16 | "AND ALL MY CHILDHOOD HEROES HAVE FALLEN OFF OR DIED."
Medow beschermen is in de eerste instantie moeilijker dan Cialan heeft gedacht. Zijn vingers doen pijn, zijn nagels zijn gebroken en bovenal ziet zijn huid rood van het bloed dat uit enkele nog verse wondjes stroomt. Hoewel het verband eindelijk weggehaald mocht worden, siert het litteken nog steeds zijn hand. Medow heeft er ook naar gekeken; ietwat ruw had hij zijn hand vastgepakt om vervolgens zijn vingers er overheen te laten gaan, alsof dat de wond zou genezen. Was dat maar het geval geweest, bedacht Cialan zich, want het begon steeds meer pijn te doen.
Om nog maar te zwijgen over het feit dat hetzelfde gold voor de rest van zijn lichaam.
De afgelopen weken waren zwaar voor hem geweest. En voor Medow was het hetzelfde geweest. Gelukkig was Medow niet te erg gewond geraakt. Maar mentaal begon het een tol te eisen, te zien aan de wallen die onder zijn ogen zijn verschenen en zijn vermoeide houding.
Het zorgt ervoor dat Cialan elke dag begint met dezelfde vraag. 'Hoe gaat het?' hoort hij zichzelf dan zeggen, doorhebbend hoe belachelijk het klinkt sinds het duidelijk te zien is dat het niet gaat.
Elke keer haalt Medow zijn schouders op, een gebaar dat hem zelfs teveel energie lijkt te kosten. 'Het gaat,' is het standaard antwoord geworden. Zelden praat hij verder, legt uit zichzelf uit waarom het wel gaat. De keren dat hij wel verder praat zonder dat Cialan het hem vraagt te doen, laat hij enkele zinnen vallen. Niets meer. Niets minder.
'Het gaat gewoon gewoon,' zijn Medows woorden als Cialan toch blijft doorvragen. Ze worden niet uitgeschreeuwd door ergernis of waarschuwend gefluisterd. Het zijn gewoon woorden die op de bekende toon worden uitgesproken en die laten merken dat dat het antwoord van de dag is.
De vraag wordt altijd tijdens de pauzes gevraagd, sinds ze dan pas bij elkaar kunnen zitten om te praten. De lessen zijn belangrijker geworden; een toetsweek begint in het zicht te komen, een die hen beiden zenuwachtig maakt. Dus praten ze er zo af en toe over, delen hun zenuwen om vervolgens nog zenuwachtiger te worden. Het is een cirkel waar ze niet doorheen kunnen breken
Een andere cirkel die niet doorbroken kon worden is de cirkel van gevaar. Elke keer als het tweetal op de bekende witte bankjes gaat zitten, houdt Cialan de omgeving scherp in de gaten. Hij haat het gevoel dat aangeeft dat er weer iets gaat gebeuren. De spanning hangt in de lucht. Medow lijkt het echter niet door te hebben. Hoewel de glimlach op zijn gezicht niets minder is dan een zonder betekenis, laat hij het erop zitten wanneer hij als een magneet mensen aantrekt. Het zijn geen vrienden van hem, dat heeft de zwartharige al snel doorgekregen. De ene keer is het zijn groepsgenoot, de andere keer iemand die zijn hulp nodig heeft. De jongen kan geen nee zeggen.
De jongen kan ook niet vechten. Het is iets dat niet geheel een verrassing is, maar Cialan had eerlijk gezegd meer verwacht en meer gewild.
De eerste paar dagen waren dus ook chaotisch. Na school hadden ze vaak genoeg afgesproken om vervolgens elkaar te bevechten. Het is vriendelijk bedoeld, behulpzaam op een of andere manier, al weten ze beiden waarom het gebeurd. Hoe graag Cialan het ook zou willen, hij kan er niet telkens voor Medow zijn, wat inhoudt dat de jongen moet leren om voor zichzelf op te komen.
'Geweld gaat het niet oplossen,' heeft hij nog geprobeerd aan de zwartharige duidelijk te maken. Die haalde slechts zijn schouders op. 'Denk je echt dat het gaat stoppen alleen omdat je het aardig vraagt?'
Het antwoord erop is een duidelijke nee, een die overal op het internet te vinden is. Medow heeft gelijk gehad toen hij zei dat hij bang was dat van de laatste ontmoeting in het park ook foto's zouden verschijnen. Want het is precies wat er is gebeurd. Cialan weet nog steeds niet hoe ze het doen, maar hij belooft zichzelf dat hij er snel achter zal komen.
