13 | "I MAY NEVER SLEEP TONIGHT AS LONG AS YOU ARE STILL BURNING BRIGHT"
FAOLON DENKT ALLES te weten over zijn tweelingbroer, behalve dat alles over hem weten niet eens mogelijk is. Hij weet dat Cialan geen prater is en dat hij dat nooit is geweest. Hij weet dat Cialan liever zijn dagen doorbrengt met boeken dan met mensen. Maar wat hij niet blijkt te weten, is dat het kennis is die iedereen over Cialan heeft en het hem dus niet speciaal maakt.
Wat hem wel speciaal maakt, is dat hij Cialan voor de verhuizing kende. Voor de brand. Voor het binnenstappen in een nieuwe school. Op een of andere manier zijn ze uit elkaar gaan groeien nadat alle gebeurtenissen elkaar snel hadden opgevolgd, misschien wel te snel.
Beiden hadden geprobeerd hun band te versterken, of in ieder geval iets te verbeteren. Tijd met elkaar doorbrengen is echter nooit goed gegaan voor lang. Zaken zijn veranderd, en het heeft lang geduurd voordat beiden het doorkregen. In het ziekenhuis liggend hebben ze vaak gepraat om tijd sneller te laten gaan, wat voor een lange tijd goed is gegaan, totdat ze niets meer hadden om over te praten. De stiltes waren het ergst geweest en kunnen nog steeds gehoord worden sinds ze gevuld zijn met woorden die beiden hadden willen zeggen toen ze er nog de tijd en ruimte voor hadden.
Ze hebben elkaar namelijk de rest van de schooldag genegeerd, alsof ze weten dat de stilte een deel van hun band is geworden. Tijdens de gezamenlijke lessen hebben ze niet naar elkaar omgekeken. Het blijft wonder boven wonder onopgemerkt, zowel door leraren als door medeleerlingen. Verveeld heeft Cialan naar de lesstof gekeken, om zo af en toe iets op te schrijven dat belangrijk lijkt. Hij hoeft niet rond te kijken om erachter te komen dat hij een van de weinigen is die het doet. Hij hoeft ook niet rond te kijken om te weten dat Medow hem bekijkt terwijl hij het doet.
De jongen loopt ongemakkelijk naast hem zodra de bel is gegaan en iedereen het klaslokaal uitloopt. Met zijn handen om de banden van zijn rugzak houdend, ontwijkt hij constant Cialans blik. Een zenuwachtige sfeer hangt om hem heen, maar het is onbekend waarom. Ernaar vragen doet Cialan eveneens niet.
Hij krijgt er ook niet de kans voor.
Een hand wordt op zijn schouder gelegd en laat hem geïrriteerd omkijken. Twee bekende ijsblauwe ogen staren hem welsprekend aan. 'Kom,' zegt Faolon zonder eromheen te draaien. Het klinkt niet zoals hemzelf, en dat laat Cialan gelijk stilstaan.
'Waarom?' vraagt hij op eenzelfde toon, al is het maar om de ander duidelijk te maken hoe hij klinkt.
Voor even blijft Faolon ook staan, om van zijn tweelingbroer naar Medow te kijken en weer terug, alsof hij nu doorheeft dat ze niet alleen zijn. Een diepe zucht ontsnapt tussen zijn lippen. 'Het is belangrijk. Daarom. Doe er niet zo moeilijk over.'
'En Medow mag het niet horen?'
'Medow gaat het niet aan,' en Faolon kijkt kort naar Medow, die snel zijn blik afwendt en richting Cialan knikt. 'Het is al goed. Tot morgen,' fluistert hij haast. Het klinkt echter niet alsof het goed is; de kans om dat te zeggen krijgt Cialan niet, want de jongen is al in de mensenmassa opgegaan, waar hij steeds beter in lijkt te worden. Nu is het zijn beurt om eens diep te zuchten en een dodelijke blik richting Faolon te geven.
Met veel tegenzin begint Cialan naast zijn familielid te lopen, doorhebbend dat het de bedoeling is. 'Ben je nu blij?' sist hij, al opkijkend naar zijn medemens, die recht voor zich uit blijft kijken om hem te negeren. 'Misschien wilde ik wel wat afspreken met hem, weet jij veel,' vervolgt hij op eenzelfde toon. Natuurlijk heeft hij wel door dat hij niet zo gemeen moet klinken, maar hij kan het niet helpen zo te klinken.
'Later, Cialan,' mompelt Faolon uiteindelijk.
