11| "TALK DIRTY TO ME"

______________________________

DE STUDENTEN HEBBEN hun vermaak weer gevonden. Geruchten van het gevecht zijn over het schoolplein te horen. Artan heeft ze zeker verspreid, sinds ze hem laten klinken als de held van de dag. Hij zal zichzelf moeten beschermen tegen een boosaardige Cialan. Het hele gevecht lijkt een gevolg zijn van een miscommunicatie. Cialan heeft hem zien staan en besloten roet in het eten te gooien.

Natuurlijk.

Over het verloop van het gevecht liegen kan de jongeman weinig schelen. Wat er echter wel toe doet, is dat anderen de leugens geloven. En wat er het meest toe doet, is dat niemand hem met rust heeft gelaten sinds hij het schoolplein is opgelopen.

Een groep meiden heeft hem bij de trap tegengehouden om te vragen waarom hij Artan heeft aangevallen. Ze kennen de waarheid niet, al denken ze van wel. Als een groep leeuwen hadden ze zich om hem heen verzameld, waardoor er geen kans is geweest weg te komen. In plaats daarvan heeft hij een wenkbrauw opgetrokken, lang en geërgerd naar hen kijkend totdat hij zich omdraait. Hoewel de bel nog niet is gegaan, heeft hij toch haast gehad om weg te komen. De groep lijkt dat echter niet te hebben gehad.

Een discussie is ontstaan zodra één van hen hem heeft gedwongen zich om te draaien. Zijn gehele ochtendhumeur is naar boven gekomen. Hij wil gewoon met rust gelaten worden, is dat soms teveel gevraagd?

Blijkbaar wel.

'Mogen Artan en Medow soms niet met elkaar praten?' heeft een van de meiden aan hem gevraagd. Aan haar toon is te horen geweest dat ze niet zal geloven wat hij haar zal vertellen. Ze is niet de enige geweest die er zo uitzag. Iedereen die hem tegen heeft gehouden, heeft de blik in hun ogen gehad, zeggend dat ze Artan geloven en niet hem.

Zuchtend heeft Cialan haar aangekeken, een blik die zal kunnen doden. 'Het probleem is dat wanneer Artan met hem praat, hij niet aardig kan zijn. Maar ik vraag mij af of je dat ooit heb gehoord,' sist hij erachteraan.

Hij heeft verder geen tijd verspild aan de groep. Ten eerste heeft hij er niet genoeg energie voor en ten tweede heeft het toch geen zin. Het is Artan en zijn vrienden tegenover hem en hem alleen. Het is verspilde energie als hij het zal proberen. Medow had gelijk toen hij zei dat hij het gevecht niet kon winnen. Zodra hij dus een zwak punt in de groep heeft gevonden, is hij erdoor gelopen, niet omkijkend, wetend dat ze hem anders zullen achtervolgen, en dat is het laatste waar hij zin in heeft.

Nu zit hij tegenover Medow, aan de bekende witte banken. Hij hoeft niet meer te luisteren naar al die geruchten, de muziek staat daar te hard voor. Hoe ze in deze positie zijn beland, kan hij niet voor zich halen. Het ene moment heeft er een stilte rond hen heen gehangen, het andere moment heeft hij aangeboden muziek aan te zetten. Hij heeft de fout niet gemaakt om Medows muzieklijst aan te zetten. Het zal de gehele situatie een stuk ongemakkelijker maken en dat is het laatste waar hij nu zin in heeft.

Al sinds het begin van het tussenuur zitten Cialan en Medow zo. Nummer na nummer houdt de stilte op afstand. Zo onopvallend mogelijk werpt Cialan een blik op Medow elke keer als een nummer te horen is. De jongen heeft nog niet zelf een nummer gegeven, laat het gewoon maar over zich heen komen.

Net wanneer Cialan wil vragen of er soms iets is, klinkt er een bekende stem boven de muziek uit.

'Broertje, kan ik je even spreken?'

Fronsend doet Cialan zijn oortje uit en kijkt over het schoolplein rond. Hij herkent de stem uit duizenden, helaas. Zonder het door te hebben, staat hij op en gooit de tas over zijn schouder. 'Mijn broertje,' zegt hij alleen, wanneer hij Medows vragende blik opvangt.