Intussen heeft hij Medow er steeds meer over horen praten; op een toon die helemaal niet bij hem past, maar de enige toon is die laat blijken hoe geërgerd hij is. 'De accounts aangeven helpt niet,' begint hij weer, zijn boterham etend. 'Zelfs al worden ze verwijderd, de volgende dag verschijnt er weer een ander en dan begint alles weer van voor af aan.' Hij zucht eens diep. 'Doet het soms niets met jou? Ik heb je er amper over horen praten namelijk.'
Uit zijn gedachtes gehaald, kijkt Cialan op. Zijn eigen boterham blijft bewegingloos voor zijn mond hangen. 'Ik houd er niet van, als je dat soms bedoelt,' en hij neemt eindelijk een hap van zijn lunch.
'Natuurlijk houd je er niet van.'
Voor het eerst vandaag kijkt Cialan Medow recht aan. Zoals gewoonlijk ziet hij er moe uit, al heeft hij gezegd dat hij voor het eerst sinds dagen genoeg slaap heeft gekregen. De doffe blik in zijn ogen zegt echter iets anders, al houdt Cialan er wijs zijn mond over en gaat in plaats daarvan in op zijn eerdere woorden. 'Ik hou er niet van omdat het zo makkelijk is voor iedereen om de meest erge dingen iemand toe te wensen, terwijl er geen consequenties aan vast zitten omdat niemand weet wie die persoon werkelijk is. Natuurlijk doen de reacties mij iets, maar zoals ik al zei, ik weet niet wie ze achterlaat en sinds zij dat niet vertellen, zijn zij mijn aandacht niet waard.'
Met beide wenkbrauwen opgetrokken blijft Medow hem aankijken, alsof hij niet kan geloven dat alles zo simpel bepaald kan worden. Hij lijkt er op in te willen gaan, te zien aan hoe hij gehaast zijn boterham opeet, maar wordt onderbroken door twee schaduwen die over te tafel heen vallen.
Zonder op te hoeven kijken, weet Cialan al wie het zijn.
Kate en Jane.
Het blauwharige meisje legt luid en uitdagend een hand op het hout en buigt naar voren toe. Nog voordat ze iets kan zeggen, slaat Cialan de hand weg – waardoor ze uit evenwicht raakt – en opent zijn mond.
'Kan je ons echt niet met rust laten?'
Soepel hervindt Kate haar evenwicht en trekt een wenkbrauw op, alsof haar hele plan nu al kapot gemaakt is. Ze herstelt zich echter snel, dan wel met wat hulp van de anderen. 'Ik check alleen de feiten hier,' probeert ze zo onschuldig mogelijk te klinken. 'Artan zei namelijk dat-'
Alweer onderbreekt Cialan haar ruw. Hij wil geen discussie gaan voeren met de twee meiden die zich duidelijk alleen vervelen en hen zagen zitten en dachten dat zij hun verveling konden beëindigen. Dat, en hij kan er niet tegen hoe zenuwachtig Medow binnen enkele seconden is geworden. Hij probeert praktisch gezien onzichtbaar te worden, zo stil en verdiept in zijn lunch zit hij daar.
'Als hij zegt dat je in de sloot moet springen, doe je dat toch ook niet. Het maakt niet uit wat Artan heeft gezegd.' Hij begint het langzaamaan zat te worden dat bijna iedere leerling in de greep van Artan lijkt te zijn. Hij is het helemaal zat dat iedereen het nodig vindt te vertellen wat de jongen allemaal zegt en doet. Alsof het hem iets aangaat.
Met samengeknepen ogen kijken beide meiden hem nu aan, duidelijk willen makend dat onderbreken zeer onbeleefd is. 'Kom op,' begint Kate dan weer te praten, om een veel te vriendelijke toon. 'Ben je echt niet nieuwsgierig naar wat hij te vertellen had? Ik bedoel, het is alleen maar eerlijk als je het weet, of niet soms?' Uitdagend verandert ze van houding, legt een hand op haar heup en staart op hen beiden neer.
Cialan kan de blik makkelijk negeren. Medow echter niet. De jongen probeert zo goed als mogelijk de blik te ontwijken door zijn aandacht te geven aan zijn chocolademelk. Niemand lijkt de ongemakkelijkheid op te merken, misschien denken ze dat het bij hem hoort.
Cialan zegt er niets van. Zuchtend kijkt hij Kate aan. 'Eerlijk?' Hij lacht kort, een lach die hij natuurlijk niet meent. 'Sinds wanneer doet Artan, of wie hem dan ook kent, aan eerlijkheid? Weet je wat eerlijk zou zijn?' en hij leunt naar voren toe. 'Het zou eerlijk zijn om ons met rust te laten!' Hij kan het niet helpen boos te klinken, woedend zelfs, wat ervoor zorgt dat zijn stem over het plein heen galmt.
