keer opnieuw lezen. Alle formules die hij het gehele weekend had opgeschreven, waren uit zijn hoofd gevlogen en er was niets geweest wat hij eraan kon doen.

Het was het langste uur ooit geweest.

Uiteindelijk had hij wel wat op kunnen schrijven. Hij moest wel. Halve formules en berekeningen zonder een conclusie en antwoord hadden hem uitdagend aangekeken, alsof ze wisten dat ze niets anders waard waren dan een dikke onvoldoende.

Iets wat hij echt niet kon hebben. Niet dat zijn cijfers zo laag waren dat over gaan geen optie was, hij stond gewoon laag voor wiskunde en niets leek te helpen.

Een black out krijgen helpt natuurlijk dan al helemaal niet, verdomme.

Een paar keer haalt Cialan diep adem en laat de lucht weer ontsnappen. Zodra de bel door de klas heen klinkt, schuift hij snel zijn stoel naar achter en ruimt alles weer op. Nog een keer kijkt hij naar de verzameling papieren die gevuld staan met onzin, vervolgens haalt hij zijn schouders op en loopt met de groep mee, het lokaal uit. Hij zal niet de enige zijn die deze toets zeker moet herkansen, te zien aan de vermoeide gezichten van zijn medemensen.

De enige die minder moe eruit ziet, is Medow, die zijn mond opendoet wanneer Cialan zijn kant op loopt. Bij het zien van zijn alles behalve ontspannen houding sluit hij zijn mond echter weer. 'Je kan het altijd herkansen,' praat hij zachtjes, een stem die amper boven de geluiden van een pauze te horen zijn, maar nog steeds bemoedigend klinkt.

Verslagen haalt Cialan een hand door zijn haren. 'Ik zie wel hoe erg het is.'

Knikkend loopt de bruinharige weer richting zijn locker toe. Deze keer is hij zo slim geweest zijn sleutels los in de locker te gooien, waardoor hij ze als eerst eruit haalt en aan Cialan geeft. 'Had je soms weer een black out?' vraagt hij, hem kort aankijkend. Er is geen nieuwsgierigheid in de blik te vinden, hij lijkt zich eerder zorgen te maken. Waarschijnlijk weet hij dat de laatste keer dat de ander zich zo voelde maanden geleden was. Dan wel voor hetzelfde vak, waar hij toen nog slechter voor stond, wat zeker aan de stress bij had gedragen.

Nu had hij zich simpelweg klote gevoeld. Paniek had zijn lichaam overgenomen om het enkele seconden geleden weer terug te geven. Gelukkig maar, daar niet van.

'Het is-' Cialan onderbreekt zichzelf als Medow zijn sleutels terug pakt. Het korte gevoel van zijn huid op de zijne laat hem uit het niets met zijn hoofd schudden. 'Het is lang geleden sinds ik zo'n erge heb gehad,' kan hij na enkele minuten eerlijk bekennen. Met zijn handen in elkaar gevouwen loopt hij achter de jongen aan, het schoolplein op. 'Ik bedoel, ik zag letterlijk niets. Heb wat halfgare cijfers opgeschreven en toen ging de bel alweer, dus dat was een groot succes geweest.' Een sarcastische lach glipt tussen zijn lippen door voordat hij er erg in heeft. Zuchtend sluit hij zijn lippen weer op elkaar en speelt in plaats daarvan met zijn vingers die nerveus heen en weer bewegen, om elkaar heen draaiend, elkaar net niet aanrakend.

Fronsend staart Medow de gehele weg naar het park naar de handelingen. Als hij er iets over wil zeggen, dan houdt hij zich in, te merken aan hoe hij zichzelf probeert af te leiden door te praten. 'Dingen gebeuren, Cialan, daar kan je niets aan doen, dus je moet niet te hard tegen jezelf zijn, oké?' Langzaam doet hij weer een poging om een hand op zijn schouder te leggen, alleen houdt hij zichzelf tegen.

Waarom, is Cialan niet duidelijk. Hij gaf er niet zoveel aandacht aan, laat de gedachte dat hij een aanraking mis loopt over zich heen gaan. 'Ik ben niet te hard op mijzelf, ik zeg gewoon dat het beter had kunnen gaan als ik geen black out had gekregen, zo moeilijk is dat niet om te begrijpen?'

Voor kort staat Medow stil. Zijn nadenkgezicht komt opdagen; zachtjes op zijn lip bijtend, een ondiepe frons op zijn voorhoofd, wazige blik in zijn ogen alsof hij zijn best moet doen om op aarde te blijven.

Dan schudt hij zijn hoofd eens goed en loopt alweer door. 'Het is niet moeilijk te begrijpen, het is gewoon- wees niet te hard op jezelf. Je kon er niets aan doen, dat is alles.' Het klinkt niet alsof het alles is, een detail dat Cialan zijn mond laat openen om vervolgens even snel weer dicht te doen.

'Ik weet het,' mompelt hij uiteindelijk wel terug, geen energie hebbend om er een discussie over te houden. Het laatste wat hij wil, is Medow nog meer stress bezorgen. De jongen ziet al sinds hij hem heeft gezien bleker dan normaal, met wallen onder zijn ogen en een halve grijns standaard op zijn gezicht, zodat hij de rest van de wereld kan laten zien dat hij totaal niet gestrest is. Helemaal niet. Al geeft hij duidelijk het gevoel dat hij tot 's avonds laat aan zijn bureau zit, voorover gebogen over een boek, al tegen zichzelf pratend om woorden en zinnen zijn hersenen in te stampen.

