36.
Stemmen voor de netties2016 op dit boek is nog steeds mogelijk! Link op mijn profiel :)
"Ben je oke Aiden?" Mijn vader kijkt me onderzoekend aan wanneer ik uit mijn slaapkamer kom.
"Eerlijk?" Ik laat mezelf tegen de muur aanleunen en sluit vervolgens mijn ogen. Alles om me heen draait. Het maakt me duizelig en vermoeid. Daarnaast vertrouw ik mijn eigen ogen niet eens meer aangezien ik net tegen de muur aanliep. "Ik wilde vragen of je me naar het ziekenhuis kon brengen." Ik duw mijn vingertoppen tegen mijn slaap aan en masseer zacht mijn huid.
Ik hoor paps adem stokken. "Jemig, Aiden." Mijn ogen open ik en meteen maak ik kennis met de donkere ogen van mijn vader. Hij ziet er onrustig uit. "Waar heb je last van?" Zijn handen plaats hij ondersteunend onder mijn armen als hij me naar de bank toe duwt. "Duizelig," antwoord ik.
Mijn vader duwt me zittend en een frons trekt over zijn gezicht heen. "Alleen maar duizelig?" Hij probeert het redelijk te laten klinken maar ik weet dat hij het eng vindt. "Sorry hoor Aiden. Ik schrik heel erg van wat je zegt." Vervolgens verdwijnen twee handen door zijn haren heen en zie ik hem zoekend om zich heen kijken. Ik begrijp dat ik hem niet meer hoef te vertellen hoe naar ik me voel in mijn eigen lichaam op dit moment.
Het is niet alleen de duizeligheid. Er is een naar gevoel in mijn onderbuik dat me vertelt dat het niet langer gaat en mijn lichaam begint op te geven, iets waar ik zo bang voor ben geweest een paar jaar terug. Ik wilde niet aftakelen en merken hoe de ziekte langzaan maar zeker door mijn lichaam zou gaan glijden.
"Zal ik de ambulance bellen?" Pap zijn stem trilt en ik schud mijn hoofd. "Als je rustig bent rijden we samen erheen." Beslis ik.
Pap knikt, ijsbeert heen en weer en neemt vervolgens plaats naast me. Zijn grote, sterke handen glijden om mijn lichaam heen en zijn geur dringt naar binnen. Hij ruikt naar zweet. "Heb je pijn?"
"Alleen duizelig." Ik leg mijn hoofd tegen hem aan en sluit mijn ogen vervolgens. "Ik moet Steven bellen om te zeggen dat ik vandaag niet kom."
Mijn vader mompelt wat onverstaanbaars. Ik geloof dat hij vraagt wat ik zou gaan doen.
"Naar zijn vader," ik wrijf in mijn ogen en laat mezelf weer overeind komen. Meteen draait de hele kamer weer en moet ik stil blijven zitten om niet om te hoeven vallen. "Pap, kan je me telefoon pakken?"
Mijn vader duwt iets in mijn handen. Wanneer ik erop focus zie ik dat het zijn mobiel is. Ik druk het apparaatje aan en typ Stevens naam in. Vervolgens begin ik met mijn duimen op het toetsenbord te tikken. 'Steef, ik kan vandaag niet komen. Bel je me?' Ik lees de twee regels over en sluit mijn ogen even kort. De energie om verder te typen heb ik niet. Ik verstuur het berichtje en wend me vervolgens tot mijn vader. "Breng je me?"
Nog geen twee uur later lig ik in een klein wit kamertje. "Aiden," zuster Milla heeft zichzelf bij me op bed geschoven. Ik ken haar al sinds ik als twaalfjarig jochie hier lag. Ze was op dat net nieuw en wist ieder hart tegen winnen met haar manier van opvrolijken en haar Afrikaanse accent. "Hoe voel je je?" Dat vroeg ze me de eerste keer ook toen ik hier lag.
"Moe," ik trek de dekens wat hoger op terwijl ik oogcontact maak met de getinte vrouw. "Ik merk het aan je," ze duwt haar hand tegen mijn voorhoofd en glimlacht naar me. "Je sas is weg."
Ik sluit mijn ogen. Mijn sas. Sinds ik hier ben heeft ze altijd gesproken over mijn sas. Het blijkt een engelse benaming te zijn voor mensen die agile zijn. Onvoorspelvaar en een tikkeltje bijdehand. "Wel wakker blijven hoor, " ik voel hoe ze in mijn wang knijpt. "De dokter wilt je nog even onderzoeken. Misschien heb je gewoon een griepje."
