6. Kanker
Exacte datums van hoe en wat is me een beetje vergaan, maar in ieder geval is hier het hoofdstuk. Het is niet de leukste hoofdstuk om te lezen. So be prepared. aanvraag:
Aiden die ontdekt dat hij kanker heeft en de reactie van Emiel en zijn ouders.
@theprivategamer
@mewtje
______________________________________
"Ik heb niet zo goed nieuws."
Nee, dat had ik al door. Ik ben niet voor niks van school opgehaald, en dat tijdens de voorbereiding voor de citotoets.
Eerst heb ik het hele zooitje bij elkaar gejuicht toen mijn moeder de klas kwam binnen wandelen en me vertelde dat we eventjes weg gingen. Daarna herinnerde Emiel me dat we voorbereiding hadden voor de toets, toen was ik wat minder blij. Wanneer het op die dingen aankomt wil ik er wel graag bij zijn.
Maar goed. Ik zit hier en het wordt er blijkbaar niet beter op.
"Wat is er dan?" Ik trek mijn wenkbrauwen vragend op. Ik hoop niet dat ik zwanger ben want dan heb ik heel wat uit te leggen aan mijn ouders..
En aan mezelf..
De dokter kijkt me aan. Hij ziet er ernstig uit, maar dat kan ook komen door de te grote witte jas. Zijn haren zijn in een paardenstaart gebonden en ergens vind ik hem wel fancy. "Het flauwvallen en de bloedneuzen hebben te maken met je bloed. Je hebt drie belangrijke mannetjes in je bloed," begint hij. "En jij komt een mannetje tekort."
"Dan leen ik die toch ff?" Los ik het simpel op. Man, ik had dokter moeten worden.
Hij lacht even. "Je maakt verkeerde bloedmannetjes aan. En daar word je heel ziek van. Het zorgt ervoor dat je bijvoorbeeld flauwvalt." Hij vouwt zijn handen in elkaar. "Maar we kunnen je daarmee helpen, en je wordt beter. Het duurt wel eventjes."
Ik knik. "Een weekje hooguit?" Want langer kan niet. Ik moet mijn toets maken waaruit voort gaat komen dat ik meteen president kan worden.
Hij schudt zijn hoofd. "Nee, hoelang kunnen we niet zeggen. Eerder maanden dan weken." Hij legt zijn handen op tafel. "Je hebt leukemie. Weet je wat dat is?"
Ik hoor mijn moeder diep ademhalen, gevolgd door een gespannen sfeer.
Het is vast minder leuk dan het klinkt..
Ik schud mijn hoofd. Vervolgens krijg ik het horrorverhaal te horen dat ik kanker heb. Iets wat ik raar vind.. Oudere mensen krijgen kanker. En ik ben elf..
"Maar we gaan je helemaal beter maken," verzekert hij me. Ik durf niet opzij te kijken naar mijn moeder. Ik weet zeker dat ze daar zit met tranen in haar ogen. De laatste keer dat ik haar heb zien huilen is toen ze me vertelde dat ze gingen scheiden. Een jaar geleden. En om eerlijk te zijn denk ik niet dat mama dit nieuws had verwacht en de klap bij haar hard aankomt. Want anders was mijn vader hier wel. "En om het zo snel mogelijk te laten gebeuren beginnen we vandaag."
"Oh nee!" Ik sta op uit mijn stoel. "Daar heb ik geen tijd voor, kunnen we dit even anders plannen? Ik heb helemaal geen tijd voor kanker. Ik ga nog op kamp en ik heb een belangrijke toets."
De man kijkt me aan. Hij moet lachen voor hij ook opstaat. "Het komt vast goed, dat beloof ik." Hij legt een hand op mijn schouders en knijpt erin. "Honderd procent zeker, en dan kan jij alles doen wat je maar wilt. Goed, wil je meelopen met de zuster die je net bloed heeft geprikt? Ze laat je de afdeling zien. Dan praat ik nog even met je moeder."
Ik loop voor het gemak de kamer uit. Niet alleen omdat ik van plan ben om mooi weg te lopen, maar ook omdat ik mijn moeder niet wil zien.
"Hé, Aiden." Een donkere vrouw komt naar me toe. Ze heeft een leuke accent en mijn bloed afgenomen. "Ga je met me mee? Dan laat ik je kamer zien."
