25.

"Ik voel me niet lekker."

De dokter kijkt me aan en knikt even kort. Hij loopt naar me toe en begint op mijn arm te tikken. Een zacht gejammer verlaat mijn mond wanneer zijn vingers mijn overgevoelige huid aanraken. Meteen staat mijn arm in brand. Had ik hem nog niet verteld dat ik me niet goed voel?

Mijn arm schuif ik bij hem vandaan. Het maakt een ritselend geluid en opnieuw brand het. "Niet goed." Herhaal ik mijn vergeten woorden naar de man. Zijn bruine ogen, omringt door rimpels, bekijken mijn lichaam. Zijn mond opent zich maar ik kan geen geluid herkennen.

Wat is er mis met me?

De oude man in de witte jas verlaat de kamer. Mijn lichaam ligt tegen vijf zachte kussens gedrukt, maar dat haalt de pijn niet weg. De zachtste aanrakingen irriteren me, ze zijn niet aangenaam meer.

Snel kijk ik de kamer rond om te zien wie er nu allemaal aanwezig is.

Holy macaroni..

Waar is iedereen?!

De dekens sla ik van mijn benen af. Vermoeid maar vastberaden laat ik mezelf van het bed zakken. Dan moet ik ze maar persoonlijk komen ophalen. Het apparaat waaruit lucht komt, mijn neustampons, is aangesloten op stroom. Ik vervang het klepje met grote batterijen en haal de stekker eruit. Dit hadden de zusters me twee dagen geleden laten zien, zodat ik vrij op de afdeling kon rondlopen.

Ik ben nu vier dagen verder na de chemo en het voelt alles behalve prettig.

Met een vest en joggingbroek verdwijn ik de afdeling over. Ik dwaal van etage naar etage. Ik zoek mijn ouders maar kom alleen vreemden tegen. Wat moeten al die mensen hier?

Een man met een snor maakt oogcontact met me. "Waar zijn mijn mensen? Ik heb een soort van oudersfiguren en een vriend met een boos gezicht." Vraag ik hem. Hij loopt door en ik voel me plotseling erg alleen.

Die snor leek me een aardig persoon.

Snel draai ik een pirouette voor inspiratie op te doen. Al snel valt mijn oog op een bellende vrouw. Ik knik mezelf toe. Ik kan ze net zo goed opbellen.

Ik wandel, met het looprekje waar het apparaat van een paar kilo aanhangt, naar de lift. Mijn vingers glijden over de knopjes en na een minuut loop ik over de begane grond. Mijn ogen glijden door de grote open ruimte.

Het is groot, ontzettend groot. Er staat een grote balie en aan de zijkant staat een kleine balie. Zoals altijd lopen er allemaal verschillende mensen rond. Opzoek naar andere mensen. Dat is een ding wat zeker is. Of je nu je vriend zonder been opzoekt of je arts, je komt altijd personen tegen.

Behalve als die vriend zonder been niet onder personen valt, dan mag ik ervan uit gaan dat je een bijzonder geval bent.

Langzaam loop ik naar de kleine balie, waar niemand achter zit zoals gewoonlijk. Ik schuif mezelf achter de blauwe desk. De telefoon pak ik beet en ik tik Emiel zijn nummer in. Ik weet niet goed waarom, maar ik voel me alleen en heb hem nodig. Nu. Gespannen luister ik naar de beltoon, wachtend op antwoord. Na een seconde of twintig leg ik de telefoon teleurgesteld terug op de hoorn. Geen Emiel.

"Hallo." Een vrouw zwaait naar me wanneer ik mijn blik op haar laat vallen. "Ik zoek een mijn dochter Tara." Vertelt ze me wanneer ze haar handtas op haar schouders legt. "Ze had haar been gebroken."

Oke, mooi verhaal maar wat moet ik ermee.

"Ik zoek Emiel." Vertel ik haar dan. "Hij heeft donker haar en vaak een rode neus. Niet vergelijkbaar met rendieren. Het valt niet onder de categorie dieren. Tot zover ik weet."

Ze kijkt me onderzoekend aan en knikt dan even. Haar pony valt voor haar ogen. "Oke," ze veegt haar pony naar achter. "Waar ligt mijn dochter?"

Wat denkt ze wat ik ben, een tovenaar?!

"Nou." Ik vouw mijn handen in elkaar. "Ik zal der wel even zoeken."

"Dankje!" Ze klapt in haar handen en bekijkt vervolgens haar roze nagels. "Ben je niet erg jong voor dit vak, je ziet er jong uit."

Eerst moet ik voor tovenaar spelen en nu ben ik te jong.