'Hij noemde je daarnet ook broertje,' merkt hij op zonder hem verder aan te kijken. In plaats daarvan pakt hij de mobiel en scrolt door de muzieklijst heen, fronsend alsof hij naar iets op zoek is. Waarschijnlijk heeft het geen zin om de situatie aan hem uit te leggen.

Cialan wuift het commentaar simpel weg en draait zijn rug naar Medow toe. Als Faolon hem wil spreken, kan het twee dingen betekenen. Er is iets thuis aan de hand of...

'Moet je altijd vechten?' Wanneer Cialan de hoek omloopt, ziet hij Faolon staan. Hij is echter niet alleen, zoals hij heeft gehoopt. Twee meiden staan rond hem heen, twee die hij herkent, waardoor hij de neiging moet onderdrukken zich om te draaien.

Een hand wordt echter op zijn schouder gelegd en dwingt hem dichterbij te komen. Een paar ijsblauwe ogen kijkt hem recht aan. Ze staan donkerder dan hij gewend is, een teken van onheil, dat weet hij wel. Nog dieper zuchtend haalt hij de hand van zijn schouder af.

Cialan geeft alleen geen antwoord op Faolons vraag, wetend dat het ook heen zin heeft. Het enige waarvoor het dient, is om te bewijzen dat ook zijn tweelingbroer weet van de geruchten. Het zal hem niets moeten verbazen, Faolon zit bovenop de geruchten sinds hij zo bekend is onder zijn klasgenoten.

Toch is het iets dat hem niet aanstaat.

Instinctief graait Cialan in zijn tas naar een sigaret, de blik die zijn broer erdoor geeft, negerend. Hij is hier niet om naar zijn pijpen te dansen.

'Je weet dat we nog op het schoolplein zijn,' begint Faolon op zijn bekende toon te praten. 'Een rookvrije ruimte dus.' Zijn stem klinkt lager, een verschijnsel dat ieder ander naar hem laat luisteren. Cialan is er echter aan gewend geraakt. Gewend aan geraakt en er immuun voor geworden. Helaas voor zijn tweelingbroer.

Zijn schouders ophalend, steekt hij de peuk tussen zijn droge lippen. 'Ik heb het toch nog niet aangestoken?' vraagt hij, iets uitdagender dan hij wil.

'Nog niet, nee,' kopieert Faolon hem na, wel de uitdagende toon gebruikend, al maakt het de ander niet veel uit. De enige die het lijkt uit te maken, zijn de twee meiden, die fronsend naar hem opkijken.

'Ik weet heus wel dat ik hier niet mag roken, op een schoolplein, die rookvrij is. Zo lang zit ik al op school.'

'Misschien zit je er niet meer voor lang op omdat-'

'Is het waar dat je met mijn broer omgaat?' Het langste meisje met haar bruine, krullende haren is diegene die de discussies onderbreekt. Ze lijkt niet door te hebben wat ze heeft veroorzaakt, dat vertelt de blik in haar ogen wel. Toch lijkt ze haar vraag wel te menen. De ongeloof die in haar woorden te vinden is, laat Cialan gelijk naar haar opkijken.

Hij trekt een wenkbrauw op, terwijl hij haar in zich opneemt. Hij weet niet dat Medow nog een zusje heeft, al kan hij het wel raden nu ze zo dichtbij elkaar staan. Haar haar krult op dezelfde manier als Medows, geheel onderin en naar haar kin toe. Haar ogen zijn niet groen, maar bruin met de gouden glinstering er nog in. Haar gezicht heeft de duidelijke kaaklijn, die nu gespannen staat. Haar blik vertelt hem dat er maar een juist antwoord is, al is dat niet het antwoord dat Cialan haar zal geven.

Verveeld haalt hij een hand door zijn haren heen, erachter komend dat hij het niet gekamd heeft. 'Ik zat net naast hem,' mompelt hij zonder enkele vorm van emotie. 'Ik denk dat dat dus een ja op je vraag is.' Nog net op tijd kan hij een opmerking inslikken. Ze heeft vast ook haar ogen laten testen. Dat, en ze zal geen sarcasme kunnen herkennen. Het zit waarschijnlijk in de familie.