"Nog een kamer?" Ik trek mijn wenkbrauwen op terwijl ik haar achtervolg. "Ik heb al twee kamers." Kanker hebben is dus toch een extra luxe..
"Ja, je eigen kamertje. Dat is wel even lekker als je moet uitzieken. Toch?"
Ik knik naar haar. Ze is wat breed maar stiekem vind ik dat leuk. Misschien wilt ze wel een dagje met me naar de macDonald's.
"Hoelang duurt dit eigenlijk?" Ik loop haar achterna. Blijkbaar zitten we op een hele zieke afdeling want ik kom vele kinderen tegen die een infuus aan hun arm hebben. Enkele zitten in een rolstoel en andere zijn zelfs kaal. Gelukkig heb ik alleen maar kanker in mijn bloed.
"De meeste kinderen zijn hier wel een jaar," zegt ze. "Een jaar?!"
Ze knikt. "Maar je bent er vroeg bij, dus misschien heb je geluk."
Ik knik en loop haar achterna een kamertje in. "Hier, dit wordt jou kamertje." Zegt ze uiteindelijk. "Je krijgt nog een kamergenootje, maar Jesse is eventjes niet hier." Ik kijk de kamer rond. Het heeft een zeeblauwe muur en er staan twee bedden. Het bed dichtbij het raam staat vol met knuffels, kaarten en tekeningen. Het andere bed ziet er heel saai uit.
"Ik kies dat bed," ik loop naar het vrolijke bed toe, maar de zuster lacht.
"Nee kom, dat is Jesse zijn bed." Ze pakt mijn hand en brengt me naar mijn bed toe. "Jij mag je bed ook leuk opmaken." Vertelt ze me. "En alle kaarten en tekeningen hier ophangen."
Maar ik was drie maanden terug al jarig geweest..
"Waar is Jesse nu?" Ik vraag me af hoe mijn kamergenootje eruit ziet. Zal hij er ook zo ziek uitzien als de kinderen op de gang?
"Jesse is eventjes op een andere kamer. Ik geloof nummer vier. Hij voelde zich gisteren niet zo goed dus we houden hem in de gaten op een andere kamer." De zuster glimlacht kort naar me en loopt naar me toe. "Straks haalt je moeder of je vader wel even spulletjes van thuis."
"Maar dat hoeft niet hoor. Ik slaap wel thuis." Ik recht mijn rug. Ik hoef niet voor het gemak hier te slapen of verjaardagskaarten op te hangen. Mijn slaapkamer thuis is prima.. Of denken ze soms dat ik mishandelt wordt?
"Dat kan niet," de zuster gaat zitten en ik kan op haar naamplaatje lezen dat ze Mia heet. "Je bent hier wel een paar dagen."
"Waarom?" Ik frons. "Ik voel me goed."
"Jawel." Ze trekt me op bed en komt vervolgens bij me zitten. Het bed voelt zacht aan. "We gaan je vanavond een kuur geven. Daar word je ziek van."
"Ja, als jullie iedereen ziek gaan maken word ik nooit beter." Ik draai mijn ogen. Wat is dit voor een ziekenhuis? Zeker hun manier om aan geld te komen.
Mia schiet in de lach. "Jij bent wel een direct mannetje hé?" Ze gaat door mijn blonde haren heen. "Nee, we maken je niet zomaar ziek. We maken je zieke bloedcellen ziek, zodat die weg gaan. En dan word jij later beter."
Ik denk erover na. Ergens klinkt het ook best wel logisch. "Oké, dan is het goed. Hoe ziek word ik?"
"Dat hangt vaak per persoon er vanaf. Meestal word je misselijk. Soms valt dat heel erg mee, maar sommige mensen zijn wel een paar dagen ziek." Ze kijkt me aan. "Maar ik zie al aan je dat je een heel sterk mannetje bent." Ik knik als bevestiging. "Alleen ben ik een man. Geen mannetje," maak ik haar nog eventjes duidelijk. Foute dingen moeten recht worden gezet.
"Mia, Mia!" Een klein jongetje op de fiets komt de kamer binnen. "Casper heeft overgegeven!" Mia staat op. "Ik kom al!" En zwaait me nog even gedag. En dan is ze weg.
Nou.. Casper.. Dat is ook niet bepaald lekker..