Je kunt ook teveel van me verwachten.

"Nee. Mens sssst. Ik moet me concentreren." Ik sluit mijn ogen en maak een zoemgeluid om contact te maken met de luchtgoden. Als zij gelooft dat ik een tovenaar ben, dan zal het wel waar zijn. "Zoemmmm...."

"Kazoem... kazem... kazee." Mompel ik. Ik voel de energie door me heen stromen en ik hef mijn handen op. "Sesamzaad.. machtige sesamzaad." Ik buig voor de energie van de sesamzaad en open ondertussen mijn rechter oog. "Buigen," sis ik naar de vrouw. Snel buigt ze mee voor de machtig sesamzaad.

We doen het goed. Ik voel het aan mijn water van mijn blaas. Het borrelt.

"Ik krijg iets door." Roep ik. De sesamzaad zendt me een teken door, ik voel het. "Kamer 183." Mijn ogen openen zich en snel geef ik een bemoedigd knikje naar de vrouw. "Nou toedels. Ik heb meer klanten die wachten." Handel ik netjes af.

Volgens mij begreep ze mijn zaken van leven niet want ze begon door te brabbelen. "Waar is ka-"

"VOLGENDE!" Krijs ik. Ik word hier niet betaalt om met dat mens te praten. Mijn leven is al druk.

"Sorry maar mag ik hier nu zitten?" Ik zie een zuster naast me staan. Ze heeft haar wenkbrauwen lelijk getekend want de rechter gaat over de helft van haar voorhoofd heen. Ach, 't moet vast een snor voorstellen.

"Natuurlijk meneer." Ik verlaat de balie en kijk de grote ruimte rond. En opnieuw; niemand die ik ken.

Een leeg gevoel vindt plaats in mijn buik. Ik wil niet alleen zijn. Mijn tanden duwen in mijn lip. Het brandt, oke mijn hele lichaam staat in de vik. Mijn huid voelt gevoelig aan, het schuren van mijn joggingbroek voelt niet aangenaam; het brandt. Mijn ogen glijden naar buiten.

Buiten heb ik nog niet gezocht.

Mijn lichaam neemt de controle en ik wandel naar buiten. Om me heen klinkt gekletter van regen. Dat verklaard de donkere lucht. Mijn voeten glijden over de natte koude stenen, op weg naar de parkeerplaats. Wanneer ik bij de weg kom, wacht ik op mijn moeders stem. Ze zou me nog waarschuwen dat ik niet mag oversteken zonder haar, zoals ze altijd doet.

"Ik ga oversteken hoor!" Roep ik uitdagend om me heen. Binnen nu en een aantal seconden zal mijn moeder me wel bewusteloos slaan.

Niks.

"Echt!" Ik zet een stap van de stoep af, op het natte wegdek. Mam zal zo wel uit der slof schieten, niet dat het uitmaakt want dan is ze er tenminste. Wanneer ik met twee voeten op de weg sta, verwacht ik minstens een schreeuwende moeder en een ambulance. Verassend genoeg gebeurt er niets.

"Mam.."

Nu ben ik officieel een loner.

Neergeslagen laat ik mijn achterwerk op de stoep belanden. Het regen valt me aan als nooit tevoren en ik zucht. Alles brand of schuurt, het ziekenhuis stinkt naar verrotte mensen en ik ben het alleen zijn zat.

Ik duw mezelf weer op de stoep en sleep het apparaat met me mee. Mijn lichaam dwingt me om verder te lopen. Als ik stil kom te staan voel ik het lege gevoel en tegelijkertijd de pijn. Ik moet lopen.

Ik stamp met mijn vriend, de neustamponsapparaat, door de regen heen. Mijn kleren beginnen nu ook vies te worden en het apparaat bliebt. Ik denk dat hij boos op me is omdat ik hem vies maakte.

Ik ben echt een loner.

De regen klettert en de auto's soeven langs, maar geen teken van mijn ouders.

Met een gebogen hoofd loop ik het pad af. Het regen en de kou maken mijn voeten gevoelloos. Ik merk het goed dat ik vandaag overgevoelig ben de bijwerkingen van de chemo; het gekletter van het regen bezorgt me hoofdpijn en mijn vingertoppen doen zeer.

Mijn ogen maken contact met een man in de bus. Op bijzondere wijze stopt het voertuig voor mijn voeten, wat me een kans geeft om in te stappen. Het rekje met het apparaat til ik de bus in, gevolgd door mijn lichaam. Door alle ellende heen heb ik niet opgemerkt dat ik vrijwel zelfstandig adem nu het apparaat door de regen niet meer reageert.