Met zijn ogen rollend besluit Cialan er toch niet tegenin te gaan, wetend dat een discussie op school houden niets zal helpen. Dus blijft hij zwijgen, loopt en fietst achter Faolon aan, terwijl zijn gedachtes wild door zijn hoofd heen schieten. Het huis komt langzamerhand in zicht, steeds meer afgelegen van de drukkere weg; een grote tuin met teveel onkruid is het eerste wat iedere voorbijganger als eerst zal opmerken.
Uiteindelijk komt het tweetal in hun kamer terecht; een die ze delen tegen de zin in van beiden. Het huis is echter niet groot genoeg om hen beiden een aparte kamer te geven, waardoor het lijkt te overstromen van rondslingerende kleding en boeken.
Zuchtend laat Cialan zich vallen op zijn bed, zijn tas naast zich gooiend. Hij zal moeten beginnen aan zijn geschiedenishuiswerk, maar hij weet zeker dat hij zich niet kan concentreren, niet zolang Faolon nog niets heeft uitgelegd. Dus hij staart hem aan, afwachtend en in stilte hem vertellend dat hij moet praten.
Zijn blik wordt pas opgevangen wanneer Faolon stil zit aan zijn bureau. 'Moet je mij echt zo aankijken?' vraagt hij mompelend, toch niet van hem wegkijkend.
'Het is nu later,' is het enige wat Cialan terug zegt. Meer is er ook niet te zeggen.
Met zijn ogen rollend gaat Faolon beter op zijn stoel zitten; hij stopte zelfs met ronddraaien. En zodra hij zijn mond open doet, weet de ander al waar het gesprek naartoe zal gaan. Een kant die hij niet meer wil betreden. Faolons snel geïrriteerde stem galmt genadeloos door de kamer heen en deze keer moet Cialan wel naar hem luisteren. Hem onderbreken komt in hem op, maar telkens als hij zijn eigen mond open wil doen, lijkt Faolon luider te praten, alsof hij weet wat eraan gaat komen.
Het zijn bekende woorden, die een gesprek vormen die ze al eerder hebben gehad. Het commentaar dat erop geleverd wordt, is dan ook hetgeen wat zo vaak is gezegd.
'Je moet niet alles geloven wat mensen tegen je zeggen.'
De stilte die na die woorden valt, laat het tweetal verbaast maar verwachtend groeien. Hun ogen ontmoeten elkaar en lijken geen plannen te hebben om weg te gaan. Dan zucht Faolon en draait zijn stoel enkele graden van zijn medemens af. 'Ik zeg alleen wat er op school rondgaat.'
'Alsof ik niet weet wat er op school rondgaat. Ik zit op die school. En het gaat verdomme over mij.' Dat zijn de woorden die als bewijs dienen dat Cialan zijn geduld is verloren. Met zijn armen over elkaar geslagen, blijft hij standvastig stilzitten, wachtend op de reactie die Faolon gaat verzinnen. Het zijn dit soort gesprekken die er altijd ervoor zorgen dat hij laat thuis wil komen, hij heeft er nooit zin in en dat zal hij ook nooit krijgen.
Faolon lijkt echter ook zijn geduld langzaamaan te verliezen, te zien aan zijn samengeknepen ogen en gespannen kaaklijn. 'Waarom doe je er dan niets aan?' Het zal een vraag geweest moeten zijn, maar zo heeft het niet geklonken. Het is een uitbarsting, een lichte zoals hij gewend is van zijn tweelingbroer.
Toch kan hij het niet laten semi geschrokken een wenkbrauw op te trekken, al is het om alleen te laten zien dat hij het doorheeft. Wanneer hij er weer tegenin wil gaan, laat Faolon het echter niet toe door een hand op te steken. 'Ik weet het nu wel, Cialan. Ik weet dat het je niet zou moeten weerhouden met hem om te gaan, maar vraag je je niet af of je er, door je zo te gedragen, er gewoon om vraagt?' Je lijkt geen enkele moeite te hebben om het te veranderen. Je houding blijft hetzelfde, niets is veranderd.' Onnodig leunt hij naar voren toe, alsof dat de vraag vlugger en makkelijker tot Cialan door laat dringen.
Natuurlijk is het niet het geval.
'We hebben het hier al een keer over gehad,' en Cialan gaat er eens goed voor zitten. 'Het maakt niet uit met welke jongen ik om zal gaan, het is hetzelfde liedje, en dat weten we beiden. Ik ga mijzelf niet veranderen omdat een paar mensen dat zo graag willen. Als ik met Medow om wil gaan, dan doe ik dat. Daarnaast,' hij neemt een pauze sinds hij merkt hoe luid hij is beginnen te praten. 'Daarnaast wordt er niets over jou en het omgaan met al die meiden gezegd terwijl iedereen weet dat je vaak genoeg een vriendin hebt gehad. Jij gaat nog steeds met ze om ondanks dat dus mag ik het ook doen. Einde discussie.'