Ik glimlach om haar woorden. "Probeer niet erom heen te draaien." Ik open mijn ogen weer en kijk naar de donkere ogen van de vrouw. Zij heeft al zoveel gezien en het zal meer blijven dan ik ooit zal kunnen zien. "Het is geen griepje," stel ik vast. "Aan al het moois komt een eind."
"Niet zo treurig." Milla schudt haar hoofd. "Je bent een prachtige jongen, je lijkt wel een engel."
Ik frons om haar woorden maar laat het erbij. Na een minuut of vijf verschijnt de dokter om de hoek. Hij vraagt hoe ik me voel, of ik genoeg binnen krijg en of ik pijn heb. Daarna neemt hij me mee en lig ik sinds tijden weer onder de scan.
Dezelfde middag zit ik weer op bed, dit keer thuis. Mam en pap hebben zich om me heen geworpen en ik kan er niks aan doen maar ik geniet pas voor het eerst van de aanwezigheid van beide ouders. Het heeft lang geduurd dat ze weer bij elkaar zijn om een middag met mij door te halen maar toch gebeurt het nu. Ik weet dat het komt dat ze geschrokken zijn. Niet alleen omdat ik me plotseling anders dan normaal voel, maar ik me ook anders dan normaal gedraag. Ik stel vragen waar ik anders nooit op gekomen zou zijn en ontloop ze ook niet meer.
"Gaat het Aiden?" Mam haar blauwe ogen staan bezorgt. Ik knik naar haar om te bevestigen dat het te doen is. "Milla is langs met de resultaten." Mam komt naast me op het bed zitten en geeft me een glimlach. Ze doet haar best om mij gerust te stellen. We hadden besloten om na de scans en alle onderzoeken naar huis te gaan.
De schuifdeur piept wanneer het opzij wordt geschoven en Milla komt door de opening heen, gevolgd door mijn vader. Ze heeft een glimlach op haar gezicht wanneer ze mijn moeder begroet met een knuffel. Ze komt bij me op bed zitten en neemt me in haar warme armen. "Je bent ook zo klein," zucht ze.
Milla heeft uitgelegd dat er dingen in mijn lichaam gebeuren die niet horen gebeuren. De kankercellen lijken overal te zitten en mijn lichaam begint het te begeven. Het moe zijn zal nu een dagelijks ding worden en de medicijnen die me het afgelopen jaar hebben geholpen zullen nu weinig voor me betekenen. "Hoelang duurt het nog?" Vraag ik. Mijn vader slikt en ik zie mijn moeder haar ogen neerslaan. Milla glimlacht even naar me en legt de deken wat hoger. "Ik weet het niet, meestal een week in deze staat." Ze kijk me aan en streelt vervolgens mijn wang. "Maar ik ken jou, jij bent sterk."
Ik glimlach terug na haar. "Nu voel ik me nog goed," zeg ik rustig. "Alleen duizelig, al voelt mijn lichaam wat.. raar aan," verklaar ik. Milla knikt. "En als het zo ver is? Gaat het pijn doen?" Vraag ik voorzichtig. Milla beloofte me dat ik medicijnen zou krijgen waardoor ik in ieder geval weinig pijn zou ervaren. "Je gaat er een beetje van hallucineren," zei ze. "Een beetje dromen zien in het leven, dat is ook bijzonder." Ze beloofte dat het mooi zou zijn.
Rond een uur belde Steven. Mijn vader gaf me de telefoon en ik duwde hem tegen mijn oor aan. Ik wach tot de beltoon overgaat in een zware stem met gemompel.
"Steven?"
"Aiden!" Hij klonk opgejaagd. "Waarom ben je er niet?"
"Hoe is het bij je pa?"
Steven zucht en een moment stilte breekt aan. "Hij heeft weer de tijd van zijn leven," mompelt Steven. "Hij noemt me een nicht, jou ook maar dat ben je ook." Ik grijns om zijn woorden maar besluit om even niks terug te zeggen. "Hij zijkt de hele bende bij elkaar maar het boeit me niks. Het is een klootzak." Mompelt Steven verbitterd.
"En hij is je vader," voeg ik eraan toe.
"Ja. En het rotte is dat ik erop gehoopt had dat hij zag hoe geweldig je was. Je bent iemand met ballen en je had hem zo de mond gesnoerd. Maar oke, andere keer dan maar want nu ben je er niet."
"Waar zijn jullie?" Ik open mijn ogen en knipper. Het licht wat door de gordijnen heen piept is vel. "Bij de grens van België."