"Loop eens door!"

Ik draai me een kwartslag en bekijk de man achter me. Hij klopt zijn natte paraplu af en lijkt gehaast.

"Geef hem toch de tijd." Roept de buschauffeur naar de man. Ik draai me om en geef hem kort een knik. Als ik de drie treden heb genomen voel ik de bekende pijn. Mijn rug, benen en borst branden maar ik weet mezelf bij elkaar te houden.

De busschauffeur kijkt me lang aan. Alsof hij me aan het onderzoeken is. "Ik heb geen kaartje bij me." Zeg ik schor. "Ga zitten." Hij gebaart dat ik kan doorlopen, wat ik dankbaar aanneem.

Ik neem plaats naast een bruine vrouw. Mijn rekje duw ik voor me en mijn ogen glijden naar buiten. Ik heb geen idee waar ik naar toe ga noch wat ik in deze bus doe.

"He jongen."

Ik draai me om naar de bruine vrouw. Haar ogen zijn groot, net zoals haar lippen. "Zoembalippen." Begroet ik haar fluisterend.

"Gaat alles goed met je? Je bent helemaal nat." Ze kijkt me bezorgt aan. De vragen komen wel binnen maar niet goed aan. Ik draai me gezicht weer naar het raam. Na een paar seconden weet ik antwoord te geven. "Ik weet niet hoe ik me voel."

"Waar zijn je ouders?"

"Ik weet het niet." Antwoord ik opnieuw. Zenuwachtig begin ik aan het touwtje van mijn joggingbroek te prutsen. Waarom stelt ze me zoveel vragen?!

"Wat is je naam?" Ze pakt mijn koude handen beet in haar warme en ik voel me overvallen. Wat wilt ze toch van me?! "Lieverd, vertel me op z'n minst waar je heen gaat. Het ziet eruit alsof je gaat flauwvallen, je komt uit het ziekenhuis, he?"

Het duurt even tot ik haar vraag beantwoord.

"Naar Steven. Ik ga naar Steven."

Steven pov.

"Wat een kloteweer is het." Ik richt mijn schroevendraaier naar het raam wanneer Rick zijn blik op me richt. Het regen stroomt over het glas heen en ik heb medelijden met alle mensen die buiten rond lopen. "Jup, het gaat onweren." Rick laat zichzelf weer door de knieën zakken voor de oldtimer. Een geweldig mooi rood ding wat ons net is afgeleverd door een onwijs dikke ouwe vent. "Maak dat ding even, het ligt aan de motor." Had hij geroepen. Daarna stampte hij op zijn worstenbenen de zaak uit. Nog even en hij maakte er een aardbeving bij.

"Wat een mooi ding." Zucht Rick voor de auto. Ik durf te wedden dat Rick allang over is gegaan naar het babymaakgedeelte als ik er niet was geweest. Zo vol is hij over dat ding.

"Nou nieuwe motor erin knallen en klaar." Ik leun tegen de muur aan en richt mijn ogen op de klok. Half vijf. En ik heb Aiden vandaag nog geeneens bezocht. Daar voel ik me lichtelijk schuldig over omdat ik weet dat hij vandaag niet veel mensen om zich heen zou hebben. Emiel heeft vandaag school na een lange tijd vakantie, wat dus betekend dat hij pas weer in de avond zou verschijnen, net als ik als ik klaar ben.

"Meen je dat nou. Ik kan er moeilijk een nieuwe motor onder knallen. Ten eerste wordt dat een gekloot, waar haal ik die zo snel weg. En ten tweede moet het weer omgekeurd worden. Anders klopt het chassisnummer niet met het motornummer."

"Bel dan die vent maar op voor je de auto gaat verkrachten."

"Nee, we vinden wel wat." Ik zie de passie in zijn ogen wanneer hij dat zegt. Grijnzend schud ik mijn hoofd en stap ik op de auto af. "Hmm." Ik bestudeer het rode bak metaal aan de buitenkant. "Het is best een mooie auto ja."

"Best? Serieus." Rick schudt zijn hoofd en tikt met zijn vingers tegen het raam van de wagen. "Het is een mooie auto."

"Ik haat rood, de kleur van ongesteldheid." Klinkt een bekende stem achter me. Ik ben verrast en tegelijkertijd geschrokken om het feit dat ik Aiden zijn stem hoor. Hij moest nog minstens een dag in het ziekenhuis blijven. Meteen draai ik mijn lichaam een kwartslag.

