19 | "THE ONLY THING STOPPING ME IS ME."

HET LOKAAL RUIKT sterk naar de koffie van mevrouw van Dam. De oudere, zwartharige vrouw heeft haar handen om het kopje geslagen en staart Cialan bedenkelijk aan. Haar bruine ogen hebben nergens anders heen gekeken sinds het moment dat de jongen zijn mond heeft opengedaan. Hetzelfde geldt voor haar mond; zwijgend heeft ze naar hem geluisterd, alsof ze het nog niet van Medow heeft gehoord.

Enkele dagen geleden had hijzelf Medow nog gesproken. Zenuwachtig was hij zijn kant op gekomen om te melden dat hij met hun mentor, mevrouw van Dam, had gesproken, zoals hij al eerder bekend had gemaakt. Het gesprek was goed gegaan. Tenminste, dat had hij gezegd. Zijn houding had echter iets heel anders laten zien.

Cialan had er maar geen opmerking over gemaakt. In plaats daarvan had hij geluisterd naar wat de ander allemaal had verteld, zich intussen afvragend of hij echt zoveel had moeten vertellen. Medow leek het niets uit te maken. Het enige wat hij wilde, was dat de gehele situatie serieus werd genomen, zodat er iets aan gedaan kon worden.

En dat Cialan ging praten.

Eerst had hij nog tegengestribbeld. Voor de zoveelste keer had hij gezegd dat het niets zal helpen. Het waren woorden die hun kracht na zoveel herhaling hadden verloren en dus wilde Medow ze niet eens horen. 'Je gaat met haar spreken,' had hij niet te dwingend gemeld. 'Desnoods loop ik met je mee, maar het is echt beter als wij hen hun werk laten doen. En dat jij stopt met vuur met meer vuur bestrijden.'

Cialan had daar niets meer op in kunnen brengen. Met zijn handen diep in zijn zakken verborgen, heeft hij achter Medow aangelopen, richting het lokaal van hun mentor. De jongen had erop gestaan mee te lopen, alsof hij de ander niet vertrouwt.

Hij neemt het hem niet kwalijk.

Hij neemt mevrouw van Dam echter wel veel kwalijk.

Voor de zoveelste keer heeft Cialan al uitgelegd wat de situatie is. Dat Artan Medow nooit met rust heeft gelaten. Dat er talloze gevechten erdoor zijn ontstaan. Dat ze foto's van hen maken zodra ze samenkomen. Dat ze deze foto's dan ook nog tegen hun wil in online zetten. En dat zij er niets meer aan kunnen doen. Niets nieuws tenminste.

Met gefronste wenkbrauwen blijft de vrouw hem aankijken. De vragende blik die ze hem geeft zegt genoeg. Haar volgende woorden verbazen hem dan ook niets. 'En wat wil je dat er tegen gedaan wordt?'

Medow heeft hem al verteld dat ze dat zou vragen. Het is wat anderen standaard vragen zodra er een probleem aan hen bekend wordt gemaakt. De jongen heeft eveneens zijn antwoord met hem gedeeld, gewoon om uit te zoeken of ze op een lijn zitten.

De woorden verlaten Cialans mond zonder dat hij het opmerkt. Het zijn niet precies dezelfde woorden, dat zou ze gelijk opmerken. Maar ze komen op hetzelfde neer; ze zijn het zat om alles zelf op te moeten lossen omdat niemand zich ermee wil bemoeien, te bang zijn dat zij er ook verstrikt in raken.

Onzin, als het aan Cialan ligt. Alleen kent hij mensen langer dan vandaag, en zo ook hun manier van denken en doen.

Mevrouw van Dam lijkt niet anders te zijn. De frons op haar voorhoofd wordt dieper en eindelijk opent ze haar mond. 'Het lijkt allemaal te gebeuren wanneer jullie op die open plek zijn. De foto's tenminste.' Ze denkt hardop, langzame woorden verlaten haar mond. 'En naar een andere plek gaan zal niet helpen?'

Waarom stelt iedereen die vraag?

Diep haalt Cialan adem. Hij voelt zijn woede omhoog komen, herinnert zich wat Medow heeft gezegd en zucht dan. 'Het is het gedrag van Artan en zijn vriendengroep dat het probleem is, niet dat ik en Medow telkens op dezelfde plek zitten.'

'En dus wil je dat wij daar iets tegen doen? Zoals wat?'