Medows zus richt haar ogen van Cialan af en laat ze afdwalen naar Faolon, die geïrriteerd voor zich uitkijkt. Aan de frons op zijn voorhoofd is te zien dat hij nadenkt. Dan opent hij zijn mond weer. 'Dus het is ook waar dat je weer gevochten hebt, waar hij hij was? Tegenover Artan, die niets heeft gedaan.'

Dat is het teken waarop Cialan heeft gewacht. Het is dus waar dat Faolon de geruchten heeft gehoord. En aan zijn toon is te horen dat hij het ook nog eens gelooft. Dat is iets wat hij niet van hem verwacht heeft. Normaal wil hij beide kanten van het verhaal horen, iets wat nu wel kan gebeuren, maar zo te horen niet. Het kost Cialan dan ook de grootste moeite om zijn mond niet gelijk open te doen en tegen hem te schreeuwen dat Artan leugens verspreid.

Het is eveneens niet de eerste keer dat Faolon zo toon tegen hem aanslaat. Elke keer als Cialan heeft gevochten, is het te horen, soms duidelijker dan vandaag. Hij moet toegeven dat het terecht is; hij weet zelf ook wel dat hij niet gelijk iemand moet aanvliegen. Maar hij kan het niet helpen, niet tegenover mensen zoals Artan, betweters die altijd het slachtoffer spelen.

'Ik dacht dat al dat vechten wel afgelopen was,' vervolgt Faolon, zijn tweelingbroer niet de kans gevend ertegenin te gaan. 'We zijn op een andere school. De perfecte kans om eens te veranderen. En het enige wat je verandert, is hoe je erbij loopt. Om nog maar te zwijgen over het feit dat je nu ook de gevechten opzoekt. Laat mensen gewoon met rust. Hoe oud ben je wel? Acht?' Gefrustreerd leunt hij tegen de muur aan. Zijn woorden galmen in Cialans hoofd na.

Mensen gewoon met rust laten? Hij doet dat al genoeg. Anderen zouden eens moeten leren hetzelfde te doen. Met zijn ogen rollend ontmoet hij Faolons blik.

Ze lijken niet eens op elkaar. Vaak genoeg denken mensen niet eens dat ze familie van elkaar zijn, laat staan tweelingbroers. Het enige kenmerk dat ze delen naast hun ogen, zijn hun sproeten, al zijn die van Faolon nu niet zichtbaar. Een laag make-up houdt ze verborgen. En Cialan zal er niet zo grote hekel aan hebben als mensen het zouden opmerken, maar dat doen ze niet. Ze vallen Faolon niet lastig, een jongen die make-up draagt. De enige reden die Cialan ervoor kan geven, is dat Faolon populair genoeg is om te doen en laten wat hij wil, ook al zal ieder andere jongen erdoor weggepest worden.

Uiteindelijk stopt Cialan met zo erover nadenken; het brengt hem nergens naartoe. 'Ik ben het dubbele van acht,' gaat hij er toch op in,' en dat zou je moeten weten.'

Gelijk schieten zijn ogen naar een andere beweging. Het andere meisje stoot tegen Faolons heup aan. 'Zeg gewoon wat je hebt gehoord,' fluistert ze in zijn oor als hij naar haar toe buigt.

Knikkend richt Faolon zijn aandacht weer op Cialan. Het begin van zijn speech gaat moeizaam. Zijn stem is zacht, maar de woorden dringen diep tot Cialan door. Tijdens de woorden kan hij het niet laten om naar Medow te kijken, alsof hij het gesprek kan horen. Hij zit echter nog steeds te luisteren naar de muziek.

Zodra Faolon is uitgepraat, stapt Cialan naar voren toe. Hij haalt zijn voet van de muur af en doet zijn handen in zijn zakken. Hij begint te praten, woorden die steeds luider worden. De twee meiden beginnen hem steeds minder aan te kijken, terwijl Faolon zijn mond meerdere malen open wil doen. 'Je gaat mij verdomme toch niet vertellen dat je die Artan gelooft? Faolon, ze hadden messen. Ze hielden het tegen Medows keel aan. Natuurlijk grijp ik dan in! Ik weet dat je dat niet zal doen, maar ik ga niet machteloos toekijken wat ze met hem gaan doen.'