"Aiden..?" Ik schrik me bijna dood als ik hem zie staan. Op blote voeten en natte kleren staat hij op de deurmat. Zijn ogen zijn rood en hij heeft wallen onder zijn ogen. Hij straalt een onprettig gevoel uit. Bezorgdheid schiet door mijn lichaam heen wanneer ik Aiden zo zielsalleen zie staan. Het breekt me van binnen om hem zo nat en alleen te zien met een uitdrukking op zijn gezicht. Hij ziet eruit als een klein bang vogeltje.

Met grote passen loop ik op hem af. "Aiden, hoe kom je hier?" Mijn ogen grijpen zich vast in zijn blauwe. Hij kijkt me aan en ik zie hoe zijn gezicht vertrekt. "Weet ik niet." Zijn stem is schor wanneer hij spreekt. Hij klinkt zelfs uitgeput want hij ademt wel erg diep in en uit.

Meteen sla ik mijn armen om zijn lichaam heen. Hij voelt koud en klam.

"Het is oke." Laat ik hem weten wanneer ik hem voel trillen. Ik wrijf over zijn rug heen om hem wat warmte te geven. Hoe kon dit gebeuren?

"Je kan de badkamer gebruiken." Rick wijst naar de deur en geeft Aiden een bezorgde blik. "Ik zal koffie zetten. Wordt 'ie warm van."

Ik knik en trek Aiden met het rekje achter me aan de badkamer in. Het is een kleine badkamer met een douche in bad en een wc. Het is ontzettend verouderd maar dat maakt me niks uit. Ik duw Aiden op de badrand en draai de kranen van het bad open. "Eerst in bad, dan praten." Maak ik hem duidelijk. Hij is nog lang niet van me af.

"Klinkt gezellig." Mompelt hij zacht, terwijl hij naar zijn handen kijkt.

"Kom." Ik pak zijn natte shirt beet en trek het stof zacht omhoog. Aiden blijft zitten alsof alles op een magische wijze gaat gebeuren. De koning.

"Aiden, armen omhoog."

"Ik wil niet."

"Nu. Je wordt zo ziek en dan ben je echt de lul." Snauw ik naar hem. Aiden zijn blik laat me meteen mijn woorden terug nemen. Zijn blauwe ogen staan verdrietig en gebroken, zijn lippen zijn blauw uitgeslagen en hij trilt.

"Dat had ik niet moeten zeggen. Maar het is wel zo." Zeg ik zacht en rustig.

Ik moet nu mijn bezorgdheid wegstoppen voor ik Aiden nog verdrietiger maak. En geloof me, dat kan ik niet hebben.

Aiden heft zijn armen om zodat ik hem van zijn shirt kan ontdoen. Het natte stof verdwijnt voor de deur. Snel bekijk ik zijn bovenlichaam. Ik zie dat hij zijn adem inhoudt wanneer ik hem check. Hij heeft een platte buik met hele lichte haartjes. Ik durf te wedden dat Aiden best voor kussen kan gaan dienen. Even grijns ik voor ik Aiden staande breng. "Doe je broek uit." Beveel ik hem met liefde.

"Mag jij doen, kun je het alvast leren."

Ik draai mijn ogen en duw zijn stoffen broek van zijn heupen af. "Klaar." Merk ik op.

Aiden schopt zijn broek naast zijn shirt heen en ik heb volledig overzicht over zijn, bijna naakte, lichaam. En ik kan je vertellen.
Aiden hoeft niet gespierd te zijn om er knap uit te zien. Hij is perfect.

"Ga in bad." Ik wijs naar het bad en schop mijn eigen schoenen uit. "Je voeten zullen wel branden van het koude gedoe buiten. Waarom loop je ook zonder schoenen gek."

Aiden schudt zijn hoofd en trekt aan mijn shirt wat gedeeltelijk nat is geworden door Aiden zijn natte kleding. "Wat." Mompel ik met opgetrokken wenkbrauwen. "Ik ga in bad als jij ook gaat." Antwoord hij schor.

Eigenwijs.

Maar ik besluit eerst terug te slaan voor Aiden hier zijn zin krijgt. "Jij eerst erin. Eerder kleed ik me niet uit."

Voor ik het wist zat Aiden al in bad, klaar voor de striptease. Ik knik goedkeurend en pak het zachte stof van mijn shirt beet. Hij glijdt over mijn hoofd heen en verdwijnt op Aiden zijn broek, gevolgd door mijn sokken. Vanuit mijn ooghoeken zie ik Aiden toekijken alsof zijn leven er vanaf hangt. Even grijns ik. Mijn handen glijden naar mijn broek en ik maak mijn riem los. Al snel zakt mijn vieze broek op de grond.