Hij kan niet begrijpen hoe Medow hier geduldig heeft kunnen zitten luisteren naar vragen zoals deze. Hoe hij keer op keer heeft uitgelegd wat hij al heeft gedaan. Hoe hij de situatie zou willen zien. Hoe moeilijk is het om te begrijpen dat iemands leven al weken, zo niet maanden, zuur wordt gemaakt? En dat er niets aan gedaan kan worden door de persoon zelf? Het is altijd te makkelijk geweest de schouders op te halen en door te gaan.

De ergernis moet van Cialans gezicht af te lezen zijn, want mevrouw van Dam wendt haar blik van hem af naar haar kopje koffie. 'Het enigste wat we op dit moment kunnen doen, is een gesprek aangaan met Artan en misschien zijn ouders erbij. Hetzelfde geldt voor zijn vrienden dan, natuurlijk.' Eindelijk kijkt ze weer op, een blik die duidelijk moet maken dat ze het ook niet meer zou willen doen.

'Hetzelf de heb ik ook tegen Medow gezegd en hij leek er blij mee te zijn.'

Medow is met alles blij, denkt Cialan er gelijk achteraan, maar dat laat hij niet blijken. In plaats daarvan knikt hij een paar keer, doet alsof hij tijd nodig heeft de woorden tot hem door te laten dringen. 'Bedankt,' mompelt hij nog, sinds hij zijn normale stem niet vertrouwd.

De vrouw kijkt hem na, nadat ze heeft gemeld dat hij nog altijd met de vertrouwenspersoon kan praten. Alweer knikt hij. Er is niet veel anders dat hij kan doen, zichzelf vertrouwt te doen.

Dat blijkt wel wanneer hij op de gang staat, alleen, sinds hij na school hierheen moest komen. Nu zijn gedachtes de vrije loop kunnen gaan, bedenkt hij zich dat het allemaal tijdverspilling is. Het is alleen maar praten en dan? Wat er vervolgens zal gebeuren, is allemaal buiten bereik. En dat is een van de vele zaken waar hij niet tegen kan. Hij wil er niet aan denken, of tenminste er op eenzelfde manier over denken als Medow. Positief. Er vertrouwen in hebbend. Het zo makkelijk los te kunnen laten.

Alsof Medow zijn wens kon aanvoelen, hoort Cialan zijn mobiel afgaan. Zuchtend leunt hij tegen de dichtstbijzijnde muur aan en neemt zijn mobiel op.

De bekende stem dringt gelijk tot hem door. Het was een fout om hem eindelijk zijn nummer te geven, want sinds dat moment is hij niet gestopt met hem bellen. Het zou Cialan wat uit moeten maken, maar op een of andere manier kan hij dat niet.

'Is alles goed gegaan?' Zonder omwegen, zoals hij ook al heeft verwacht. De ongeduldigheid is zelfs uit zijn stem te halen.

Energieloos haalt Cialan zijn schouders op, totdat hij zich realiseert dat Medow het niet kan zien. 'Het is gegaan zoals ik had verwacht, als je dat bedoelt,' mompelt hij luid genoeg om zijn ergernis te laten merken. Het is te moeilijk om het allemaal te bedwingen, merkt hij al snel op. Zijn voetstappen zijn veel te luid, zijn houding is stijf en het zal hem niets verbazen als zijn mobiel straks uit elkaar valt sinds zijn grip er zo stevig op is.

Nu is hij blij dat de ander hem niet kan zien.

Aan de andere kant van de lijn klinkt er een korte lach. 'Dat klinkt positief.'

'Ze heeft hetzelfde gezegd. Praten met Artan en zo. En dat ik altijd naar de vertrouwenspersoon kan gaan.' Hij probeert zo neutraal mogelijk te klinken, al is van mijlenver te horen dat hij dat niet is, zelfs voor Medow.

De laatste keer dat hij de jongen heeft gezien, had hij eindelijk gehoorapparaten gekregen. 'Het maakt bellen wat moeilijker,' had hij er nog bij gemeld, al belt hij vaak genoeg alsof hij het tegendeel wil bewijzen. Toch heeft Cialan daarover zelf niets gezegd. Hij weet hoe de ander erover denkt en hij weet hoe irritant hij de apparaten al vindt.

'Heb jij gepraat met de vertrouwenspersoon?' vraagt de zwartharige ietwat aarzelend. Hij ziet Medow er wel voor aan het te doen, maar aan de andere kant zou hij dat gemeld hebben.

Aan de andere kant van de lijn klinkt het getik van een pen. 'Ik ga dat overmorgen doen. Past beter in de planning. We kunnen samen gaan, als je wil?'

Alsof het een date is, bedacht Cialan zich pas op weg naar huis, nadat hij er blindelings mee ingestemd heeft.