Ik sta op van mijn bed en kijk het kamertje rond. Jammer dat Jesse er nog niet is. Want alleen zijn is niet leuk. Waar mijn moeder is weet ik niet, hoogswaarschijnlijk bij de dokter. Ik hoop niet dat hij haar probeert te versieren, want daar is ze veel te oud voor.
Nog even werp ik een blik door de kamer en dan ga ik de gang op. Het blijft me verbazen hoeveel kinderen hier ziek rondlopen. Ergens vind ik het ook zielig want het ziet er helemaal niet leuk uit. Sommige kinderen glimlachen naar me, maar ik hou veilig afstand. Misschien is het besmettelijk. Of misschien ben ik besmettelijk.
Wat zei Mia nou over Jesse? Hij lag op kamer vier en was ziek geworden.. Misschien is het wel een leuk idee om hem te ontmoeten. Hij mag op dezelfde kamer liggen als ik mag liggen, dus dat bekent dat we niet besmettelijk zijn voor elkaar. Daarnaast is wat vriendje hebben wel erg leuk. Het is geen ramp als hij in een rolstoel zit. Dan kunnen we tenslotte nog even racen.
Al snel bevind ik kamer vier. Het zit aan het einde van de gang, ergens waar bijna geen kinderen komen. Voor de deur hangt een rood bordje. Wat dat mag betekent weet ik niet. Misschien is rood zijn lievelingskleur.
Voorzichtig haal ik de klink omlaag en loop ik het kamertje binnen. Het is er erg licht en ik hoor wat apparaten zoemen. "Jesse?" Vraag ik. Er komt geen antwoord, dus ik stap verder naar binnen en sluit de deur achter me. Ik loop door een klein halletje en zie vervolgens een kamer die helemaal wit is. In de kamer staan twee bedden en vele apparaten. Een bed heeft een gordijn om zich heen. Het geeft me een beetje een naar gevoel. Het ruikt vreemd en ik merk dat de apparaten niet aanstaan, want er komt geen leven vanaf. Misschien is Jesse klaar met zijn chemo? Ik weet niet of Jesse hetzelfde heeft als mij en ik weet ook niet wat ik me voor moet stellen met een chemo, maar de apparaten zijn uit. Dus hij moet wel klaar zijn met zijn medicijnen.
Ik hup voorzichtig naar het bed toe. "Jesse?" Probeer ik nog een keer. Weer geen antwoord.
Ik schuif het gordijn aan de kant en wat ik dan zie geeft me rillingen. Er ligt een lijkwitte jongen. Hij heeft zijn ogen gesloten en zijn mond hangt een beetje open. Jesse ligt hier dood.
Hoelang ik heb lopen staren weet ik niet meer. Wel weet ik dat mijn hart tekeer ging in mijn keel en ik me plotseling heel misselijk voelde.
Ik kokhals, loop snel achter het gordijn vandaan de kamer uit. Wanneer ik de deur sluit voel ik me heel naar. Het gebeurt toch bijna nooit dat een kind doodgaat? Het klopt gewoon niet.. Ik loop langzaam de hal uit. Mijn gezicht is tien tinten witter en ik voel me ook alles behalve lekker. Ik heb het koud en wil het liefst naar bed. Hoe kan het dat Jesse daar doodligt? Mia zei dat hij zich niet lekker voelde, maar dit.. Dit is inderdaad niet lekker om te zien. Het geeft me rillingen en het maakt me bang.
"Aiden," als ik mijn moeders stem hoor draai ik me om. Ze ziet er weer gewoon uit. Haar ogen zijn iets roder, maar dat is het dan ook. Ik voel me een stukje beter wanneer ze naar me toeloopt. Ik ben niet langer meer alleen. "Ik ga eventjes naar huis, je spulletjes ophalen. Wil je nog iets graag meehebben?"
Mijn handen vormen zich in vuisten en een hele ontlading komt naar boven. "Niet weggaan," breng ik piepend uit. De tranen stromen plotseling over mijn wangen en ik voel me meteen weer heel ellendig. Ze mag niet weg gaan. Ik wil niet achter gelaten worden in een afdeling vol met zieke kinderen. Ik hoor hier niet!