"Je vergeet een kledingstuk." Aiden wijst naar mijn boxer die dit keer zwart is, net als die van Aiden.

Ik maak niet weer zo'n fout om die augurkenonderbroek aan te trekken.

"Een andere keer." Knipoog ik subtiel naar hem. Dan laat ik mezelf in bad zakken. Het warme water voelt prettig aan en ik draai de kraan dicht. "Dus. Praten." Commandeer ik. Aiden dacht toch zeker niet dat ik het hierbij zal laten. Hij is ziek, heeft een paar dagen terug een chemo gehad en komt nu binnenwandelen in een bezopen outfit. Het zal me niet verbazen dat hij daar straks heel ziek van gaat worden.

"Ik voelde me alleen. Dus ik dacht, laat ik aardig zijn en Steven bezoeken." Aiden kijkt me aan met samengeknepen ogen. "Je doet net alsof ik een misdaad heb begaan. Maar ik heb een aardige daad gedaan voor de minderen onder ons." Zijn stem is schor en het verbaast me hoeveel onzin er nog per seconde uit komt.

"Waarom doe je dan een goede daad op blote voeten en zonder jas."

Aiden kijkt even weg van me. Zijn ogen glijden door de badkamer heen. Hij wilt het niet vertellen en daarom ontwijkt hij me weer. "Ik had onderweg honger." Verklaart hij dan.

"Honger?" Zeg ik met een verraste klank. En mijn ongeïntresseerde gezicht maakt het hele plaatje af.

"Ja. Weet je wel. Trek? Zin in iets. H. O. N. G. E. R." Aiden draait met zijn ogen naar me en laat zich tegen het badrand aanzakken. "Wil je een woordenboek erbij.'

"Niet zo brutaal." Ik duw met mijn voet tegen de zijne en geniet van de aanraking. Het tintelt en kriebels verspreiden zich in mijn buik.

Elke keer als ik Aiden aanraak, bewust of onbewust. Het gebeurt elke keer opnieuw. Nog nooit heb ik me zo gevoeld. Ik heb relaties achter de rug met meiden waarvan ik dacht dat ik ze echt leuk vond; maar hoe sterk ik me nu bij Aiden voel, zo sterk heb ik me nooit bij een ander gevoeld. Dat maakt me duidelijk dat die relaties helemaal niks voorstelde.

Als ik naar Aiden kijk hoor ik letterlijk mijn hart kraken. Hij heeft zijn handen voor zijn gezicht geslagen en zijn schouders schokken. Even vraag ik me af of hij dit aan het spelen is maar mijn twijfels worden bevestigd als ik hem zacht hoor snikken.

"Aiden?" Ik zie hoe hij zijn benen optrekt waardoor hij alleen maar kleiner en kwetsbaarder wordt. Zijn borst schiet op en neer en ik begin me ellendig te voelen om hem zo te zien.

Ik kruip naar hem toe en sla mijn armen om zijn schouders heen. Vervolgens druk ik hem in mijn armen waardoor hij op zijn knieën voor me steunt. Zijn gesnik gaat over in huilen en zijn armen steunen op mijn schouders. Ik laat hem langzaam op mijn schoot zakken en voel nu zijn benen aan weerszijden van mijn lichaam. Mijn handen wrijven over zijn schokkende rug en ik duw zacht een kus op zijn oor.

Ik heb geen idee waarom Aiden zijn humeur plotseling om sloeg. Wel weet ik dat hij zich anders gedraagt dan normaal. Alsof hij in de war was om alles wat om zich heen gebeurde. Dat was van zijn bleke gezicht vanaf te zien. Zacht streel ik Aiden zijn rug. Met lange halen huilt hij op mijn schouders.

"Rustig maar, ik ben bij je." Ik trekt hem zo dicht mogelijk tegen me aan en wrijf over zijn rug heen. Het voelt raar om Aiden zo tegen me aan te hebben. Ik ken hem tot nu toe ook niet anders dan een vrolijke gek en om hem nu zo te zien bevalt me totaal niet. Mijn armen hou ik strak om hem heen, beschermend zodat niks hem nu kan overkomen. Aidens gehuil verminderd en slaat na een tijdje over in zacht gejammer. Sussend kus ik zijn voorhoofd zacht.

Ik weet niet wat hem zo verdrietig heeft gemaakt maar dat mag nooit meer gebeuren.

-('/')--(^'^)--(^&^)--(3*3)--(!^!)--(^*^)-

Awh.. wat heeft Aiden zo verdrietig gemaakt denken jullie :c

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top