~*1*~
Geruisloos doe ik het deurtje van het kippenhok dicht. Als mevrouw Edison hiervan wist, was ik zo goed als dood. Letterlijk. Maar tja, wat wil je als we ons eigen voedsel moeten verzorgen? Niet dat zij er iets aan kan doen dat ze nooit genoeg heeft voor het hele weeshuis... Dat is onderandere de reden dat ze de iedereen boven de vijftien jaar naar buiten stuurt om eten te regelen. Ik ben nu negentien en weet dat Edison er al naar uit kijkt om mij op mijn twintigste weg te sturen. De wijde wereld in. Om op eigen benen te staan en een baan te zoeken. Tot dan is het doorbijten en wachten. Zelfs een paar eieren stelen is al iets als een trofee winnen tegenwoordig.
Ik kijk nog even om me heen waarna ik de eieren voorzichtig in een klein zakje doe. Ik heb er wat doekjes omheen gebonden om geen enkel ei kapot te maken. De wereld ziet er donker en schimmig uit in het avondlicht. Een rilling kruipt over mijn rug. Iets was daar en het kijkt naar mij. Had het gezien dat ik de eieren uit het hok stal? Alleen het idee al deed me keihard wegrennen.
Mijn borst gaat snel op en neer terwijl ik tussen de huizen doorren. Pictum is niet erg groot maar als een nieuwkomer kan je er snel verdwalen in alle kleine steegjes die de stad je biedt. Ik ben hier echter opgegroeid en ken de stad op mijn duimpje. Nog een keer links en weer rechts en dan ben ik er. Mijn voeten roffelen op de kinderkopjes en klinken vreemd hard in de stille avond. Af en toe komt er een dronken man een taverne uit en bazelt een aantal onherkenbare klanken uit. Als ze mijn al zouden zien, dan zouden ze me toch niet herinneren. Ze kunnen amper staan.
'Nog een klein stukje,' mompel ik in mezelf. Zo'n honderd meter verderop zie ik het weeshuis al voor me opdoemen. Ik kijk even naar achteren omdat ik een geluid hoor. Op dat moment bots ik hard tegen iets op. Ik slaak een verschrikte gil en val keihard naar achter. Ik kreun en wrijf over mijn voorhoofd. Gelijk voel ik een dikke bult opkomen, zucht gefrustreerd en werp een blik naar de tas met eieren. Waarschijnlijk allemaal kapot. Verdorie! Hetgene waar ik tegenop ben gelopen beweegt en ik schrik op. Het is een jongen. Waarschijnlijk niet ouder dan een jaar of 23. 'Sorry,' stamel ik geschrokken: 'Ik had je niet gezien.'
De jongen haalt zijn schouders op. Een opstekende windvlaag blaast zijn halflange bruine plukken haar door de war en maakt dat twee kleine tatoeages op zijn nek zichtbaar worden. Het blijft even stil tussen ons. Die tijd gebruik ik om rustig overeind te komen en over mijn hoofd te wrijven. Man, is die jongen hard zeg! Hij bewoog zelf geen millimeter, denk ik verbluft.
Nu ik tegen over de jongen sta merk ik pas hoe lang hij is. Niet dat ik erg groot ben. Met mijn 1 meter 67 is bijna iedereen langer. Maar zo groot als hij? Nee.
Ik probeer langs hem heen te lopen, hij verspert mij echter de weg en doet een stap naar voren. 'Je naam?' commandeert hij.
'Pardon?' zeg ik toch enigszins geïrriteerd. Lekker beleefd is hij!
'Vertel mij je naam,' beveelt hij weer.
Ik schudt van nee: 'Waarom zou ik mijn naam vertellen aan een wildvreemd iemand?'
Even zie ik wat speelsheid in zijn ogen flitsen, maar al gauw trekt hij zijn ijzige muur weer op.
'Omdat ik je er pas langs laat,' zegt hij serieus: 'als jij mij je naam vertelt.'
Nu ben ik pas echt boos. Durft hij wel! 'Zeg meneertje, jij moet eens goed luisteren,' zeg ik woedend: 'Jij hebt geen enkel recht om mij tegen te houden en al helemaal niet om zoiets doms te vragen als een naam voor toegang!'
'Als je het dom vindt, waarom zeg je het dan niet?' zegt hij enkel.
Met vuurrode wangen van woede en frustratie kijk ik hem aan. Ik sla mijn armen over elkaar: 'Als jij jouw naam vertelt, vertel ik die van mij,' snauw ik.
Die vraag had hij niet verwacht. 'Wat moet jij in hemelsnaam met mijn naam?' vraagt hij.
'Wat moet jij in hemelsnaam met míjn naam!?' kaats ik terug.