Met die woorden pakt de zwartharige zijn tas van de grond en opent het, om zijn geschiedenisboeken eruit te halen en verspreid voor zich op bed te leggen. Uit zijn etui haalt hij een pen. Hij kan Faolons blik op zijn huid voelen branden, een gevoel dat niet zo gemakkelijk te negeren is zoals hij hoopt.
De discussie is echter wel aan een einde gekomen, voorlopig tenminste. In stilte volgt ook Faolon het voorbeeld en begint zijn huiswerk te maken, waardoor zijn brandende blik nu wel te negeren is. Hoewel de geschiedenisvragen traag tot Cialan doordringen, weet hij bij alles iets in te vullen om op die manier zijn huiswerk al snel klaar te hebben.
Niemand doorbreekt verder de stilte, zelfs wanneer ook Faolon zijn huiswerk opbergt en zijn aandacht aan zijn mobiel begint te geven. Het voelt alsof hij zichzelf wil afleiden van de discussie die ze hebben gehad, alsof hij het simpelweg wil vergeten om het er vervolgens weer over te hebben. Het is duidelijk dat hij niet doorheeft hoeveel mensen hem mogen. De gehele situatie zal zo makkelijk ook over hem kunnen gaan, maar dat gebeurt niet om redenen die kristalhelder voor Cialan zijn.
Waarom begrijpt zijn tweelingbroer het niet?
De vraag ligt op Cialans lippen, maar het stellen doet hij niet. In plaats daarvan blijft hij ervoor zorgen dat de stilte blijft heersen. Tijdens het avondeten. Tijdens het afwassen. Tijdens het douchen. Tijdens het tandenpoetsen. Het lijkt pas te willen breken wanneer hij eindelijk onder de dekens kan kruipen en zijn mobiel erbij pakt, hopend op zijn welverdiende rust.
Wat hij te zien krijgt, zorgt er bijna voor dat hij zijn mobiel laat vallen.
Een hele stroom berichten is in een korte tijd naar Cialan gestuurd. Het lijkt maar door te gaan, namen schieten aan hem voorbij, sommigen onbekend en anderen te bekend. Een golf van paniek daalt op hem neer naarmate hij verder scrolt, wat al snel vervangen wordt door een woedeaanval, waardoor een reeks onherhaalbare vloekwoorden zijn mond verlaat. Hij heeft moeten weten dat dit alles mogelijk is, hij heeft moeten weten dat het zeker ook zal gebeuren.
En nu zit hij hier, te staren naar alle berichten die Medow naar hem heeft gestuurd. Ze staan vol met het woord sorry, zo vaak dat Cialan heeft opgegeven ze te tellen. In plaats daarvan leest hij de gehele berichten. Over hoe Medow zijn excuses aanbiedt nadat hij de gehele situatie heeft uitgelegd. Een uitleg die hijzelf zeker nodig heeft gehad.
Op een of andere manier is Artan achter alles gekomen. De open plek. De gesprekken. Als hij er langer over nadacht, zal hij zelfs hebben gedacht dat Artan zijn gedachtes kan lezen. Niets lijkt meer van hemzelf te zijn, en de verschillende foto's zijn daar een sterk bewijs voor. Zowel Medow als Artan heeft ze gestuurd, beiden met hele andere redenen. Het voelt raar om naar zichzelf te kijken, hij kan het niet geloven. de manier waarop hij daar zit, geleund tegen een boomstam of een bankje, pratend alsof hij er goed in is. . Het is daarom nog vreemder om naar hem naast Medow te kijken, want hoewel hij er zeker heeft gezeten, heeft het altijd aangevoeld als een droom, een stukje werkelijkheid dat niets anders is geweest dan een wens die hij eigenlijk niet wil hebben. Nu moet het wel de waarheid zijn. Een die iedereen heeft gezien. Waarschijnlijk ook een die iedereen verder heeft verspreid.
Een misselijkmakend gevoel neemt bezit van Cialans lichaam. Hij zal pas weer naar school gaan over twee dagen, wat inhoudt dat dit alles twee volle dagen maar heeft om zich te verspreiden. Hij zal niet naar Artan kunnen gaan om hem te dwingen het weg te halen sinds hij niet weet waar hij woont en hem dus pas kan zien wanneer hij op school is. Zo te merken heeft de jongen het in zijn geheel uitgedacht, wetend dat het internet de perfecte plaats is om roddels te verspreiden. Het zal er voor altijd op te vinden zijn, zelfs als hij heeft geweten waar de ander leeft – en hem zo ver kan krijgen de foto's eraf te halen-, hoeveel mensen moet hij vinden voordat alles verdwijnt? Het zal een zoektocht worden dat geen einde kent.