________________________________

De spanning van de toetsweek hangt om het tweetal heen. Hoewel het nog een week is voor dat het begint, ontsnapt de gedachte aan die hel niet uit hun hoofd. integendeel, ze blijven naar hun opengeslagen boeken staren, alsof dat ervoor zorgt dat informatie wordt opgeslagen.

Natuurlijk is dat niet het geval. En natuurlijk is dat niet het enige waar het tweetal aan denkt.

Voordat ze besloten hadden hun tussenuur samen door te brengen, hadden ze zich bedacht dat ze vandaag ook met de vertrouwenspersoon moesten praten. Beiden kijken er niet naar uit. De een omdat die al zo vaak zijn verhaal heeft gedaan, de ander omdat hij er geen vertrouwen in heeft.

Voor de zoveelste keer heeft Cialan zijn samenvatting over geschiedenis met Medow doorgenomen. De jongen heeft zijn eigen samenvatting ernaast gelegd om al snel tot de conclusie te komen dat er niets van klopt. Zuchtend heeft hij de papieren weer opgeborgen, om Cialans papieren nu door te nemen. De frons op zijn voorhoofd verdwijnt echter zodra hij Cialans gestaar opmerkt en wordt vervangen door een paar rode wangen.

'Het gaat wel goed komen,' fluistert Cialan.

Te zien aan Medows blik weet hij niet of hij doelt op de toetsweek of het gesprek dat ze straks moeten houden.

Hij weet het zelf niet eens.

Dus wendt hij zijn blik van zijn medemens af en geeft zijn aandacht aan het aardrijkskundeboek dat vlak voor hem ligt. De twijfels of hijzelf de toetsweek wel haalt, komt in hem op. Zoals altijd heeft hij al berekend wat voor cijfers hij moet halen en zoals altijd geeft dat hem niet veel moed. Misschien moet hij eindelijk eens zijn best doen.

Met zijn handen in zijn haren verstopt, blijft hij net zolang naar de tekst staren totdat de bel gaat. De wegen van de twee jongens scheiden, sinds ze allebei een andere les hebben.

Hun wegen komen na een uur pas weer bij elkaar, wanneer ze beiden richting de blauwe deur lopen. Medows ogen lichten op, dat is een detail die al van veraf te zien is. Glimlachend legt hij een hand op Cialans schouder en kijkt hem veelbetekenend aan; een blik die duidelijk zal moeten maken dat hij blij is de ander hier toch te zien. Wat energieloos beantwoordt Cialan het gebaar door zijn hand van zijn schouder af te halen en richting de deur te knikken.

Geen van beiden maakt echter aanstalten op de deur te kloppen.

'Denk je dat dit gaat helpen?' Cialan kan het niet laten de vraag uit zijn mond te laten komen. Hij heeft wel door welke invloed de woorden hebben op Medow, die de neiging moet onderdrukken om met zijn ogen te rollen. 'Hoe vaak ga je dat nog vragen?' grinnikt hij.

'Net zo lang totdat je op de deur klopt.'

Deze keer rolt de jongen wel met zijn ogen. Zijn hand beweegt wat richting de deur, al is er een aarzeling in het gebaar te merken, die Cialan vragend een wenkbrauw laat optrekken. 'Ben je soms bang?' probeert de zwartharige op een open toon te praten.

De diepe zucht van Medow zegt genoeg. En anders doet zijn trillende hand het wel. 'Ik denk het,' weet hij nog verstaanbaar uit te brengen. Dan haalt hij zijn andere hand door zijn warrige haren. 'Ik ben niet bang om erover te praten. Ik heb dat al zo vaak gedaan dat ik de woorden nu wel weet. Ik ben eerder bang voor wat die woorden voor gevolgen hebben. Hoe snel Artan en zijn vrienden erachter gaan komen dat we hulp van anderen hebben ingeschakeld. Ik bedoel, ze moeten op gesprek komen, dan weten ze al helemaal dat we hierachter zitten. En dan, dan-'

Zijn zorgen worden onderbroken door de deur die open wordt gedaan. Een jonge, blonde vrouw neemt het tweetal met een heldere glimlach in haar op, totdat ze haar mond open doet. 'Jullie komen voor het gesprek, toch? Ik wilde net gaan kijken of jullie er nog aan kwamen, maar zo te zien hebben jullie het gevonden.'

Na die woorden gebaart ze naar binnen, al lijkt ze wel na te denken. 'Misschien,' vervolgt ze op een langzamer tempo, 'is het beter dat ik jullie een voor een spreek. Ik heb begrepen dat de situatie betrekking heeft op jullie allebei, maar toch zal ik het verstandiger vinden individuele gesprekken te houden.' Ze glimlachte daarna weer, alsof dat de woorden verzacht.