"Oke," ik sluit mijn ogen en hou de telefoon tegen mijn oor aan. "Aiden, gaat alles goed met je?"
"Hoezo?"
"Je klinkt zo serieus."
Ik denk na over Stevens woorden. Ik en serieus? Pijlijk. "Hmmm, het gaat ook niet zo goed met mij," zucht ik zacht. "Hoe bedoel je?" Vraagt Steven. Ik voel me van binnen rot. Hoe kan ik Steven vertellen dat het nu echt niet goed gaat en nooit gaat worden. Shit, dat klinkt zo hard..
"Gaat slecht." Mompel ik met moeite. Mijn tong begint dik te worden en mijn handen zweterig. "Het is niet de bedoeling om je bang te maken," hakkel ik dan snel. "Nee," zegt Steven "ik kom zo snel mogelijk langs, bel me als je je niet goed voelt?"
"Ja," beloof ik hem. Net als ik wil ophangen hoor ik Steven nog wat zeggen. "Aiden?"
"Ja?"
"Ik.." hoor ik Steven dan hakkelen. "Ik.. nou," een zucht volgt. "Ja, bye." Zegt hij vervolgens monotoon. Ik hang op en duw de telefoon aan de kant. Wat wilt Steven nou tegen me zeggen? Ik duw mezelf overeind en haal diep adem, wat ik volgens Milla moest gaan doen wanneer ik uit bed ging stappen. Tegen de duizeligheid. Daarnaast zouden de nieuwe medicijnen ervoor zorgen dat ik me wat steviger moest gaan voelen. Ik stap naar de kledingkast toe en trek mezelf een warm shirt aan. Wanneer ik in de woonkamer kom, kom ik tot ontdekking dat mijn ouders op de bank in gesprek zijn. Ik hoor mijn naam een paar keer vallen en besluit dat ik ze laat praten. Ze praten namelijk niet vaak samen en dit hebben ze juist nodig. Ik sluip terug naar de slaapkamer en laat mijn lichaam op bed vallen. De telefoon verdwijnt op magische wijze weer tussen mijn handen en begin een bericht te typen naar Emiel.
'Ey, gaat niet zo goed. Kom je vanavond langs?'
Ik lees het berichtje over en staar er vervolgens na. Ik lees het weer, opnieuw en opnieuw maar het voelt niet goed. Het voelt niet als mij. Sinds wanneer schrijf ik eerlijke berichten met goede spelling? Waar zijn de grappen en gemene opmerkingen.
'En je neus is dik.'
Schrijf ik erachter.
Nee. Dit is ook niet typisch Aiden. Dit is typisch je moeder die je aandacht probeert te trekken.
Ik verwijder het bericht en besluit Emiel niet in te lichten. Wat heeft hij er nou aan om te weten dat ik het begin te begeven? Niet veel.
De mobiel leg ik naast mijn kussen. Het was vandaag een hectische dag en ik heb geen zin om me druk te maken over mijn manier van smsen. Ik heb wel andere dingen om me druk over te maken, zoals Zayn. Die vent moet namelijk nog geregeld worden.
"Hè," klinkt het zacht. Mijn moeder verschijnt als Hans Klok de tovenaar naast mijn bed. Ze komt bij me zitten en schenkt me een glimlach. "Hoe voel je je?"
"Goed," ik haal mijn schouders op. "Eigenlijk nu weinig anders dan normaal."
"Mooi," ze gaat naast me liggen en ik voel een arm om me heen glijden. Liefkozend streelt ze mijn bovenarm. Het voelt aangenaam dus ik blijf rustig liggen. "Heb je zin om te praten of niet?"
Ik knik en sluit mijn ogen. "Kom maar op."
"Zijn er nog dingen die je graag wilt doen?" Die vraag geeft me kriebels. Dat klinkt namelijk zo raar, aangezien ik met die dingen niks meer kan bereiken. En dat is precies wat ik wil. "Nou, ik wil studeren, samenwonen met Steven. Later kinderen krijgen en oud worden." Ik open fronzend mijn ogen. "Maar dat is zelfs al teveel gevraagd."
Ik draai me om naar mijn moeder en neem meteen al mijn woorden terug. Mijn hart zakt tien meter dieper mijn lichaam in en ik voel me een verschrikkelijk persoon. Naast me ligt mijn moeder met tranen in haar ogen. Ze had denk ik liever dingen willen horen die ze waar had kunnen maken.
"Sorry," zeg ik dan zachtjes.