Met zijn kiezen op elkaar geklemd, grijpt Cialan de bovenkant van Faolons blauwe shirt vast. 'Wat had ik anders moeten doen? Artan zijn gang laten gaan? Dat zou jij wel doen, hé? Wel, verrassing, ik ben niet zoals jij en dat is ook maar beter ook, want-'

Wat volgt gaat verrassend snel. Faolon rukt zich los zodra zijn hand Cialans wang raakt en stapt terug naar achter toe. Zijn ogen schitteren gevaarlijk. 'Ik heb alleen gezegd wat er rondgaat,' verdedigt hij zichzelf. 'Ik zeg alleen dat als je niet weer gepest wil worden, je niet zo om moet gaan met mensen, dat vraagt gewoon om problemen. Ik ga hier niet de beschermende moeder rondhangen, die je blijkbaar wel nodig hebt.'

'Ik heb helemaal niemand nodig,' gaat Cialan er gelijk tegenin. 'Daarnaast vraag ik nergens om. Mensen zoals Artan moeten stoppen met zich zo gedragen.'

'En dat bepaal jij?'

'Blijkbaar moet het wel.'

Met zijn ogen rollend, stapt Faolon nog verder naar achter toe, alsof hij afstand wil doen van zijn broer. 'Je kan je toch minstens een beetje gedragen?' Het klinkt hopeloos en smekend, iets wat Cialan makkelijk kan negeren. Faolon heeft vaker zo geklonken, vooral op momenten zoals deze. Op een of andere manier denkt hij dat het de situatie kan veranderen. Maar smeken helpt niet, Cialan weet dat de ander gewoon verandering wil zien, minder gevechten tenminste, zodat hijzelf zich nergens mee hoeft te bemoeien. Iets waar hij geheel zelf voor zorgt.

Met zijn handen over elkaar gevouwen, zucht Cialan eens diep. 'Ik gedraag me prima, Faolon. Artan en zijn vrienden doen dat echter niet. Ik weet dat Artan heeft gezegd dat ik alles begon, maar dat is niet zo. Zij begonnen Medow lastig te vallen omdat hij enkele antwoorden van hun huiswerk fout had. Ze hadden messen. Ze bedreigden-'

'Ik weet het nu wel!'

Geschrokken door het plotselinge geschreeuw stappen zowel de twee meiden als Cialan naar achter toe. Voor even hangt er een stilte om hen heen, waarin Faolon zijn emoties onder controle probeert te houden.

Dan leunt Cialan weer terug tegen de muur aan. 'Mag ik soms niet omgaan met jongens?' begint hij langzaam en gedempt te praten. 'Moet ik maar gaan rondhangen met zulke meiden, zodat de roddels stoppen? Moet ik maar gaan leven naar de wensen van anderen. Als je niet de beschermende moeder uit wil hangen, prima. Laat me dan ook met rust.'

Zonder op een weerwoord te wachten, draait Cialan zich om en begint weg te lopen. Hij negeert de steek die door hem heen gaat. Er is te veel veranderd tussen hen twee sinds de brand. Hoewel geen van beiden het niet toe zullen willen geven, is de spanning om te snijden. Geen van beiden verandert er echter iets aan.

Faolon loopt hem niet achterna. Hij roept zelfs niets naar hem toe, dus blijft Cialan doorlopen, totdat hij terugkomt bij Medow. Zwijgend gaat hij tegenover hem zitten.

Waarschijnlijk heeft Medow door dat er iets aan de hand is, want hij doet de oortjes uit en haalt vragend een wenkbrauw op. Zijn gepraat is zeldzaam vandaag, dat is de ander al opgevallen, en toch wil hij deze keer de reden ervan niet weten, hoe nieuwsgierig hij ook is. Hij kan wel raden waarom het zo is.

'Hij vroeg naar Artans roddels.' Meer wil Cialan er niet over loslaten. Hij heeft geen zin om ook nog geërgerd over te komen op Medow, vooral nu. De jongen heeft al zwaar genoeg door dezelfde roddels, tenminste, hij denkt dat dat aan de hand is.