Mijn moeder loopt gehaast naar me toe en slaat vervolgens haar armen om me heen. Ze ruikt zoet en vertrouwend. Ik hou haar krampachtig beet. "Ik wil mee," breng ik alhuilend uit. Ze mag me hier niet achter laten.
"Lieverd toch," ik voel hoe ze mijn haar kust om mij te sussen. "Het komt allemaal goed. Dat beloof ik." Haar handen strelen mijn rug maar ik blijf beethouden. Mijn gehuil slaat over naar gesnik.
"Ik wil mee," mompel ik tegen haar aan. Ze pakt me beet en gaat iets door haar knieën, zodat ik haar recht aan kan kijken. "Ik moet echt even je kleding ophalen. Je vader kan ik maar niet te pakken krijgen aan de telefoon en ik moet echt eventjes je pas met alle gegevens halen van je allergieën en medicijnen." Ik weet dat ze nu praat over alles waar ik geen verstand van heb. Als kind ben ik altijd klein geweest en heb ik het een en ander al meegemaakt, maar de gegevens zijn me nooit bekent geweest.
"Nee!" Mompel ik opstandig. Ze laat me hier niet alleen. "Ik wil mee.. Mama," opnieuw stromen de tranen over mijn wangen. Als ze me hier alleen laat dan.. Dan weet ik niet wat ik moet. Iedereen is hier aan het doodgaan, wat moet ik hier ooit?
"Ik moet nog mijn spullen bij Emiel halen, mijn laptop en mp3speler en mijn boeken." Begin ik huilend op te sommen.
Mijn moeder pakt mijn hand beet. Ik zie hoe ze tranen uit haar ooghoeken veegt en me vervolgens meeneemt. Ze bespreekt even wat met mensen en uiteindelijk zit ik naast haar in de auto op weg naar huis. Ik voel me moe en misselijk. "Ik wil niet terug." Zeg ik als we de straat inrijden.
"We moeten wel," mijn moeder legt een hand op mijn been. "Dan word je beter. Misschien word je dan ook groter en breder." Ze kijkt me aan. Dat is iets wat ik altijd al heb gewild. Constant ben ik de kleinste van de klas. Wie weet heeft ze gelijk en ligt het aan de kanker dat ik zo klein ben.
"Ik blijf altijd bij je, vanavond ook. En papa komt straks ook." Ze streelt mijn been en buigt zich dan naar me toe om een kus op mijn wang te drukken. "Ja?" Ik knik, zolang ze me maar niet alleen laten. Mijn moeder en ik zoeken thuis samen de spullen uit die ik mee wil nemen. Grotendeels zijn dit stripboeken, kleding en een aantal foto's.
In de auto besluit mijn moeder om nog even bij Emiel te stoppen. Ze loopt samen met mij de woonkamer in. Waar ze meteen met de moeder van Emiel begint te praten. Ik loop door opweg naar boven en schop de deur van de kamer van mijn beste vriend open. Emiel zit achter mijn laptop, "ben je er eindelijk weer?" Mompelt hij als hij opkijkt.
Ik knik en sluit de deur achter me.
Emiel komt overeind en legt de laptop op zijn bovenbenen. "Waar was je?"
"Ziekenhuis," mompel ik.
Hij kijkt me recht aan. "Waarom?" Zijn wenkbrauwen zijn gefronst.
Ik haal mijn schouders op.
In de auto had ik het me voorgenomen om het Emiel te vertellen, maar nu ik voor hem sta krijg ik er geen woord uit. Het lukt me niet om hem te vertellen wat er mis met me is. Het enige wat er in me opdoemt is het lege lichaam van Jesse.
"Aiden?" Emiel is inmiddels opgestaan. Hij staat voor me, maar ik kan het niet goed zien. Mijn beeld is wazig door te tranen. Ik voel hoe hij zijn armen om mijn lichaam heen slaat. Ik begin te hikken, mijn hikken slaat over naar huilen met lange uithalen. En wanneer ik eenmaal bezig ben, is er geen stoppen aan. Emiel troost me door mijn rug te strelen. Mijn hele dag is omgegooid in paniek. Mijn lichaam trilt en plotseling begin ik te twijvelen. Wat als ik niet beter word? En wat als Emiel het straks niet aankan.. Wat als ik hem kwijtraak en hij nieuwe vrienden maakt op een nieuwe school?!
