~*34*~
Ik heb geen oog dicht gedaan. Telkens schrok ik wakker uit een wereld van duisternis en kou waar alles weer opnieuw begon. Ik voel zijn hoektanden elke keer weer mijn nek doorboren en zie even later dat ik Olive... Een koude rilling loopt over mijn rug als ik eraan terug denk. Ik knipper met mijn ogen om de herinneringen te verdrijven en ga zitten. Iedereen slaapt nog. Als je niet beter zou weten, ziet het er bijna normaal en bijna menselijk uit. Maar ik weet dat dat de grootste schijn is.
'Heb je wat geslapen?' Geschrokken draai ik me om. Achter me zit een vampier waarvan ik de naam niet ken. Zijn haren zijn bruin en warrig en hij heeft hoge jukbeenderen waardoor hij nog magerder lijkt dan hij al is.
'Sorry, ik wilde je niet laten schrikken,' zegt hij vlug als hij mijn reactie ziet. 'Ik dacht dat je me wel hoorde.'
'Blijkbaar niet,' antwoord ik zacht en draai me met mijn rug naar hem toe.
'Ik ben Mora, een goede vriend van Valkon. Jeweetwel, die gespierde dikke.'
Ik kan het niet laten om een beetje te glimlachen als ik ineens een brommende stem hoort die dat hevig ontkent. Valkon is ook al wakker dus. Mijn gezicht betrekt weer als ik me realiseer dat de rest ook wel op gaat staan zo. Misschien luisteren ze allemaal al naar wat we zeggen.
Mora grinnikt en komt met veel gekreun naast me zitten. 'Ik kan echt niet op deze harde grond slapen zeg. Gillian je hebt toch wel die mooie bedden bij ons laten repareren?'
Er klinkt een onduidelijke "ja" van waar Gillian ligt. Allemaal aan het meeluisteren dus.
'Zeg kijk niet zo sip,' gaat Mora ineens over op een ander onderwerp. Ik wend mijn gezicht af. 'Ik weet een beekje verderop, misschien helpt het als je je even opfrist?' Nee, dat gaat niet helpen. Ik weet het nu al zeker en hij waarschijnlijk ook. Toch sta ik op en loop in de richting waarvan hij zegt dat daar de beek ligt. De stappen gaan moeizaam en traag, en elke keer als ik mijn voeten op de grond zet, bonkt mijn hoofd verschrikkelijk.
---
De beek is maar even lopen, zoals Mora voorspeld had. Ik kniel neer langs de kant en laat het koele water door mijn handen stromen. Het doet me denken aan Arena. Aan de rivier waarmee Olive en ik de boot hadden gevonden. Ik verwacht dat ik elk moment weer ga huilen, maar de tranen zijn op.
Ik was mijn gezicht, hals en armen. Vroeger zou ik gelijk hebben staan rillen als het water eenmaal mijn huid zou hebben geraakt, maar nu heb ik daar geen last meer van. Ik kijk in het glinsterende wateroppervlak en zie mezelf in lange tijd weer eens. Een bleek gezicht met blauwe wallen onder haar ogen en een ongelukkig gezicht. De vroegere Mave herken ik amper. Die zit verstopt achter een gordijn van moedeloosheid en verdriet.
Ik trek mijn knieën op en leg mijn hoofd er zacht op neer. Hoe heeft dit alles in hemelsnaam kunnen gebeuren? Hoe zou mijn leven er nu hebben uitgezien als ik nooit gekozen was voor de Spelen? Had Gillian me dan met rust gelaten?
'Heb je honger? Laos heeft wat brood gebakken.'
'Nee,' reageer ik.
'Heeft het iets geholpen?'
'Wat?'
'Het opfrissen,' antwoord Gillian.
Ik schud mijn hoofd. 'Had je dat verwacht dan?'
Hij geeft geen antwoord en gooit een steentje in het water. Terwijl het naar de bodem zinkt laat hij steeds groter wordende kringen achter op het wateroppervlak. De rimpelingen trekken langzaam naar de kant om vervolgens weer te verdwijnen. 'Ik deed het vaak, weet je? Het water ingaan bedoel ik. Het vult bij mij een klein beetje de leegte op.'
'Dat kan niet.'
Hij grimast en gooit nog een steentje. 'Nee, maar als je daar maar lang genoeg in blijft geloven, gebeurt het vanzelf.'
'Dus zo doen jullie het? Tegen jezelf liegen?'
'Ik zou niet weten hoe we het anders moesten doen.'
'Oh.'
Ik luister naar de plons van een derde steen die in het water valt. 'Hoe zijn jullie eigenlijk zo geworden?' Ik schrik van mijn eigen woorden. Hoe kon ik dat nou zeggen!
