17 | TO QUOTE HAMLET ACT III, SCENE III, LINE 87: "NO."
TOEN CIALAN ACHT was geworden, kreeg hij zijn eerste boek. Vergeleken met zijn klasgenoten was het laat, maar nadat zijn ouders tot de conclusie waren gekomen dat Faolon dyslexie had, dachten ze dat voor hem wel hetzelfde moest gelden. Het was echter niet het geval, was al even snel gebleken, waardoor ze zich schuldig hadden gevoeld. Om het beter te maken hadden ze dus een boek voor hem gekocht. Alsof dat hem zou laten vergeten dat hij de jaren daarvoor niets anders was geweest dan een kopie van Faolon.
Ze gingen naar dezelfde school, kregen dezelfde lessen, deelden dezelfde vrienden en spraken met dezelfde woorden.
Hij had het echter niet doorgehad totdat zijn tweelingbroer zijn cadeau kreeg; een gitaar. Het was geen echte gitaar, gewoon een simpele voor kinderen, maar het was anders dan wat hij zelf had gekregen en dus was het kwartje eindelijk gevallen.
De rest van zijn verjaardag had hij al lezend besteed in zijn kamer, deur op slot om iets van de gitaargeluiden te blokkeren. Het was niet eens zijn eigen kamer geweest, natuurlijk deelde hij zelfs dat met Faolon. In de war door het plotselinge besef dat hij niets anders was geweest dan een kopie van iemand anders, had hij het boek door de kamer heen gegooid. Het had alles onleesbaar gemaakt.
Zo goed als mogelijk was verborg hij het voor de rest van zijn familie, terwijl hij intussen zijn spaargeld uitgaf aan andere boeken of een deel ervan, sinds zijn ouders al snel doorhadden dat hij op deze manier niet zou sparen.
Dus groeide de boekencollectie van de achtjarige nog enkele jaren door. Hij schreef elke nieuwe aankoop op, zodat hij voor iedereen inclusief hijzelf bij kon houden wat hij al had. Na enkele jaren had hij een grotere boekenkast nodig, iets waar amper ruimte voor was.
Faolon ging er tegenin toen er een tweede, dunne boekenkast in hun kamer moest komen. Met zijn armen over elkaar heen geslagen stond de twaalfjarige in de deuropening te huilen en te schreeuwen dat het oneerlijk was dat Cialan meer ruimte nodig had. Hij negeerde daarbij het feit dat hij een tweede gitaar had gekregen, en een fluit, xylofoon en een keyboard. Hij had niets zelf gekocht, zoals Cialan wel had gedaan.
Dus de boekenkast kwam niet en in plaats daarvan werden boeken naast de andere kast opgestapeld. Vaak genoeg duwde Faolon de stapel om, waardoor velen schade op liepen. De eerste paar keren zag Cialan het door de vingers heen, denkend dat het simpele ongelukken waren. Na enkele weken werd het duidelijk dat het niet het geval was, en dus liep hij naar zijn ouders toe.
Ze kozen zijn kant niet.
Integendeel, ze zeiden dat hij genoeg boeken had. Dat het klaar was. Over en uit.
Vier jaar lang was het over en uit. Tenminste, als het aan zijn ouders had gelegen. Aan Cialan had het natuurlijk anders gelegen. Vaak genoeg ging hij nog naar boekenwinkels toe om met het laatste beetje geld iets te kopen. Wanneer hij niets kon lezen of kon kopen, kwam hij wel terug van de bibliotheek met stapels boeken. Hij zou zijn ouders dit niet van hem laten afpakken; hetgeen dat hij met plezier deed.
Hetgeen wat hem alles zo makkelijk kon laten vergeten. Hetgeen dat hem tenminste de waarheid vertelt. Hetgeen dat na die vier jaren in zijn geheel afbrandde.
Hij heeft zijn hele verzameling in as op zien gaan. Hij heeft geprobeerd enkele boeken mee te nemen. Hij heeft van alles geprobeerd, maar het enige dat het hem heeft opgeleverd, zijn nog meer brandwonden.
Brandwonden die vandaag weer bekeken moeten worden. Cialan is weer naar het ziekenhuis geweest, vlak na zijn tweelingbroer die hij weer – of nog steeds – aan het ontwijken is. Hij heeft geen zin om aan te horen wat voor foto's er nu weer zijn verschenen en wat hij erover denkt. In plaats daarvan hoort hij van de dokter aan dat hij rustiger aan moet doen, de wonden rust moet geven.
Alsof dat zal gaan lukken.
Hij knikt echter alleen. Er zijn geen woorden nodig om duidelijk te maken dat het niet gaat lukken. Toch geeft de dokter hem de zalf weer mee en loopt Cialan het ziekenhuis uit.
