Proloog
Victorium is best klein vergeleken met Devina. Misschien komt dat wel door de vele bomen en bergen. Als ik hier alleen zou zijn, zou ik beslist verdwalen. Gelukkig ben ik niet alleen.
Ik heb de tien Victorianen.
Of nou ja... De mensen die ik nu mijn familie mag noemen. Ik ben ook een Victoriaan en dat is iets waar ik nog niet aan kan wennen.
Ik heb ook geen idee of dat ooit gaat gebeuren.
Zij waren het namelijk die mijn hele leven hebben veranderd en me tegen mijn wil in, in een Victoriaan hebben veranderd. Een vampier.
'Hoe weten jullie in godsnaam de weg hier,' vraag ik terwijl ik een tak opzij duw.
Laos grijnst en glijdt soepel langs een omgevallen boom waarvan de wortels bijna twee meter boven de grond uitsteken. 'Je moet je land toch een beetje kennen?'
'Ik ken Devina ook niet goed hoor!'
'Dat komt omdat je niet voorbij Pictum kwam.'
'Touché.'
Het is even stil.
'Wat doen we als we er zijn?' vraag ik. Dat wil ik eigenlijk al lang weten. Als sinds ik geaccepteerd hebt dat ik nu bij ze hoor en dat ik Gillian een kans ga geven. Over Gillian gesproken... Ik kijk even achterom en zie zijn warrige haar dat momenteel meer in de war zit dan het normaal al doet en zijn grijze ogen op me gericht.
Hij is ook diegene die antwoord geeft. 'We pakken ons leven weer op.'
'Wat houdt dat in?'
Hij haalt zijn schouders op. 'Geen idee eigenlijk.'
Ik kijk hem met een opgetrokken wenkbrauw aan en hij schiet in de lach. Dat doet hij veel vaker de laatste tijd. Lachen.
Ik rol met mijn ogen en draai me weer om, om een glimlach te verbergen. Enkel Laos ziet het en kijkt me aan vanuit zijn ooghoeken. Een lachje verbergend die ik niet goed kan plaatsen.
Ik voel bijna Gillian's ogen in mijn rug branden en begin steeds meer te hopen dat hij voor me gaat lopen. Want dit gaat al een aantal dagen zo. Of ik ben me gewoon meer bewust van zijn aanwezigheid.
We lopen met z'n drieën achteraan dus je kan alle andere Victorianen goed zien. Mora die waarschijnlijk weer een slechte grap aan een chagrijnige Kanin probeert uit te leggen. Daro en Waro die zitten te bekvechten over een nutteloos onderwerp. Tine die om zich heen kijkt alsof hij vissen ziet vliegen. Ox en Valkon die elkaars steeds proberen te laten struikelen en Stick die een beetje in zichzelf zit te mompelen.
Een geweldig zooitje dus.
Maar op dit moment zijn ze het enige wat ik nog heb.
'Waar wonen jullie eigenlijk?'
'In Parren,' zeggen Laos en Gillian tegelijk.
'Heeft jullie huis een naam?'
Laos grinnikt. 'Dat vonden we wel passend.'
'Hoezo?'
Precies op dat moment zijn we ineens uit het bos en doemt er een gigantisch wit huis voor ons op.
Ik blijf overdonderd staan.
'Is dat het!?'
'Jep,' antwoord Gillian. 'En als je je mond niet snel dicht doet vliegen er zo nog beesten in.'
Laos gaat helemaal stuk naast hem en ik sluit gelijk mijn mond. Ik stomp hem zuchtend tegen zijn schouder aan en nu begint Gillian te lachen.
'Soms zou ik willen dat jullie allemaal jongens waren.'
Nu lachen ze beide.
Nu snap ik waarom het een naam heeft. De tientallen ramen en schitterend versierde gevels zijn mooier dan ik ze ook heb gezien en de imposante witte pilaren geven het hele gebouw nog meer luxe. In Devina leven alleen maar de hele rijken in zulke huizen. Het is misschien wel het mooiste gebouw wat ik ooit heb gezien.
'Meen je dit?' vraag ik aan Gillian.
'Ja. We hebben het leeg gevonden en opgeknapt. Waarschijnlijk zijn de echte bewoners ooit gevlucht tijdens de oorlog. Denk je dat je er goed kunt wonen?'
'Eigenlijk kan ik het me niet zo goed voorstellen.'
Hij glimlacht en strijkt met zijn hand voorzichtig over mijn arm. Een kleine rilling loopt over mijn rug en opeens zijn we beide serieus. Hij kijkt me diep aan en houdt mijn blik vast. Even lijkt het alsof iedereen is verdwenen. Alsof Parren even ergens anders is en Victorium helemaal niet bestaat. Alleen dit moment.
'Gil?'
De stem van Laos brengt ons terug naar de realiteit. Geschrokken kijkt Gillian hem aan. 'Wat?'
'Ik vroeg je of je mee naar binnen gaat,' antwoord Laos. Zijn gezicht is echter op mij gericht. Er is iets in zijn ogen te lezen wat ik niet begrijp.
'Oh. Ja. We komen.'
Hij werpt nog één blik op mij en loopt dan naar binnen. Ik wacht nog even want het lukt me niet om te bedenken wat er in hemelsnaam net gebeurt is.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top