Gillian werpt me een korte blik toe en begint tot mijn verbazing te praten.
'Je bent nu toch één van ons, ik zie niet in waarom ik het je niet zou vertellen.'
Ik probeer het eerste gedeelte te negeren.
'Voor koning Raa was er een andere koning, zijn vader koning Edward, die al sinds jonge leeftijd opzoek was naar iets onbereikbaars. Onsterfelijkheid. Hij voerde tientallen experimenten uit om het te bereiken, maar alles mislukte. Bovendien testte hij alleen op dieren, dus wist hij nooit of het bij mensen anders zou zijn. Daarom zocht hij naar menselijke proefpersonen. Hij wist dat er genoeg armoede was onder zijn volk dus schreef hij een grote beloning uit aan diegene die hem zou willen helpen bij zijn experimenten. Elk van ons, elke Victoriaan, was vroeger een burger van Devina. Mijn familie was erg arm en zou zonder het geld van het experiment de winter niet meer overleven.'
'Je had een familie?' Ik kan het me amper voorstellen.
Hij glimlacht bedroefd. 'Drie zusjes en een broertje.'
Beduusd kijk ik hem aan. 'Wat gebeurde er toen?' vraag ik zacht.
'Toen we met tien jongens en tien meisjes bij het kasteel aankwamen werden we gelijk vastgezet.'
'Ook tien meisjes?'
Hij knikt. 'Geen van hen heeft het overleefd.'
Die zat. Geschokt kijk ik hem aan.
'Ze brachten ons na een paar dagen naar een grote zaal waar ze de experimenten deden,' vervolgt Gillian zijn verhaal. 'We werden vastgebonden zodat we niet zouden kunnen ontsnappen als we dat wilden. De koning kwam naar ons toe en liet elk van ons iets inspuiten. Niemand van ons wist wat het was, maar onderging het dapper.
Ze hebben ons een week lang laten pijnlijden tot het gif zich door ons hele lichaam had verspreid. Elke avond kwamen er mensen naar ons kijken, maar ze gaven ons niets tegen de pijn. Ze lieten ons rotten in de cel tot we onze stemmen kwijt waren door het schreeuwen.'
Hij strijkt met zijn hand door zijn haar. 'Toen de pijn eindelijk was opgehouden, waren we inderdaad onsterfelijk. Maar niet op de manier waarop Edward dat zou willen zijn. Later kwamen we erachter dat ze hetzelfde met de meisjes hadden gedaan, maar dat geen van hen het had overleefd. De koning bleef het maar proberen om ook een vrouwelijke vampier te maken. Alles mislukte.'
Hij glimlacht weer bedroefd. 'Jij bent de eerste,' mompelt hij. 'Koning Edward zou alles gedaan hebben om je in handen te krijgen.'
'Maar hij is dood toch? Jullie hebben hem vermoord.'
'Dat klopt. Laos kwam erachter dat hij het geld nooit betaald had aan onze families. Dat we hier zaten voor niets. Dat we waren opgelicht. Samen braken we uit en maakten een eind aan Edwards leven. We hebben Raa bedreigt en bijna een oorlog ontketend. Als straf voor Devina hebben we de Spelen verzonnen.'
'Dus jullie lieten Devina lijden om iets wat Edward gedaan had?'
'We lieten Devina zien wat voor soort beest er aan de macht was. We wilden dat ze in opstand zouden komen en de koning zouden afzetten, alleen...'
'Alleen is dat nog niet gebeurd,' maak ik zijn zin af. Hij knikt. 'Inderdaad.'
'En jullie families?'
'Ze hebben het geld nooit gekregen dus ik weet niet wat er met ze is gebeurd.'
'Dus alles was echt voor niets geweest? Jullie hebben je leven gegeven voor niets?'
'Daar lijkt het wel op.'
Ik kijk opeens met hele andere ogen naar de Victorianen. Ze waren eerst echte gewone mensen en Edward heeft dat allemaal verpest. Opeens heb ik medelijden met de Victorianen. Denkbeeldig sla ik me voor mijn hoofd. Niet doen Mave. Ben je vergeten wat ze met je gedaan hebben?
'Ik ga vast terug. We vertrekken over een half uur.'
'Ik kom zo,' zeg ik zacht. Hij knikt en loopt weg. Ik kijk hem na terwijl ik alles nog een keer op een rijtje zet. Wat ik ook doe of beweer, het gevoel van medelijden en begrip verdwijnt niet. Hoe kan ik dat ook niet nu ik dit alles weet? Ik sta op en loop langzaam terug. Wetend dat ik nooit meer naar de Victorianen zou kunnen kijken al dat ik eerst deed.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top