17.
POV Liv:
Mijn handen trillen niet vaak, maar dit keer doen ze dat wel. Niet omdat ik bang ben, maar omdat ik weet wat er op het spel staat. De boodschap die ik net heb ontvangen heeft iets in me losgemaakt. Mijn telefoon trilt in mijn zak, de melding licht op, en ik weet dat het geen toevallige bericht is. Het is een bericht van iemand uit mijn verleden, iemand die ik liever niet had willen horen. De oude spook, zoals ik hem noem. De man die mij alles geleerd heeft over de echte wereld, over wat ik echt ben.
"Je moet iemand doden, Liv. Iemand die nu een obstakel voor ons is. Maak het een ongeluk. Zorg ervoor dat niemand het ooit achterhaalt."
De woorden blijven maar door mijn hoofd malen. De kou van de boodschap trekt door mijn aderen, het is alsof ik het bericht fysiek kan voelen. Het is geen verrassing. Het is nooit echt een verrassing als ik zo'n bericht krijg. Maar het voelt altijd alsof ik weer terug val in een wereld die ik dacht achter me te hebben gelaten.
Ik heb geen keus. Niet echt. Ik weet wat ik moet doen. De onderwereld kent geen medelijden, geen compassie. Als je in hun ogen niet meer van waarde bent, word je vervangen. En dat weet ik maar al te goed. Het is niet de eerste keer dat ik zo'n taak krijg. Het is niet de eerste keer dat ik iemand moet uitschakelen. Maar dit voelt anders.
Omdat deze keer, voel ik het in mijn buik. Niet letterlijk, niet nog niet. Maar een soort angst, een onbehagen dat zich langzaam in me nestelt. Misschien is het omdat ik weet dat dit niet zomaar een "klus" is. Dit is persoonlijk. Het is een belangrijke zet. De oude spook weet dat ik alles kan doen, dat ik geen zwakte toon. Maar ik weet dat als ik dit niet goed doe, ik de controle verlies.
Ik probeer te ademen, diep in en uit. Dit moet snel gebeuren. Ik kan geen sporen achterlaten. Maar ik moet er ook voor zorgen dat het eruitziet als een ongeluk. Dat is de moeilijkste taak. Omdat ongeluk, dat is niet iets dat ik vaak gebruik. Ik ben altijd degene die het doel recht in de ogen kijkt, altijd degene die weet wat er gaat gebeuren en waarom. Maar dit keer is het anders.
Een paar uur later sta ik in de donkere steeg, mijn ogen strak gericht op de man die voor me staat. Zijn adem komt in korte stoten, zijn ogen breken van angst. Hij heeft geen idee wie ik werkelijk ben. Wie ik kan zijn. En dat is mijn voordeel. Hij weet niet dat ik geen geweten heb voor dit soort dingen.
De tas met gereedschap in mijn handen voelt plotseling zwaarder aan, maar ik laat het niet zien. Ik heb mijn zonden al lang geaccepteerd. Ik weet wat ik moet doen. En ik ga het doen, hoe dan ook.
De man heeft niet veel tijd. Hij is daar om een reden, en dat weet hij. Maar zijn tijd is op. En ik ben degene die de klok met een laatste tik zal stoppen. Zijn ogen worden groot, en ik zie de vrees in zijn blik. Dat maakt het makkelijker. Het maakt het sneller. Mijn vingers sluiten zich om het mes, het koude staal voelt glad onder mijn hand. Het moet snel, het moet schoon, het moet perfect.
De steek is precies waar het moet zijn, onder de ribben, de zachte plek die zo veel vitale organen raakt. Het moet eruit zien als een ongeluk, dus ik duw hem een beetje, net genoeg om het lichaam van de man naar de grond te doen vallen, zijn gezicht tegen de muur gedrukt. Niemand zal weten wat er echt is gebeurd. Ze zullen denken dat hij per ongeluk gevallen is, dat het een misverstand was.
Maar het lukt niet zonder gevolgen.
De man schreeuwt, en ik weet dat het te laat is om iets te doen. De pijn in mijn eigen buik is plotseling intens. Het is een scherpe brand die door mijn huid snijdt, en ik kijk naar beneden. De steekwond, het bloed dat ik pas nu voel stromen. Het komt langzaam naar buiten, de warmte van het bloed op mijn huid voelt als een waarschuwing. De pijn is ondraaglijk, maar ik moet doorgaan. Ik kan niet stoppen. Niet nu. Niet hier.
Ik wankel, maar ik haal diep adem. Ik heb nooit echt geleerd om pijn te negeren. Maar ik weet dat ik moet blijven doen wat ik doe. De man is dood, en de klus is klaar. Het ziet eruit als een ongeluk, en de wereld zal nooit weten wat ik hier echt heb gedaan.
Met een laatste blik op het levenloze lichaam, draai ik me om en begin te lopen. Ik voel de pijn in mijn buik branden, maar ik stop niet. Niet totdat ik veilig ben. De wereld zal nooit begrijpen wat ik ben, wat ik heb gedaan. En dat is goed zo. Want als ze dat zouden weten, zou er geen terugkeer meer zijn. En ik ben niet klaar om alles te verliezen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top