De volgende dag probeert hij nog de aangeraden rust te krijgen. Hij gaat niet in op de vele opmerkingen die naar zijn hoofd geslingerd worden. Kate en Jane kan hij gemakkelijk ontwijken en wonder boven wonder besluit Artan eveneens uit zijn buurt te blijven. Vaak genoeg ziet hij hem wel zijn kant op kijken, alsof hij met zijn blik duidelijk wil maken dat het nog niet over is. Een waarschuwende blik is Cialans manier om te vertellen dat hij het heus wel weet. Volgens een of andere reden is Artan zich weer op de achtergrond gaan houden en dat voorspelt niets goeds. Waarschijnlijk wil hij al zijn aandacht geven aan de foto's die hij kan maken. Zijn nieuwe manier van communiceren.
Faolon weet van de foto's. Hij is de enige die Cialan natuurlijk niet met rust kan laten. Zodra de eerste foto was verschenen, had hij er al commentaar op en sinds die dag is het erger geworden. 'Waarom zoek je niet gewoon een andere plek op?' heeft hij al vaak genoeg gevraagd, waardoor Cialan hem ook een geërgerde blik moest geven. Faolon begrijpt er niets van, dus waarom denkt hij dat hij naar hem gaat luisteren?
Medow is de enige die hij wel in zijn buurt wil hebben. De jongen heeft wel door dat hij geïrriteerd is, maar hij is wijs genoeg hier niets over te vertellen. In plaats daarvan praat hij vaak genoeg over de toetsweek en hoe zenuwachtig hij is. Cialan laat hem praten, wetend dat hij gewoon zijn gedachtes kwijt moet. Daarnaast deelt hij zijn zenuwen; iets dat hij niet had gedacht. Normaal zou hij zijn schouders ophalen en doen wat hij kan doen, nu vindt hij zichzelf veel te vaak de leerboeken openslaan. Natuurlijk vertelde hij dat niet aan de andere jongen, hij wil hem niet nog meer zenuwen geven.
Daar heeft hij eigenlijk wel op een andere manier voor gezorgd.
Cialan probeert al struikelend zijn evenwicht terug te vinden wanneer Medow hem naar achter duwt. De jongen heeft meer kracht in zich dan in eerste instantie blijkt, daar is hij al snel achter gekomen. Toch is er nog genoeg aarzeling in zijn acties te vinden.
Sinds enkele dagen heeft de zwartharige zonder er precies over na te denken aangeboden om Medow voor zichzelf op te leren komen. Het begint tijd te worden dat hij steviger in zijn schoenen staat en leert nee te zeggen. De ellende die hij na school meemaakt is namelijk nog steeds van zijn lichaam af te lezen. Het is niet dat Cialan het niet wil zien, hij begrijpt het, maar hij verdient zoveel meer dan die ellende.
Medow lijkt even verbaasd en wacht even voordat Cialan zijn evenwicht terugvindt. 'Sorry, mompelt hij nog, wat Cialan waarschuwend op laat kijken.
'Je zegt geen sorry tijdens het vechten,' zegt hij, naar voren stormend. Gelijk haalt hij uit naar zijn medemens, waardoor hij zijn huid tegen zijn handpalm voelt. Een tinteling gaat door zijn hele lichaam heen en beneemt hem voor kort zijn adem.
Iets dat Medow ook opmerkt.
Voor de zoveelste keer probeert hij Cialans vuist vast te pakken. Hij begint steeds sneller te worden, ook handiger, wat ervoor zorgt dat hij deze keer de vuist vastpakt. Enkele seconden staren ze elkaar aan, Medow niet zo goed wetend wat hij moet doen en Cialan proberend los te komen. Iets in Medows ogen vertelt hem dat dit alles niet gaat werken, nooit gaat werken. Ze staan te dof, zonder een of andere reden dat hem kan motiveren door te gaan. Hij staat daar maar gewoon, Cialans vuist vasthoudend, totdat hij besluit het los te laten en eens diep te zuchten.
Met een opgetrokken wenkbrauw laat Cialan hem even staan. Hij moet op zijn lip bijten om geen commentaar te leveren, terwijl de jongen besluit op de grond te gaan zitten. Met zijn knieën opgetrokken blijft hij een paar minuten zwijgen, al starend naar zijn handen, alsof hij niet kan geloven wat hij aan het doen is. Op zo'n manier ziet hij er klein en verslagen uit. Zo makkelijk om te breken, als dat nog niet is gebeurd.
Wat aarzelend besluit Cialan eveneens door zijn knieën te gaan om zo op ooghoogte te komen. Een frons is zichtbaar op zijn voorhoofd, die aangeeft dat hij niet zo goed weet wat hij moet doen, zoals gewoonlijk. Toch besluit hij zijn mond open te doen, hopend dat er iets goed uitkomt. 'Gaat het wel?'