Twijfeling schiet over Medows gezicht heen, iets dat alleen zichtbaar blijkt te zijn voor Cialan. Hij blijft stil, totdat de ander hem aantikt en gebaart dat hij als eerste naar binnen kan gaan. Het is beter als Medow snel van zijn zenuwen af is en gewoon adem kan halen.

'Weet je het zeker? Gaat je oom-' probeert de bruinharige eronderuit te komen, een poging die vlug aan een einde wordt gebracht door Cialan die simpelweg met zijn hoofd schudt. Wat zijn oom gaat denken zijn zijn laatste zorgen op dit moment.

Voor kort kijkt Medow hem aan; zonder woorden maakt hij duidelijk dat hij zich alsnog zorgen over gaat maken. De blik verdwijnt echter zodra de vrouw hem naar binnen begeleidt en de deur achter haar sluit.

Met een zucht besluit Cialan te wachten, al tegen de muur aanleunend. Hij kan niet horen wat er gezegd wordt, al vraagt hij zich af of hij het wel wil weten. Waarschijnlijk zal het gesprek gaan zoals elk gesprek gaat; praten en vervolgens niets doen.

Wat kan er gedaan worden? hoort hij zichzelf denken, een gedachte die even snel weer verdwijnt. Er is genoeg dat gedaan kan worden. Er wordt alleen niets gedaan, en dat is het probleem.

Zacht schudt hij zijn hoofd. Voor nu wil hij zijn hoofd er niet over breken. In plaats daarvan richt hij zijn aandacht weer op zijn mobiel om zijn oom een bericht te sturen. Hij hoeft niet naar het antwoord te kijken om te weten dat hij toch geërgerd zal zijn. Misschien had hij toch niet moeten zeggen dat hij vroeg uit zal zijn sinds het tegendeel wordt bewezen.

Om de tijd sneller voorbij te laten gaan, doet Cialan zijn oortjes in en luistert naar de muziek. Onwillig moet hij denken aan de muzieklijst die hij voor Medow heeft gemaakt. Hoe vaak zou hij daar naar geluisterd hebben? Eens hebben ze er samen naar geluisterd om daarna niet meer erover te spreken. Maar hij weet dat Medow het niet is vergeten. Hij zal zoiets niet vergeten.

Toch?

Waarom heeft hij zoiets überhaupt gemaakt?

Normaal doet hij niet eens de moeite om een eigen lijst te maken. En dan doet hij dit, voor iemand anders nog wel?

Wat doet Medow met hem?

Op die vraag kan hij op dit moment geen antwoord bedenken, want hij hoort de deur eindelijk open gaan. Een vermoeide maar lachende Medow verschijnt voor zijn neus. 'Je kan naar binnen,' hoort hij hem zeggen, wat hem gelijk uit zijn diepe gedachtegang haalt.

In de kamer aangekomen, kan hij merken dat het is ingericht om een kalmerend effect te hebben. Het ruikt naar lavendel, een geur die zijn neus niet wil verlaten. Enkele tekeningen versieren de muur, al kan hij niet ontdekken wat ze afbeelden en eigenlijk kan het hem niet eens schelen. Hij is hier om te praten, niet om de inrichting van een kamer te beoordelen.

De vrouw gaat tegenover hem zitten en blijft hem voor kort aankijken. Dan slaat ze een map die voor haar ligt open. Papieren die gevuld zijn met aantekeningen verschijnen voor zijn neus, waarschijnlijk zijn die net genomen. Hij herkent zo af en toe Medows handschrift, een chaos tussen de orde.

'Ik heb je vriend gewoon laten praten,' begint ze, de vriendelijke toon van eerder aanhoudend. 'Je kan hier zien waar hij het allemaal over heeft gehad, misschien dat je het aan kan vullen met je eigen ervaring.' Ze schuift haar aantekeningen naar hem toe.

Cialan laat zijn ogen over de tekst heen schieten. Woorden die hij zo vaak in zijn mond heeft gehad, vangen zijn blik op. Dezelfde woorden verlaten zijn mond weer. Hij voelt zich een cassettebandje dat op herhaling staat. De vrouw lijkt het echter niet op te merken; integendeel, ze luistert actief naar hem en maakt intussen aantekeningen.

Het verhaal komt pas aan het einde zodra de zwartharige het wil. Ietwat buiten adem schuift hij zijn stoel naar achter toe en geeft de vrouw een hand. De school voelt leeg aan zodra hij de kamer uitloopt, ook al is het niet zo laat.

Het zal echter nog later worden voordat hij naar huis kan gaan.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top