16.

POV Liv:

De stilte in de gang is oorverdovend. Het is als een donderwolk die alles in haar pad verzwelgt, en ik weet dat het geen toeval is dat het mijn schuld is. De spanning tussen Jax en mij is scherp, maar dat is niet het enige wat speelt. Er is iets dat niemand weet. Niet eens Jax. Iets dat ik zo ver weg heb geduwd dat het soms voelt alsof het een ander leven is, maar de waarheid komt altijd bovendrijven. En als ik niet oppas, zal die waarheid ooit alles veranderen.

Ik loop de gang door, mijn ogen strak gericht op de vloer, mijn stappen zorgvuldig. Elke seconde voel ik de hitte van de blik van Jax op mijn rug, maar ik verberg mijn angst, mijn onzekerheid, want ik weet wat ik kan doen. Ik weet wat ik ben. Wat ik ben geworden. Het heeft me jaren gekost om zoiets in mezelf te accepteren. Wat ik heb gedaan, wie ik heb gedood, het is geen ongeluk. Dat weet ik nu.

De gevechten in de kooien, de ruige slagvelden in de onderwereld, zijn niets vergeleken met wat ik eerder heb meegemaakt. Het zijn slechts speelplaatsen voor een meisje dat ooit iets heel anders heeft gedaan, een meisje dat zich schuilhield in de schaduw van haar eigen demonen.

Er zijn gezichten die ik nooit kan vergeten. De mannen die ik moest verslaan, niet in de ring, maar daarbuiten. De mannen die ik zonder genade heb gedood. Het waren geen toevalligheden. Geen misplaatste klappen. Dit waren mensen die het verdienden. Mensen die het in hun bloed hadden om anderen te breken, te vernietigen. Ik heb het gedaan, omdat het moest. Omdat niemand anders het zou doen. Maar het besef van wat ik echt ben, het voelt alsof het steeds zwaarder weegt.

Elke keer als ik mijn handen inspecteer – de tatoeages, de littekens – zie ik hun gezichten. Het doet me denken aan alles wat ik voor de onderwereld heb opgeofferd, aan de mensen die ik heb geraakt, de mensen die ik heb vermoord. Het waren geen ongelukjes. En dat weet ik. Maar het is makkelijker om te doen alsof het nooit heeft plaatsgevonden.

De kamer voelt plotseling te klein, de muren komen dichterbij, en ik adem in, probeer mezelf rustig te houden. Niemand mag het weten. Niemand mag achter mijn geheim komen. Dit is niet de wereld waarin ik wil dat ze me zien als de persoon die ik echt ben. Dit is het moment waarop ik me in mijn schulp moet terugtrekken. Ik moet alles onder controle houden. De vechtlust. De woede. De moorden.

Toen ik in de ring stapte, was het voor de kick, voor de vlucht van adrenaline. Maar het was ook om iets uit mijn systeem te krijgen, iets dat ik al had ervaren. De kracht om de controle over mijn eigen leven te houden. Maar de mensen die ik gedood heb, de mannen die ik heb vermoord – dat was niet voor de kick. Dat was voor overleving. Voor de mensen die geen stem hadden, voor hen die niet in staat waren om zichzelf te verdedigen. Voor hen die dachten dat ze onschendbaar waren.

Met elke stap die ik zet, weet ik dat ik de grens elke keer iets verder verschuif. Ik ben geen gewone vechter meer. Ik ben iets anders. Iets donkerder. Iets gevaarlijker. Ik heb mijn grenzen leren verleggen, mezelf tot het uiterste gedreven. En ik weet dat als ik niet oplet, de dingen die ik doe in de ring, de dingen die ik hier doe, weer in de werkelijkheid kunnen terugkomen. De moorden kunnen zich herhalen. Die demonen zullen altijd terugkomen.

Ik stop even, mijn hand op de deur van de gym. Ik kan niet terugkijken. Niet nu. Maar diep van binnen weet ik dat het nooit ver weg is. De herinneringen, de keuzes, de daden die ik heb gedaan. Ze wachten. Ze wachten op me. En misschien zal ik op een dag moeten toegeven dat ik niet meer kan ontsnappen aan mijn verleden.

Maar niet vandaag. Niet hier. Vandaag vecht ik voor wat ik wil, zoals altijd. Zoals ik altijd doe. Omdat dat alles is wat ik ben.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top