2.
POV Liv:
Ik staar hem aan, mijn handen strak om de handvaten van mijn koffer. De jongen voor me staart me van top tot teen aan, ieuw, zijn blik is zelfverzekerd, alsof hij alles al heeft gezien en alles kan krijgen wat hij wil. Ik haat dat. Ik heb altijd een hekel gehad aan mensen die zo makkelijk in zichzelf geloven. Maar ik weet precies hoe ik mezelf moet inhouden, dus ik geef geen krimp.
"Wat kijk je?" vraag ik, mijn stem niet bepaald vriendelijk. Als hij denkt dat hij hier gewoon mag staan en zijn tijd verdoen met staren, heeft hij het mis.
Hij trekt een wenkbrauw op, alsof mijn reactie hem amuseert. "Nou, je bent wel het enige meisje hier. Ik dacht dat je misschien een gids nodig had."
Ik draai me om zonder iets te zeggen, want ik weet precies wat hij probeert te doen. Hij wil me uit de tent lokken. Maar ik heb niet de energie om op zijn spelletje in te gaan. De eerste stap is al moeilijk genoeg, dit is niet waar ik wil zijn. Wat ik wil, is weg. Weg uit dit gebouw, weg uit deze situatie die ik in mijn eentje moet overleven. Mijn handen jeuken om ergens tegenaan te slaan. Het enige wat ik wil is een uitlaatklep, maar die is hier niet.
De gangen zijn smal en leeg, met de geur van oude stenen en een vage muffigheid die je alleen in gebouwen vindt die te lang zonder echte zorg zijn gebleven. Ik hoor de schreeuwen en het gelach van een groep jongens verderop, de geluiden die je in een plaats als deze verwacht. Ze lachen om iets, wat het ook is. Het maakt me niet uit. Als ik niet snel een manier vind om mijn hoofd boven water te houden, zal ik me weer in die oude gewoontes moeten verliezen. Niet dat ik dat zo erg vind maar andere misschien wel.
Ik zet mijn koffer neer bij een van de deuren die blijkbaar naar mijn kamer moet leiden. Het voelt niet goed, alsof het hier helemaal niet mijn plek is. Maar wat kan ik anders doen? Het is niet alsof mijn ouders me een andere keuze hebben gegeven, bitches.
Voordat ik de deur kan openen, hoor ik voetstappen achter me. Ik draai me om, alweer die jongen. Wat wil hij nu weer?
"Je moet echt wat relaxter worden, weet je dat?" zegt hij met een grijns, zijn handen nonchalant in zijn zakken gestoken. "Het is niet zo slecht hier."
"Waar heb jij het over?" vraag ik, mijn geduld begint langzaam op te raken. Ik wil gewoon niet met hem praten. Niet nu. "Dit is een jongensinternaat, jij begrijpt er niks van. En ik ben hier niet voor de gezelligheid" snauw ik hem toe.
Zijn grijns blijft staan, maar iets in zijn ogen verandert. Misschien begrijpt hij het wel, of misschien is hij gewoon zo iemand die altijd door wil drukken, die altijd wil winnen. "Je hebt gelijk," zegt hij dan, bijna zonder emotie, "je komt hier niet voor de gezelligheid. Maar je zult je wel moeten aanpassen. Je hebt niet veel keuze."
Ik voel mijn handen weer trillen, maar ik houd me in. Er is iets in zijn toon dat me prikkelt, alsof hij me wil uitlokken, als hij zo doorgaat zal ik hem eens prikkelen, met mijn vuisten.
Met een scherpe draai aan de deurknop stap ik naar binnen. Ik hoef geen uitleg. Geen vrienden. Geen connecties. Alleen mezelf, die zich probeert vast te houden aan iets wat geen grip heeft. En als het moet, ga ik gewoon weer vechten. Omdat ik weet dat ik in deze wereld niet voor altijd verborgen kan blijven.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top