De twee meiden stappen gehaast naar achter toe, letterlijk geraakt door zijn woorden. Mompelend en een blik uitwisselend met elkaar, steken ze hun handen op. 'Dan niet,' zegt Jane haast binnensmonds, wat Cialan nog voor een laatste keer zijn wenkbrauw op laat trekken, een waarschuwing die ze deze keer wel serieus nemen. Verslagen besluiten ze weg te lopen, af en toe nog nijdig omkijkend, alsof hun blikken kunnen doden.
Medow durft pas weer van zijn allang lege pakje op te kijken als zij helemaal uit hun zicht zijn verdwenen.
Elke keer als ze daar zitten, komt er wel iemand naar hen toe met precies dezelfde woorden, alsof ze niet doorhebben dat ze liever met rust gelaten willen worden. Cialan durft er tenminste tegenin te gaan, maar Medow zit er maar te staren naar waar hij staren kan. Cialan zegt daar zelf niets van, wetend dat het hem niet zal helpen. In plaats daarvan staren ze slechts naar elkaar, zwijgend het erover eens zijn dat het onzin is.
Ze zwijgen eveneens als ze samen in de bibliotheek zitten, al duurt dat zwijgen nooit voor lang. Cialan weet niet wat hen telkens laat belanden tussen de boeken, misschien heeft Medow geluisterd naar zijn suggesties of misschien is het een van de weinige locaties waar ze met rust gelaten worden. Niemand komt regelmatig naar hen toe gelopen om al treiterend hun humeur te verpesten.
Het is gewoon hen twee.
En de bergen leerwerk.
'Ik heb geen idee wat je bedoelt,' mompelt Medow voor de zoveelste keer. De frons op zijn voorhoofd en zijn moeilijke gezichtsuitdrukking spreken dan ook boekdelen. Zijn vinger glijdt over de lange jaarbalk die vol staat met jaartallen totdat ze stoppen in het midden; het begin van de Eerste Wereldoorlog. Bedenkelijk blijft hij ernaar staren, totdat hij zijn hoofd schudt en zijn aandacht weer aan Cialan geeft. 'Kan je het niet nog één keer uitleggen? Eén keer, ik beloof het.' Een voorzichtige glimlach verschijnt op zijn gezicht, een die Cialan even aarzelend beantwoord.
Bedenkelijk tikt hij met zijn vingers op het geschiedenisboek dat tussen hen in ligt. 'Wat begrijp je er niet aan?' probeert hij zo geduldig mogelijk te vragen. Hij wil niet dat zijn medemens doorheeft dat hij ongeduldig begint te worden.
'Alles,' verzucht Medow, maar dan schudt hij zijn hoofd weer. 'Ik ga het opschrijven, alles wat je zegt. Wacht even.' Handig buigt hij naar achter toe en haalt zijn notitieboekje en pen eruit. 'Oké, begin maar.'
Dus begint Cialan zijn verhaal weer van voor af aan, af en toe stoppend om Medow een kans te geven het bij te houden. Zijn pen schiet over het papier heen, andere keren hangt het doelloos tussen zijn lippen. Cialan wil niet toegeven dat hij ernaar staart, al weet hij dat zij beiden het wel doorhebben.
Uiteindelijk houdt de zwartharige zijn mond en brengt de bruinharige zijn boekje op. Nog steeds fronsend staart hij naar de zwarte voorkant, totdat hij zijn mond weer open doet. 'Ik hoop dat dit helpt,' mompelt hij meer tegen zichzelf dan tegen zijn medemens.
'Het komt wel goed,' probeert hij te zeggen, al komt hij halverwege niet eens uit zijn woorden. Wat ongemakkelijk legt hij een hand op Medows schouder, een teken dat hij er vertrouwen in heeft.
Plots ongemakkelijk probeert hij zijn rood geworden gezicht te verbergen. Natuurlijk lukt dat niet, dus probeert hij zijn aandacht terug te geven aan geschiedenis. 'Dankje,' fluistert hij.
Knikkend volgt Cialan zijn blik en laat hij een stilte vallen die voor het eerst niet ongemakkelijk voelt. Om het toch geen ongemakkelijke stilte te maken, slaat hij de bladzijde om, om te staren naar de samenvatting.
Medow staart naar dezelfde bladzijde, zijn pen langzaam weer oppakkend. 'Eigenlijk zal ik weer naar huis moeten gaan,' begint hij, de teleurstelling duidelijk te horen. Om zijn woorden kracht bij te zetten, pakt hij eveneens zijn notitieboekje en bergt het veilig op in zijn tas.
Voor Cialans gevoel hebben ze eigenlijk niet lang in de bibliotheek gezeten, maar een blik op de klok werpend bewijst snel het tegendeel. Zuchtend wendt hij zijn blik af en haast even snel zijn hand van Medows schouder af. Voor kort blijft hij echter staren naar zijn hand, alsof hij niet kan geloven dat het zo lang stil heeft gelegen.
