22
Ik stapte zuchtend uit de auto. Mijn hart bonkte in mijn keel. Wat moest hij wel niet van me denken? Dat ik een monster was, een zieke geest. Ik wilde net op de bel gaan drukken toen de deur werd open gerukt en ik in de ogen van Kay keek. Geschrokken keek hij me aan. Hij stapte achteruit. 'Kay.' Zei ik zacht. 'Isabell.' De toon van zijn stem beviel me niet. Het was afstotend, hatelijk zelfs. 'Het spijt me.' Hij keek me bijna lachend aan. 'Mijn facking zus is vermoord! Door jou, jij monster.' Tranen stroomden over zijn wangen. 'Ik ben geen monster.' Zei ik gekwetst. 'Oh nee? Wat dan wel he? Een lief meisje dat geen vlieg kwaad doet?! Hoe kon ik dat in gods naam niet gemerkt hebben?!' Riep hij uit. Mijn hart brak. Dat mocht niet. Ik weet zeker dat een zeker persoon, Ashton, me wel zou begrijpen. Ik stapte achteruit. 'Je zult het nooit begrijpen. Ik snap niet dat je bang voor me bent. Ik doe geliefden niks, maar nu, nu ben je niet geliefd meer. Pas. Maar. Op. Kay.' Zei ik kill. Hij sloot de deur. Ik liep weg. Op naar de man die me wel wilde helpen. Ik moest naar Ashton toe. Zeker weten dat tenminste iemand me zou geloven, iemand die tot mijn geliefden behoorde. Behoorde, ja, niet meer hoord.
Ik wees de man de weg naar Ashtons huis, vlak achter mijn huis dus moest ik oppassen. 'Pas op he meisje.' Zei de man bezorgd. Ik knikte. 'Komt goed, Marc.' Zei ik. Ik liep met kriebels in mijn buik naar Ashtons huis en belde aan. De licht grijze ogen van Ashton keken me aan toen de deur geopend was. Haat ontstond. 'Wat kom je doen?' Vroeg hij bot. 'Ashton ik heb je nodig.' Zei ik. 'Om me vervolgens te vermoorden, met je stangen, en daarna mijn ogen eruit te halen?' Vroeg hij. Mijn ogen werden groot. 'Jij...' Ik werd misselijk. Ashton had me veraden. Hij had het huis geplunderd op zoek naar aanwijzingen. 'Oplichter!' Riep ik uit. Hij begon gemeen te grijnzen. 'Vanaf nu, zal ik je werk overnemen. Isabell Hell.' Kill bleef ik hem aankijken. Er kon maar één moordenaar zijn in deze stad. Maar één, en dat was ik. Ik zou DE moordenaar zijn. DE bekende en beruchte moordenaar. Als ik dat wilde, moest ik Ashton uitschakelen. Dit zou een gevecht worden tussen twee moordenaars.
( A/N Weet iemand een bijnaam voor Ashton? Alle ideeën zijn welkom!!)
Ashton stapte dichter bij me. 'Ik wist meteen al dat jij diegene was die mijn nichtje heeft vermoord. Ik walgde ervan, omdat ik het niet zelf gedaan had.' Zei hij duivels gemeen. Het klonk bijna hartenlozer dan dat ik was. Of dan ik kon zijn. Ik bedoel, ik kan best lief zijn. Ik kan medelijden tonen en emoties laten zien. Maar ik heb ook de stille, kille kant. Iedereen heeft er zo een, alleen niet iedereen besteed er aandacht aan. Niet iedereen geeft zich over aan die behoeften. Ik wel. En Ashton ook zo te merken. Ik stapte achteruit. 'Raak me niet aan, niet met ook maar één vinger.' Waarschuwde ik. Ashton grijnsde gemeen. 'Wat anders?' Vroeg hij uitdagend. 'Dat wil je niet weten.' Zei ik. 'Juist wel, Isabell. Ik wil het voelen.' Zei hij zacht. Toen hij een seconde niet oplette, pakte ik zijn hoofd met beide handen vast en ramde ik mijn knie zo hard mogelijk in zijn gezicht. Hij krijste het uit van pijn. Bloed stroomde over zijn gezicht. Ik liet hem los en keek hem afwachtend aan. 'Voeld het goed?' Vroeg ik. Hij begon richting mijn gezicht te maaien met zijn handen. Nu lachte ik duivels. 'Dat dacht ik ook.' Zei ik en ik liep weg. Ashton kreunde wat en ik zag de man kijken vanuit zijn auto. 'Marc, oh sorry maar hij wilde mij ook slaan.' Zei ik zo zielig mogelijk. Hij knikte. 'Ik zag het, hij daagde je uit. Dat is verkeerd van hem. Gelukkig heb je hem een lesje geleerd zonder hem te vermoorden.' Zei Marc. Ik rolde in gedachten met mijn ogen. Wie was deze man eigenlijk. 'Marc,' zei ik toen ik in de auto zat, 'hoe oud ben je eigenlijk?' Hij was gefocust op de weg waardoor het even duurde voordat hij reageerde. 'Vierendertig.' Zei hij. Vanuit de weerspiegeling van de auto ramen zag ik de zwaailichten de straat in gaan waar wij net Ashton hadden achter gelaten. 'Marc, plankgas!' Zei ik paniekerig. Hij gaf iets extra gas, maar niet veel. Hij had gelijk, dat zou te veel opvallen. We waren een eindje weg toen we een tweede politie wagen zagen rijden met een ambulance achter zich aan. 'Heb ik hem zo hard geraakt dan?' Vroeg ik verbaasd aan Marc. 'Viel best wel mee.' Zei Marc lachend. Ik moest ook lachen. Natuurlijk had ik hem hard geraakt. Heel hard... 'Zeg Marc, kan ik bij jou overnachten?' Vroeg ik zo lief mogelijk. 'Tuurlijk meisje. Zolang je me beloofd niks te doen ben je welkom.' Zei hij. Ik knikte. 'Ik doe jou niks. Je behoord nu tot mijn dierbaren. Dierbaren doe ik niks, die bescherm ik juist.' Zei ik. Het was waar. Ze hoefden niet aan mijn dierbaren te komen. Ik zou ze direct vermoorden, zonder ook maar na te denken of te twijfelen.
Marc stopte voor zijn huisje. Het lag aan de rand van het bos. Natuurlijk was dat wat riskant maar alles was beter dan tegen een vieze boom aan slapen. 'Hier kun je slapen.' Zei hij wijzend naar een éénpersoonsbed. Ik knikte. 'Thanks Marc.' Zei ik dankbaar. 'Ik ga meteen liggen oek? Ik ben moe.' Hij knikte. 'Slaap lekker Isabell.' Hij sloot de deur achter zich. Ik kleedde mezelf half uit en kroop in het bed. Mmm... Het lag heerlijk zacht. Veel beter dan de harde, vieze grond van buiten. De warme deken deed me al snel in slaap vallen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top