Hij doelt niet alleen op Medows fysieke pijn, die hij misschien heeft opgelopen door al het vechten. Hij weet niet eens of hij iets heeft opgelopen sinds er amper blauwe plekken te zien zijn. Hetzelfde is echter niet te zeggen over zijn mentale gezondheid. Wie weet wat er gebeurd zodra hij thuis is, en vooral wat voor mentale tol het van hem eist.
Zuchtend kijkt Medow Cialan recht aan. Zijn ogen glinsteren, waarschijnlijk door de tranen die hij probeert tegen te houden. Hij begint te trillen, al lijkt hij het onder controle te hebben. 'Dit heeft gewoon geen zin,' begint hij, zijn stem een beetje trillend. 'Ik heb je al zo vaak verteld dat geweld niets gaat oplossen, en dat is niet alleen omdat ik niet wil vechten. Het maakt alles alleen maar erger. Jij vecht, Artan vecht terug, jij vecht terug, enzovoort.' Wat verward haalt hij een hand door zijn haren heen, die deels onder zijn zweet zitten.
Betrapt kijkt Cialan weg. Hij weet heus wel dat zijn medemens gelijk heeft, vooral als het vechten. Het is een cirkel die hij niet als eerst wil doorbreken. En een cirkel die Artan eveneens niet als eerste wil breken. 'Wat zal je anders willen doen?' vraagt hij dus. Als er überhaupt iets is dat ze anders kunnen doen, denkt hij er gelijk achter aan.
'Ik ga in ieder geval met een leraar praten,' mompelt Medow luid genoeg. Er is vastberadenheid in zijn stem te vinden die bewijst dat hij erover na heeft gedacht. Het zal hem niets verbazen als hij er nachtenlang over wakker heeft gelegen, zich afvragend of hij dit nu wel moest doen.
Verbaasd staart Cialan hem aan. 'Je gaat wat doen?' vraagt hij ietwat ruw. Er is eveneens aarzeling te horen. Naar een leraar gaan heeft hem namelijk nog nooit geholpen dus zal het hem niets verbazen als het ook deze keer niet zal helpen.
Toch lijkt Medow er vertrouwen in te hebben. Traagzaam begint hij op te staan, zijn kracht eindelijk teruggevonden. 'Er is niets anders meer te doen,' en hij slaat zijn armen waarschuwend over elkaar. 'Ik ben het zat om je de hele tijd te zien vechten. Ze kunnen ons heus wel helpen, en anders weten ze er van.' Het idee is niet meer uit zijn hoofd te krijgen, dat is duidelijk te merken.
Daarom haalt Cialan simpelweg zijn schouders op. 'Als je denkt dat het gaat helpen, moet je het vooral doen,' is het enige wat hij erover zegt.
Het lijkt de ander te verbazen, want hij schiet omhoog en blijft Cialan aankijken. 'Ben je serieus?' Het is duidelijk te horen dat hij bijna opgelucht is dat er geen discussie is ontstaan. 'Je kan meegaan als je wil, dat zou wel kunnen helpen, of niet soms?' Een kleine glimlach is zichtbaar, die even snel weer verdwijnt zodra Cialan zijn hoofd schudt. 'Als je het per se wil kan ik meegaan. Of als het echt nodig is. Anders niet.' Hij heeft wel door dat hij kortaf klinkt, te vastberaden over het feit dat hij niet mee wil gaan.
'Waarom?'
De neiging om een sigaret te pakken, komt in Cialan op. Medow merkt het echter snel genoeg op en pakt zijn hand vast, om het weg te halen van zijn jaszak. Cialan bespaart hem zijn ergernis; ze hebben te vaak een discussie erover gehouden. In plaats daarvan haalt hij zijn hand uit Medows greep en opent zijn mond, de geërgerde toon inslikkend. 'Ik weet niet of het veel gaat helpen,' weet hij eerlijk toe te geven. 'Ik bedoel, ik heb het zo vaak gedaan en het heeft nooit veel geholpen.'
'Het gaat nu wel helpen,' mompelt Medow vastberaden voor zijn doen.
Cialan besluit er voor deze keer niet op in te gaan.
Het onderwerp vindt dan ook snel de rust. Ze besluiten elkaar niet meer te bevechten, doorhebbend dat het niet zal helpen, niet zoals ze gewild hadden in ieder geval. In plaats daarvan zitten ze weer naast elkaar, op het gras, met een stilte tussen hen in hangend. Geen van hen lijkt echter aanstalten te maken om het te breken, waardoor Medow besluit zijn schoolboeken uit zijn tas te halen en Cialan zijn telefoon uit zijn jaszak.