'Cialan?' hoort hij zijn medemens voor waarschijnlijk de zoveelste keer vragen. De jongen is zelfs opgestaan, zijn tas op zijn schouders hangend. Afwachtend kijkt hij hem aan. 'We moeten echt gaan.' Het klinkt als een sorry, een die Cialan gehaast laat opstaan en zijn eigen tas oppakt, waardoor de stoel bijna op de grond valt. 'Sorry,' mompelt hij op zijn beurt, geen echte sorry, gewoon een sorry die zijn mond verlaat voordat hij erover nadenkt.
Het laat Medow echter wel lachen, een lach die hij probeert te dempen, sinds ze in de bibliotheek zijn. Zijn ogen blijven wel lachen, zelfs wanneer ze eindelijk het gebouw verlaten. Wanneer ze echter bij de fietsenstalling aankomen, verdwijnt de lach zelfs uit zijn ogen.
Het is duidelijk waarom. Cialan weet heus wel wat Medow aan het denken is. Hij ziet de nare gedachten door zijn hoofd heen schieten en hoe de jongen in elkaar duikt, al probeert hij het zo goed als mogelijk te verbergen.
Met tegenzin haalt hij zijn fietssleutel uit zijn jaszak en stopt het in het slot. Zijn gezicht is lang geworden, zijn uitdrukking straalt niets anders uit dan ongeluk; hij doet een poging om op zijn fiets te stappen, een die Cialan met een opgetrokken wenkbrauw bekijkt. 'Heb je soms hulp nodig?' grijnst hij, al stappend op zijn eigen fiets.
Na die woorden stapt Medow gelijk op zijn fiets.
De gehele weg naar zijn huis, fietsen ze traag. Elk stoplicht dat ze tegenkomen werkt hen ook nog tegen, waardoor de rit nog langer duurt. Beiden zwijgen er echter over, sinds het geen zin heeft er tegenin te gaan.
Cialan let eveneens goed op. Hij probeert de route te onthouden, vindt het te ongemakkelijk om te vragen naar zijn adres. Wat hij ermee moet doen, weet hij nog niet zo goed. Natuurlijk zou hij eens het huis in kunnen stormen om Artan een koekje van eigen deeg te geven en Medow mee te nemen, maar langzaamaan begint hij wel in te zien dat het niet veel zou oplossen. Medow heeft het hem allemaal geleerd en hoewel hij er een hekel aan zou moeten hebben, begrijpt hij ook wel dat hij gelijk heeft. Geweld zal niet alles oplossen, dat besef heeft hij al voor een lange tijd. Het helpt alleen niet dat iedereen hem neer wil slaan en hem zo dwingen hetzelfde te doen, waardoor hij niets anders gewend is dan geweld gebruiken. Het is iets waar hij zijn hoofd over kan breken, maar besluit het niet te doen.
In plaats daarvan focust hij zich op de weg.
Een weg die toch al snel een einde kent.
Met een diepe zucht blijft Medow halverwege op de straat stilstaan, zijn ogen strak gericht op het huis dat zich vlak voor hem bevindt. Het is een normaal huis, niet te groot en niet te klein, en niets laat merken wat er zich binnen allemaal afspeelt. Een raam staat zelfs open, alsof het hem uitdaagt te luisteren naar de rust en stilte die er nu heerst. Het is echter een illusie waar Cialan zo doorheen kijkt en een die Medow ongemakkelijk laat kijken. Al leunend over zijn stuur heen, blijft hij ernaar staren, bijtend op zijn lip, totdat hij toch alle moed die hij heeft bij elkaar kan rapen en van houding verandert, een teken dat hij weer begint te fietsen. Het gaat zo langzaam dat het mogelijk is dat hij elk moment kan omvallen.
Op een afstand blijft Cialan achter hem aan fietsen, zwijgend toekijkend hoe de ander besluit naar de achtertuin te fietsen, te zien aan de bocht die hij besluit te nemen. Bijna lijkt hij echt om te gaan vallen, dan kiest hij toch wel ervoor om af te stappen en het kleine beetje verder te lopen.
Zo snel als hij kan, fietst hij achter Medow aan. De jongen heeft het wel door, al lijkt hij te diep in zichzelf gekeerd om echt aandacht aan hem te besteden. Wanneer hij zich dus eindelijk nog voor een laatste keer omdraait om hem aan te kijken en gedag te zeggen, weet Cialan alle moed bij elkaar te rapen en legt zijn hand terug op Medows schouder, die hem verbaasd aanstaart.
'Het komt wel goed,' zegt Cialan deze keer luid en duidelijk.
En Medow glimlacht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top