24.
POV Liv:
Ik voel het branden. Mijn wond lijkt wel te schreeuwen onder mijn huid, elke ademhaling is als een mes dat door mijn zij snijdt. Ik houd mijn capuchon laag en staar naar mijn bord, hopend dat niemand me ziet of herkent dat ik hier eigenlijk niet hoor te zijn niet in deze ruimte, niet in dit leven.
Zodra ik mijn capuchon optil om beter te zitten, voel ik ogen in mijn richting branden. Jax. Hij staat met zijn groep vrienden bij de uitgang, zijn blik strak op mij gericht. De manier waarop hij me observeert, alsof hij elke beweging analyseert, maakt me nerveus. Ik dwing mezelf om rustig te blijven, mijn ademhaling onder controle te houden. Hij mag absoluut niet doorhebben dat ik pijn heb.
Ik pak een papieren servet en druk het stiekem tegen mijn zij, hopend dat het genoeg bloed opneemt om de vlekken onder controle te houden. Dit was misschien een slechte beslissing – terugkomen naar de kantine, denken dat ik me even tussen hen kon verbergen zonder dat iemand wat zou merken.
Zodra ik opkijk, is Jax weg. Hij en zijn vrienden zijn verdwenen, maar ik voel de dreiging in de lucht hangen. Hij heeft iets gemerkt, dat weet ik zeker. Hij heeft me vanochtend zien bloeden, en die blik van daarnet... Ik heb te veel aandacht getrokken.
Terwijl ik opsta en mijn rugtas oppak, voel ik hoe mijn wond weer opspeelt. Het bloed sijpelt door het servet, en ik kreun zachtjes. Ik moet hier weg, en snel. Niemand mag zien wat er aan de hand is.
Ik loop door de gangen, mijn passen kort en snel, terwijl ik probeer mijn hoofd koel te houden. Voor nu ben ik veilig. Maar ik moet oppassen met Jax die blik in zijn ogen was meer dan nieuwsgierigheid. Hij is vastbesloten om erachter te komen wat ik verberg en daar word ik simpelweg een beetje moe van.
Ik haat dit gevoel. Het constante op mijn hoede zijn, alsof er elk moment iets of iemand op me af kan komen. Terwijl ik door de verlaten gang loop, probeer ik mezelf gerust te stellen. Mijn ademhaling is snel, oppervlakkig, en het kost me moeite om normaal te blijven lopen met de pijn in mijn zij. Het bloed is door het servet heen gesijpeld en voelt koud tegen mijn huid.
Net als ik denk dat ik veilig mijn kamer kan bereiken, hoor ik voetstappen achter me. Ik draai me om, klaar om iedereen af te kappen die iets van me wil, maar daar staan ze al: Jax en zijn vrienden, tegen de muur geleund met die nonchalante houding die eigenlijk allesbehalve toevallig is. Het gevoel van dreiging hangt zwaar in de lucht.
"Liv," zegt Jax met een scheve grijns. "Jij lijkt haast te hebben. Gaat alles wel goed?" Zijn toon is luchtig, maar zijn ogen vertellen een ander verhaal. Hij heeft iets gezien, iets dat hem niet loslaat.
Ik probeer rechtop te blijven staan, de pijn te verbergen, en kijk hem strak aan. "Niks aan de hand, Jax. Ga gewoon uit de weg."
Maar hij beweegt niet. Hij stapt juist naar voren, zijn ogen op mijn gezicht gericht, zoekend naar zwakte. "Weet je," zegt hij, "het viel me vanochtend al op. Jij lijkt een stuk meer gewend te zijn aan bloed dan de meeste mensen."
Zijn vrienden lachen zacht, maar er is een spanning in de lucht die ik niet kan negeren. Mijn hartslag versnelt, en ik voel het zweet in mijn nek opwellen. Ik kan me nu geen zwakte permitteren. Maar net als ik een stap naar achteren zet om langs hen heen te glippen, voel ik hoe mijn wond weer opspeelt. Een scherpe pijn schiet door mijn zij, en ik hap even naar adem.
Jax' ogen vernauwen zich. Hij merkt het meteen op. "Wat is er, Liv? Pijntje?" Zijn toon is net iets te vriendelijk, alsof hij geniet van elk moment dat ik moeite heb om mezelf in de hand te houden.
Ik schud mijn hoofd, mijn kaken op elkaar geklemd. "Laat me er langs."
Maar in plaats van ruimte te maken, stapt hij nog dichterbij, zijn blik nu recht op mijn zij gericht. "Waarom hou je je daar vast?" Hij wijst met zijn kin naar mijn hand die nog steeds onbewust op mijn zij drukt.
Ik probeer een nonchalante glimlach op te zetten, maar de pijn wordt steeds moeilijker te verbergen. "Niks waar jij je druk om hoeft te maken."
Jax buigt zich iets voorover en trekt dan, zonder waarschuwing, een stukje van mijn hoodie omhoog. Voordat ik kan reageren, kijkt hij met een mengeling van verbazing en triomf naar de donkere bloedvlek die zich aan mijn zij verspreidt. Zijn vrienden staren nu ook, en een paar van hen trekken hun wenkbrauwen op in verwondering.
"Liv..." zegt hij zacht, met een ondertoon die ik niet helemaal kan plaatsen. "Wat heb je nou weer uitgespookt?"
Ik ruk mijn hoodie terug en werp hem een vernietigende blik toe. "Dat gaat je niks aan," sis ik.
Maar ik zie dat mijn reactie hem alleen maar meer fascineert. "Weet je," zegt hij terwijl hij zijn armen over elkaar slaat, "hoe meer ik over je te weten kom, hoe meer ik me afvraag wat jij allemaal verbergt."
Zijn woorden hangen in de lucht, en ik weet dat ik mijn geheim niet langer volledig kan wegstoppen. Toch probeer ik overeind te blijven, ook al bonkt de pijn in mijn zij.
"Misschien moet je gewoon eens ophouden met vragen stellen," bijt ik hem toe, voordat ik me omdraai en met stevige passen doorloop, ondanks het bloed dat ik voel sijpelen. Ik hoor zijn lach achter me, de echo van een jongen die eindelijk een zwakte in mijn harnas heeft gevonden.
Ik klem mijn kaken op elkaar en loop door, vastbesloten om hem geen enkele hint meer te geven.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top