Hij geeft geen antwoord maar lijkt mijn verzoek nog eens te overdenken. Dan haalt hij zijn schouders op alsof hij iets besloten heeft en begint weer te praten. 'Gillian Grey.'
'Wat?'
'Mijn naam. Gillian Grey.' Hij trek een wenkbrauw op: 'Ik heb die van mij vertelt, nu jij nog.'
Ik zucht. 'Mave Kingsley,' mompel ik.
'Mave Kingsley.' Hij herhaalt de woorden en lijkt ze te proeven. Hij lijkt na te denken, knikt en doet vervolgens een stap opzij om mij erlangs te laten. Ik kijkt hem wantrouwend aan en doe een voorzichtige stap langs hem heen. Hij doet niets en blijft naar me kijken. Ik werp hem een dodelijke blik toe en loop nu wat zelfverzekerder langs hem heen.
Ik ben nog geen tien stappen van hem verwijderd, als zijn stem weer klinkt. 'Ik zal niets over de eieren zeggen hoor, Mave Kingsley, aangezien ze toch al kapot zijn.'
Ik blijf staan en draai me om. Ik adem in en uit om even tot rust te komen (wat totaal niet werkt) voordat ik na hem toe loop en een paar eieren (nou ja de restanten ervan) naar hem toe gooi. Ik sla geen acht op zijn beduusde, verbaasde en toch ook lachende gezicht en loop richting het weeshuis. 'Vieze hork, kapot zijn ze nu zeker,' roep ik hem nog achterna.
Ik gooi de deur open en loop naar binnen. Ik sluit hem weer voorzichtig weer af. We willen niet dat de kindjes wakker worden toch? De overige kapotte eieren moffel ik weg achter de dichtstbijzijnde kamerplant en ik ga voor de zoveelste keer met honger naar mijn bed. Daar lig ik nog even te voelen en te draaien. Slapen lukt niet. Ik moet steeds denken aan wat er gebeurde. Die Gillian... Daar was iets mee. Wat wilde hij met mijn naam? Elke keer dat hij die uitsprak bezorgde hij me de rillingen. Iets klopte er niet en ik kon mijn vinger er niet opleggen.
Na veel woelen viel ik toch uiteindelijk in slaap. Ik duik weg in een droom.
Ik stond op een groot weiland. Voor mij stond Gillian Grey. Zijn licht zilveren ogen namen mij bezorgd op. 'Je moet de keuze nu maken,' zei hij. Ik keek hem niet begrijpend aan. Toen pas viel mij het vrouw naast hem op. Ze was duidelijk gewond want haar witte jurk zat onder het bloed. Ik bleef kijken terwijl de angst mij om het hart greep. Dat was mijn moeder! Gillian Grey grijsde gemeen: 'Het is zij of jij. Als je niet snel kiest, allebei.'
Ik kijk hem nu angstig aan. 'Wa...wat?'
Er viel een stilte. Ik keek in de bange ogen van mijn moeder. Help me dan Mave, leek ze te zeggen.
'Tik tok.' Zijn stem is nu gevaarlijk zacht.
Plotseling duiken er vanuit alle hoeken mensen op. Ze omsingelen mij en mijn moeder. Negen, tel ik er. Ze keken allemaal even dreigend en angstaanjagend. Ik draaide me om toen daar een zachte gniffel klonk. Het was duidelijk tien tegen twee. Plots hoor ik een gil. Gauw draai ik me weer terug naar mijn moeder. Een groot mes steekt tussen haar ribben. Gillian Grey grijnst en trekt het mes met geweld los. Ik gil. Keihard. Achteloos laat hij mijn moeder dood liggen en komt nu met het mes op mij af. De kring van jongens wordt kleiner en kleiner. Ik probeer terug te krabbelen en roep doodsbang om hulp. Niemand hoort me. Niemand is er. Gillian duwt me hard tegen de grond en houd mij stevig vast. Hij is ijzersterk en ik krijg me niet los. Zijn mond gaat naar mijn oor en het mes gaat over mij wang. Ik kreun van pijn. Rood bloed welt op en valt op de grond. 'We vinden je wel Mave Kingsley,' fluistert hij in mijn oor: 'Koste wat het kost. We vinden je Mave.'
Dan steekt hij het mes in mijn buik en rent er samen met de negen anderen vandoor. De gil die ik slaak lijk alleen ik nog te horen.
Badend in het zweet en onder de tranen schrik ik wakker. Ik grijp met mijn handen in mijn haar en probeer tot bedaren te komen. Ik doe wat ik altijd doe bij nachtmerries: ik kijk naar buiten. De maan schijnt hoog aan de hemel en de wereld buiten lijkt uitgestorven. Behalve op twee personen na: ik en Gillian Grey die buiten naar me staat te zwaaien, mij vol schrik, angst en tranen achter laat en de nacht in loopt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top