"Wat is er?" Hij houdt me stevig beet. Mijn gehuil is gestopt en af en toe haal ik nog eens diep adem. "Ik heb kanker," zeg ik uiteindelijk. Ik voel me misselijk worden.
Emiel laat me los en hij fronst diep. "Je hebt kanker?" Dan slaat hij weer zijn armen om me heen en drukt hij me dichter tegen zich aan. "Kut," mompelt hij zacht. Hij vloekt nogmaals en ik merk hoe hij zijn grip sterker wordt.
Ik haal diep adem. "Ik word beter, zeggen ze." Mijn stem trilt.
"Natuurlijk word je beter." Emiel pakt me bij mijn schouders beet en kijkt me recht aan. "Want dat moet. Ik help je hier doorheen, voor je het weet ben je beter."
En glimlach kort en ik werp me dichter tegen Emiel aan. "Ik.." Mijn stem hapert. "Had een kamergenootje." Emiel blijft stil, hij weet dat ik me best doe om hem iets duidelijk te maken. "Hij lag alleen even op een andere kamer.. Toen ik bij hem keek. Hij.. Hij was kaal en heel ziek" Ik frons diep en mijn stem begint hoger te worden. "Was hij dood."
Emiel staat zijn armen om me heen. "Sjees.. Aiden." Het blijft even stil. "Hij was gewoon heel ziek," zegt hij uiteindelijk. Ik zie een frons over zijn gezicht trekken, overduidelijk geschrokken door mijn verhaal. Maar Emiel wilt me niet bang maken. "Jij wordt beter. Zal ik meegaan vanavond?"
Ik knik en voel mezelf opgelucht worden. Waarom twijfelde ik ook aan hem.
Emiel pakt mijn hand beet en trekt me achter zich aan de trap af. Door de jaren heen ben ik niks anders gewend dan dat we elkaar gewoon beethouden, troosten en af en toe knuffelen. Het gebeurt gewoon. Of het echt natuurlijk is weet ik ook niet.
"Emiel gaat mee," mijn stem is nog een beetje hoger dan normaal. "Is dat goed?"
Mijn moeder kijkt naar Emiel en knik vervolgens. "Dat mag vast wel. Dan brengt Danny je morgen naar school." Emiels moeder stemt in, geeft me een knuffel en vertelt me vervolgens dat alles helemaal goed met me gaat komen.
Onderweg in de auto is de sfeer omgeslagen. We schreeuwen mee met alle liedjes en mijn moeder rijdt zelfs een stukje om. Wanneer we zijn aangekomen voel ik me al kilo's lichter. Emiel blijft aan mijn zijde terwijl mijn moeder mijn spullen meeneemt naar boven.
"Dit is mijn kamer!' Ik laat Emiel mijn kamer zien. Het is nu echt mijn kamer, aangezien.. Naja.. Dat..
"Gaaf, groter dan je eigen kamers thuis." Herinnert hij me. Ik knik. "Je moet wel langskomen hoor."
"We zetten gewoon mijn Playstation hier neer, dan mag jij heb gebruiken als ik op school zit." Met ongeloof kijk ik opzij. Ik mag zijn gloednieuwe PlayStation hier houden? Wel.. Dit betekent in ieder geval dat Emiel wel moet langskomen.
Mia komt de kamer binnen en stelt zich aan Emiel voor. "Wat gezellig dat je er bent," ze glimlacht. "Je mag hier gerust komen slapen. We hebben een bed vrij." Ze wijst naar Jesses zijn bed, die nu verwijdert is van de knuffels en andere dingetjes. Het is plotseling gewoon weer een bed. Ik voel me leeg worden wanneer ik erna kijk. Een leven is weg en het is voelbaar. Zonder dat ik Jesse heb gekend.
"Mia?" Ik kijk de donkere vrouw aan. "Ik vind het fijner een kamer alleen te hebben." Mijn mond wordt droog wanneer ik het zeg. Ik durf niet nog meer. Het hele gedoe met Jesse heeft al veel impact op me gemaakt, terwijl ik hem niet eens heb gekend. Wat als ik een kamergenootje krijg waar ik me echt aan hecht en die sterft?
"Weet je zeker dat je dat prettig vindt?" Vraagt ze me.
Ik knik. "Wat had Jesse voor ziekte?"
"Leukemie," antwoordt ze.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top