26
Overal geritsel. Alsof ik gek werd. Dit kon niet goed zijn. Ik bleef mezelf voorhouden dat ik niet gek werd. Opnieuw geritsel. Zoekend keek ik om me heen. Ik kon niks zien, alles was donker. Alleen wat glinstering van de maan in het meertje. Een plons. Bang staarde in naar de plek waar ik dacht dat het vandaan kwam. Niks, alleen het water rimpelde. Mijn spieren waren gespannen, klaar om te vluchten. Terwijl de vermoeidheid steeds groter werd bleef mijn lichaam gespannen. Alle zenuwen alert voor de kleinste aanrakening. Ook was het verschikkelijk koud en vochtig. Bij ieder geluidje stopte mijn hart even. Dit hield ik niet vol, zo zou ik de nacht niet doorkomen. Mijn schuilplek was nog niet klaar. Het was veel en veel meer dan ik had gedacht, dan ik had gehoopt. Opnieuw een plons. Mijn lichaam werd met de seconde zwakker. Een lange tijd verstreek en na een paar minuten stilte viel ik in slaap. Ik wilde niet slapen, het gebeurde gewoon.
Ik schoot overeint. Ik had een fout gemaakt, niet in het donker gaan slapen, dat kon niet. Ik had geluk dat ik nog op dezelfde plek lag. Een schelle gil weerklonk door het bos. Ik keek bang richting de plek waar het geluid vandaan leek te komen. Ik zag een paar schaduwen. Een nieuwe gil, nu om hulp roepend. Ik keek erna. Zou ik gaan helpen? Het is gevaarlijk maar als ik daar stond zou ik ook hulp willen hebben. Ik stond op. Twijfelend begon ik in de richting van de schaduwen te lopen. Mijn maag begon te knorren. Natuurlijk, net nu ik geen eten heb. Ik versnelde mijn pas en rende naar de schaduwen toe. Er klonk weer een gil en nu gevolgd door geschreeuw.
'Help me! Help me dan!' Ik stond abrupt stil. Die stem. Dat was Anouk, dat kon niet...
'Niemand kan je helpen, niemand!' Mijn stem. Alsof ik in een val gelokt was. Ik rende snel terug. Dit was niet goed, dit kon niet waar zijn. Ik hoorde stikkende geluiden. Ze was dood. Ik zag de schaduw op me afkomen. Ik begon te rennen naar het meertje. Mijn hoofd sloeg op hol. Dit kon gewoon niet. De schaduw verdween zodra ik het oppervlak van het meertje bereikte. Geshockeerd stapte ik in mijn onderbroek en bh het meertje in, tijd om mezelf op te frissen. Misschien had ik wel een zonnensteek, een infectie of zo. Het water koelde mijn lichaam flink af. Het was nog wat koud omdat het s'nachts koud is buiten.
Eindelijk kon ik mijn schuilplek binnen komen. Het was zeker niet groot, maar ik kon er prima in liggen. Het werd weer donker buiten. Rillingen gingen over mijn lichaam heen. Ik hoorde overal gegil, geschreeuw en geritsel. Dit bos was vervloekt. Ik zag een schaduw in het licht van de maan. Ik staarde door het gat van mijn holletje naar buiten. Er stond een gruwelijk monster met enorme slagtanden voor de ingang stil. Ik hield mijn adem in. Het monster snoof wat. Het stopte zijn poten naarbinnen en trok mij mee. Ik begon te gillen en wild om me heen te slaan. 'Stop! Ga weg! Aah!' Krijste ik. Het monster luisterde niet. Zijn gigantische nagels staken door mijn benen heen. Ik gilde van pijn en angst. Ik kon niet meer helder nadenken. Marc was dood, Ashton en Kay hadden me laten zitten, mijn ouders wilde me niet. Dit was karma, karma had me te pakken. Het monster stak zijn enorme slagtanden door mijn buik heen en ik verloor mijn bewustzijn. Dit zou ik nooit, maar dan ook nooit overleven...
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top