Toch legt Medow voorzichtig een hand op de zijne. Enkele minuten zitten ze zwijgend bij elkaar, terwijl Cialan voelt hij hijzelf steeds roder begint te worden. Hij heeft echter het lef niet om zijn hand weg te halen, wetend dat Medow het goed bedoelt. Daarnaast heeft hij het nodig. Hij moet kalmeren, dat weet hij zeker. En op een of andere manier helpt Medow hem ermee.

Enkele keren zucht hij diep. Zijn vastgehouden hand beweegt, zoekt grip op het hout waar geen grip op is te krijgen. 'Sorry,' mompelt hij nog, al negeert Medow het. 'Faolon moet zich gewoon nergens mee bemoeien. Hij weet niet wat er is gebeurd,' mompelt hij verder. Toch voelt hij niet meer de woede opkomen, zeker omdat hij het al heeft geuit. Met zijn hoofd naar beneden gebogen, bijt hij eens goed op zijn lip, alsof hij wakker moet worden. Natuurlijk gebeurt het niet.

Medow lijkt wat te willen zeggen, maar hij sluit zijn mond weer. Zijn hand beweegt wat, totdat hij zich terugtrekt. 'Artan heeft zijn weg toch wel met mensen. Hij wordt niet gezien als een leugenaar. Het is frustrerend, natuurlijk, maar je moet niet boos worden op andere mensen, vooral op je tweelingbroer. Hij kan er niets aan doen.' Zijn stem is zacht, maar zorgzaam. Ietwat voorovergebogen, vouwt hij zijn handen in elkaar en kijkt Cialan recht aan. 'Als je op iemand boos wil, moet, zijn, dan is het Artan.'

'Ik weet het,' verzucht Cialan, 'maar dat houdt niet in dat ik stop met me ergeren aan Faolon. Hij weet niet hoe ik mij voel, hij hoeft zichzelf niet telkens te bewijzen wegens die roddels. Op een of andere manier heeft hij er nooit last van.'

'Wens je dat hem soms toe?' vraagt Medow nog steeds zacht.

Fronsend schudt Cialan gelijk zijn hoofd. 'Natuurlijk niet. Alleen hij hoeft zich niet zo te gedragen. Ik weet dat hij mij niet perse hoeft te steunen omdat ik zijn familie ben, maar hij kan tenminste naar mijn kant van het verhaal luisteren.' Onwillig ontwijkt hij Medow blik door te zoeken naar Faolon en zijn vriendengroep, die hij niet kan vinden. Waarschijnlijk zitten ze op dit moment in de aula, wachtend op de bel die ieder moment kan gaan.

'Misschien moet je eens goed met hem gaan praten.' Het voorstel klinkt vaag vanuit Medow mond. 'Ik bedoel, jullie lijken beiden daar behoefte aan te hebben. Het kan misverstanden zoals deze voorkomen.' Het klinkt niet alsof hijzelf erin gelooft, wat het hele punt wegneemt. Beiden hebben het door, al vertellen ze het elkaar niet.

Het voorstel is toch een die Cialan vaak heeft overwogen. Faolon lijkt makkelijk te kunnen praten met andere mensen, behalve met zijn tweelingbroer. Elke keer als ze hun mond open doen, sluiten ze het weer, verdrinkend in de stilte. Er is zoveel dat ze tegen elkaar kunnen zeggen, maar besluiten niet te doen.

Klein glimlachend kijkt Medow hem nog steeds aan. 'Cialan, je kan niet telkens boos worden op andere mensen omdat ze je niet begrijpen. Leg het ze dan uit en zie of ze dan je woede nog verdienen.'

'Ik ben niet iedereen een uitleg verschuldigd,' murmelt Cialan terug, Medow terug aankijkend.

'Natuurlijk niet, maar je moet ook niet boos worden op iedereen die je maar even verkeerd aankijkt.' Langzaam knippert de bruinharige met zijn ogen. Het gesprek lijkt tot een einde te zijn gekomen, want hij gebaart naar de oortjes die nog tussen hen in liggen. 'Zet de muziek maar weer op. Je moet even aan iets anders denken, nu je daar nog de tijd voor hebt.'

Dus doet Cialan dat. Gewoon aan iets anders denken.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top