Hij wil zich niet gestrest voelen. Medow voelt zich al duidelijk zo, en het is begrijpelijk sinds hij niet aan Artan kan ontsnappen. Hoe zal het op dit moment bij hem thuis zijn? De paniek is uit zijn berichten af te leiden. Misschien heeft hij zichzelf wel in zijn kamer opgesloten, blind naar hem toe typend hoe hij kan begrijpen als hij geen contact meer met hem wil hebben. Als hij geen vrienden meer wil zijn.
Het zijn berichten die hem steken in zijn hart bezorgen, die hij voor het eerst besluit niet te negeren. Het zijn gevoelens die ineens belangrijk zijn, deel van hem uitmaken, hem laten merken hoeveel hij om Medow geeft en hoe erg hij Artan haat.
'Kan je niet gaan slapen?' Faolons stem begint traag tot Cialan door te dringen en brengt hem ruw naar de werkelijkheid terug. Zuchtend legt hij voor even zijn mobiel weg en kijkt toe hoe zijn tweelingbroer hem vragend blijft aankijken.
Uiteindelijk wendt de ander zijn blik af en draait zich om, wat Cialan de kans geeft om zijn mobiel weer te pakken. Hij zal toch niet kunnen slapen, er spoken teveel gedachtes door hem heen die hem zeker geen rust gunnen.
Onbekende nummers schieten aan hem voorbij. Zijn telefoon heeft nooit vol gestaan met nummers en in tijden zoals deze is het merkbaar. Sommige namen komen hem niet eens bekend voor, een teken dat of hij zijn klasgenoten niet goed kent of dat de foto's zich verder dan zijn klas zijn verspreid. Het laatste is het meest waarschijnlijke, en het laat de jongen zeker niet met rust.
Waarom moest het nou gebeuren? Waarom nu? Nooit zal het een goede tijd zijn, natuurlijk, maar waarom nu?
Diep zuchtend gaat hij door de berichten heen. De meeste leest hij niet eens, hij laat zijn ogen erover heen glijden en klikt vervolgens op een ander bericht om weer van vooraf aan te beginnen. Hij kan wel raden wat erin staat. Het lijkt eeuwen te duren en hij begint al snel zijn geduld te verliezen.
Totdat hij aankomt bij Artans berichten. Een zure smaak komt in zijn mond terecht en laat hem voor kort zijn ogen sluiten. Hij moet zijn geduld bewaren. Hij zal ook eigenlijk moeten slapen, maar alle vermoeidheid is verdwenen. Artans woorden dringen al snel tot hem door, waardoor hij zijn rechterhand baalt tot een vuist. Het is zo makkelijk om bewijs te hebben, leest hij. Het is wat hij heeft verdient, leest hij ook, al zal hij niet weten waar het op slaat
Hij leest alles door totdat zijn mobiel aangeeft dat de batterij bijna leeg is. Met zijn ogen rollend schakelt hij het geheel uit en staart naar het plafond, op zoek naar enige vorm van logica in de situatie, die niet te vinden is. Waarom kan Artan hem niet met rust laten? Waarom moet Artan per se achter hem en Medow aangaan, en al helemaal op deze manier? Voelt hij zich zo bedreigd, zo machteloos, dat hij online hulp wil hebben?
Hoe dan ook, het houdt Cialan wakker.
Zodra hij zijn ogen wil sluiten, ziet hij alle berichten weer voor zich. Woorden dringen genadeloos tot hem door, net zolang totdat hij zijn ogen weer moet openen om zichzelf te laten zien dat er geen nieuwe berichten zijn aangekomen. De gedachte dat hij Medow nog geen antwoord terug heeft gegeven, komt in hem op en laat hem reiken naar zijn telefoon, om, zodra het aangaat, toe te kijken hoe het ook gelijk weer uitvalt. In het donker tast hij af naar een oplader, die hij al snel vindt, en aansluit. Hij weet haast zeker dat hij lang genoeg wakker blijft om een oogje in het zeil te houden.
Een andere gedachte komt in hem op zodra zijn hoofd het kussen aanraakt. Het is niet de eerste keer dat mensen toevlucht hebben gezocht tot het internet om hem neer te halen. Waarschijnlijk zijn de foto's van hem die gezoend wordt door een dronken jongen op een feest nog steeds te vinden. Maar toen was de situatie anders. Toen kon hij net op tijd ontsnappen, lag in het ziekenhuis en moest verhuizen, waardoor hij niemand meer terug hoefde te zien. Nu moet hij wel blijven, kan niet verhuizen of op zoek gaan naar een nieuwe school.
Hij zal het ook niet willen. Hij zal Artan niet laten winnen.
En hij zal al helemaal niet Medow in de steek laten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top