Zo stil mogelijk gaat Medow tegen de boom aan zitten en strekt zijn benen uit. 'Dat is al een begin,' prevelt hij, zijn ogen sluitend.

'Moet je-' maar Cialan onderbreekt zichzelf voor de tweede keer als hij zich realiseert dat ze niet meer hoeven te leren. De toetsweek is voorbij, een feit dat hem voor even is ontglipt. Niet dat het de paniek geheel weg zou nemen, dat zou pas verdwijnen wanneer alle cijfers bekend zijn gemaakt.

Voor nu kan hij echter eveneens naar achteren leunen en zijn ogen sluiten, iets wat hij pas doet nadat hij misschien iets te lang heeft gestaard naar de ander. Hij moet het wel doen. De manier waarop zijn ogen bijna helemaal gesloten zijn, of zijn lippen niet helemaal gesloten zijn. Hoe zijn handen elkaar bijna aanraken op zijn schoot, zijn ademhaling net niet een normaal tempo is. Hoe zijn haren bijna over zijn ogen heen hangen, hoe zijn kleding net niet bij elkaar passen. Alles is het net niet. Waarom is hem niet bekend, maar wat hem wel bekend is, is dat het eigenaardig voelt, irritante steken achterlaat, hem niets anders laat voelen dan verlangen waar hij zijn vinger niet op kan leggen, of niet op wil leggen.

In plaats daarvan sluit hij zijn eigen ogen.

Medow is nog steeds Cialans uitzicht, omringd door duisternis dat teveel kleuren kent. Hij weet zeker dat hij niet aan het dromen is, zijn dromen hebben er nooit zo uitgezien. Toch voelt het als een droom, een die geen verandering kent, bestaat uit een beeld, een gedachtegang die hij wel moet bewandelen wil hij iets anders zien.

Wil hij iets anders zien?

Bedenkelijk blijft het beeld hetzelfde. De jongen knippert niet eens, staat daar maar, om vervolgens zijn kant op te lopen. Zonder waarschuwing grijpt hij hem bij de schouders vast en schudt hem ruw door elkaar heen, terwijl hij zijn mond opent en...

'Cialan!'

Semi geschrokken opent de zwartharige zijn ogen gelijk. Het felle zonlicht is het eerste wat hem begroet, daarna wordt het geblokkeerd door een bekend gestalte. 'Ik dacht dat je in slaap was gevallen. Sorry,' en Medow leunt terug naar achteren toe, waardoor de zon hem weer verblind.

Ongemakkelijk hijst Cialan zichzelf overeind. Zijn rug doet slechts voor een paar seconden pijn, wat genoeg is om hem zacht te laten vloeken. 'Nu ben ik wakker, denk ik,' zegt hij met niet teveel energie. De kans is groot dat hij inderdaad in slaap was gevallen, of in ieder geval dichtbij die actie was geweest. Zo voelt het wel tenminste. De wereld is nep en ongeloofwaardig en hij bevindt zich er middenin met iemand die te echt lijkt en hem doet geloven in alles.

Als hij een leugen is, dan is Medow zeker de waarheid.

Waarom moet hij nou weer zo over iemand denken?

Om zijn gedachtes wat onder controle te houden, wendt Cialan zijn ogen af richting het park. Het is leger dan normaal, het weer is ook niet perfect om het te wagen buiten te zitten. Wolken hebben zich boven hen verzameld om duidelijk te maken dat regen een kwestie van tijd is. Niet dat het hen iets uit zou maken, er zijn geen boeken meer die opengeslagen liggen en inkt dat door druppels onleesbaar wordt.

School zijn zijn zorgen niet meer. Niet voor vandaag, dan. Het zullen zijn zorgen worden zodra er iemand weer over begint, en dat iemand zal waarschijnlijk zijn tweelingbroer zelf zijn.

Voor nu wil Cialan er niet aan denken, er is teveel waar hij niet aan wil denken. Reikend naar het voorvakje van zijn tas voor een pakje sigaretten.

Zijn pols wordt vlug vastgepakt om zijn hand er van weg te houden.

'Je zou stoppen,' merkt Medow haast smekend op. 'En anders moet je nu echt gaan stoppen.' Plan om zijn pols los te laten lijkt hij niet te hebben, waardoor hij oncomfortabel dichtbij naar hem toe leunt, neuzen bijna elkaar aanrakend.

Met een harde ruk bevrijdt Cialan zich. Het is niet onvriendelijk bedoeld, eerder ongeduldig, wat het niet beter maakt, dat weet hij zeker. 'Prima, dan niet.'

'Goed zo.'

Met een wenkbrauw verbaasd opgetrokken kijkt Cialan naar hem op, een blik in zijn ogen hebbend die de ander uitdagend beantwoord. 'Heb je ooit wel een sigaret opgestoken?' Hij kan het niet laten de vraag eens te stellen. Al sinds de jongen het lef ergens vandaan heeft gehaald, is de vraag in zijn hoofd te vinden. Twijfelend wendt Medow zijn blik af. 'Waag het niet,' glimlacht hij onopvallend, alsof de rest van de wereld niet mag zien hoe zijn medemens plagend het pak uit zijn tas haalt om hem er een aan te bieden, het snel weer terugtrekkend wanneer hij ook die probeert weg te slaan. Het gaat even zo door, totdat de bruinharige iets te snel is en met een sigaret tussen zijn vingers zit, een blik in zijn ogen hebbend die als een kopie van doe van Cialan is. Met een grijns op zijn gezicht doet hij alsof hij gaat roken, intussen zeggend met de meest imperfecte impressie van zijn stem: 'ik ben Cialan Vertus en ik blijf maar doorroken.'

Het zou niet zo grappig moeten zijn.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top