Ze schudt haar hoofd en richt zich vervolgens weer op mij. "Niet zeggen," haar stem trilt en ik hoor haar slikken. Ik haat het om haar te zien huilen maar onbekend is het niet. Na de scheiding en het horen dat ik kanker heb is ze niet zo stabiel. Wel sterk na alle ellende want ze zorgt nog altijd voor me.
"Ik weet niet," ik trek mijn benen op. "Ik heb alles al."
Mam streelt weer over mijn arm heen en ik hoor haar diep inademen. "Je mag alles zeggen hoor," vervolgens voel ik een kus op mijn voorhoofd. "Ik ben heel trots op je." Zegt ze dan. Ik glimlach en geef haar een knuffel. Zulke dingen zegt ze niet vaak, maar wanneer ze het zegt weet ik dat het waar is. Waarover de op dit moment trots is, weet ik niet. Maar ik weet zeker dat ze ergens toch wel een goede reden heeft.
"Ga maar lekker slapen en denk er maar even goed over na," ze gaat overeind zitten en haar blauwe ogen scannen over mijn gezicht heen. "En als er iets is, moet je roepen hoor."
Ik knik gehoorzaam en trek dan mijn deken wat omhoog. Het stof komt tot mijn kin. Mijn moeder staat op en geeft me nog een glimlach voor ze naar de schuifdeur toe loopt.
"Oh, mam?"
Ze draait zich weer om. Haar blonde haren zwieren met de beweging mee. "Slaap je hier?"
Ze knikt naar me. "Het is al zo laat, ik blijf een nachtje hier." Ze schuift na haar worden de schuifdeur opzij. Ik knik.
"Nou slaaplekker, ja?" Ze glimlacht nog even.
"Ja," ik knik en sluit mijn ogen. Aan haar voetstappen te horen gaat ze mijn kamer verlaten. "Oh," mompel ik dan. "En mam." Ik schiet overeind en maak meteen oogcontact met haar. "Ik heb nog wel een wens."
Ze geeft me een vragende blik en ik zuig wat lucht naar binnen. "Kan je Dick vragen om zijn naam te veranderen? Het gaat toch echt te ver met die vent."
Haar vragende blik blijf aanwezig dus ik besluit er maar wat dieper op in te gaan. "Zijn aanwezigheid is te doen, maar die naam." Ik schud mijn hoofd. Het maakt mijn leven soms echt te bond.
Mam knikt. "Zal ik doen," beslooft ze me. Ik hoor een opluchting in haar stem. "Wat ga je doen?" Roept mijn vader. Ik gok dat hij op de bank zit. Mam schudt haar hoofd en sluit de schuifdeur. "Aiden is weer bezig," hoor ik haar zeggen. Mijn vader mompelt iets over 'gelukkig' en 'dat is mijn zoon'.
Ik schud mijn hoofd en laat me onder de dekens glijden. Het is lekker warm en aangenaam. Na een lange dag als deze heb ik dat wel nodig. Ik sla mijn armen om mijn kussen en begraaf mijn hoofd erin. Mijn gedachten dwalen af naar mijn moeder, die me vroeg of ik nog wat nodig had. Die vraag had ze me op mijn vijftiende ook gesteld. Op dat moment was ik zo ziek dat ze als enige optie een beenmergtransplantatie als oplossing zagen. Er stonden alleen zulke grote risico's aan verbonden dat ze niet wisten of ik er nog zou zijn na de operatie.
Jammer genoeg was het mijn enige optie en stond het vast dat ik, als ik de beenmergtransplantatie niet zou doen, ik zou te komen overleiden.
Uit angst en veel voorzorg was dat ook het plan. Voor de operatie zou komen hebben mijn ouders me geweldige dagen bezorgt. Door een stichting kwamen we in Disneyland. Emiel ging mee en sinds tijden gingen mijn ouders normaal met elkaar om, alsof we weer een gezin hadden. Ik had die weken zo verschrikkelijk genoten. De dag voor de operatie was een klap in mijn gezicht toen ik in het ziekenhuisbed lag, klaargestoomd voor de operatie. Ik was bang om nooit meer wakker te worden en baalde dat mijn leven er nooit meer zo uit had gezien sinds die week.
Door die week ben ik losser geworden, heb ik steeds minder gegeven om kanker in me en ben ik meer gaan leven zoals ik anders ook zou doen. Ik weet negenennegentig procent zeker dat het mij veel verder heeft gebracht dan zitten klagen. Tegelijkertijd is het ook het mooiste wat ik heb gekregen; gewoon tiener zijn.
Ik draai me op mijn zij en probeer niet meer verder na te denken over alles. Daar heb ik immers toch geen tijd voor.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top