Hij wil niet toegeven dat hij het moeilijk vindt zich te concentreren op zijn scherm. Het is echter wel het geval sinds hij zo dichtbij de ander zit; zo dichtbij dat hij hel zelfs kan horen ademen. Of enkele blauwe plekken op zijn armen kan merken.
Deze keer weet hij zichzelf in te houden, hij grijpt niet gelijk Medows armen vast. Toch blijft hij er langer dan beleefd is naar staren, waardoor het al snel opgemerkt wordt en ze gehaast bedekt worden. Medow doet zijn best zich te concentreren op het boek voor zijn neus, al lijkt dit niet zo'n groot succes te zijn.
Uiteindelijk zucht hij verslagen en vangt Cialans blik op. 'Het zijn oude, maak je alsjeblieft geen zorgen.' Hij probeert zijn woorden krachtiger te maken door geruststellend te glimlachen, iets dat deze keer iets beter lijkt te werken.
Een warm gevoel is voor kort in Cialans binnenste te voelen, een gevoel dat hij even snel onderdrukt. Er is geen tijd om zich zo te voelen, al betwijfelt hij of er ooit een tijd komt. 'Waar komen ze door?' vraagt hij ietwat ruw, waardoor hij gehaast op zijn tong bijt, hopend dat de toon op die manier eens verdwijnt.
Zuchtend haalt Medow zijn schouders op. Hij wil eerder staren naar zijn leerboek dan naar zijn medemens. 'Waarom vraag je iets als je het antwoord al weet?' probeert hij op eenzelfde toon te zeggen. Natuurlijk lukt het niet; hij probeert te vaak Cialans stem na te doen.
Grinnikend haalt Cialan een hand door zijn haren. 'Omdat er altijd een kleine kans is dat ik geen gelijk heb. Maar zo te horen is dat niet het geval,' verzucht hij.
'Het zijn gelukkig oude.'
'Gelukkig?' Waarschuwend trekt Cialan een wenkbrauw op om te bewijzen dat de woordkeuze iets apart is. 'Je zou ze niet moeten hebben-'
Gelijk steekt Medow een hand op. 'Ik weet het, ik weet het. Je hoeft niet telkens alles te herhalen.' Met samengeknepen ogen legt hij voorzichtig een hand op Cialans hand om zijn opkomende woede onder controle te houden, die hij zeker kan aanvoelen. 'Ik waardeer je zorgen, maar je hoeft je niet zoveel zorgen te maken. Of dit alles te doen,' en hij gebaart wat wild om hem heen, al doelt hij op hetgeen wat ze eerst deden.
'Hmm,' is het enige wat Cialan erop te zeggen heeft, omdat hij niet zo goed weet hoe hij erin moet gaan. Natuurlijk maakt hij zich zorgen over de ander, soms lijkt hij wel de enige te zijn. Maar het is amper in hem opgekomen dat hij die zorgen op een verkeerde manier heeft geuit, de gehele tijd lang. De realisatie dat hij Medow niet constant kan beschermen dringt genadeloos tot hem door en laat hem nog een keer diep zuchten.
Daarnaast zou Medow zichzelf niet beschermen, niet op de manier zoals hij heeft aangeboden hem te leren. Vechten zou Artan alleen maar meer aanmoedigen hetzelfde te doen. En dan? Sinds hijzelf niet constant bij Medow kan zijn, dwingt hij de jongen in het nauw, een donkere hoek waar hij amper uit blijkt te kunnen komen. Misschien is het allemaal zijn schuld; zijn houding tegenover Artan hebben immers niet anders opgeleverd dan een grotere hel.
En de vlammen beginnen aan hem te likken.
Of zelfs aan Medow.
Zonder na te denken staat Cialan op. Zijn hoofd is gebogen richting de grond, zijn adem is onregelmatig en zijn gedachtes slaan op hol. Hij voelt zich verslagen, een gevoel dat zich al snel meester van hem kan maken. 'Sorry,' fluistert hij, al weet hij niet zo goed of Medow wel begrijpt waarom hij het zegt.
Hij kan de neiging om weg te lopen niet onderdrukken. Alleen zijn is waarschijnlijk het beste wat hij nu kan doen.
Daar denkt Medow echter anders over.
Wat onhandig grijpt hij Cialans arm vast en trekt hem terug naar beneden toe, om naast hem te zitten. 'Het is al goed,' fluistert hij op eenzelfde toon, terwijl zijn vingers over Cialans huis heen glijden, steeds hoger en hoger.
Vlammen.
Beschadigde huid.
'Waar komen ze door?' hoort hij Medow nog vragen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top