21
Ik schrok wakker van een langsrijdende vrachtwagen. Ik was meteen klaar wakker. Ik stond op. Mijn maag begon hevig te knorren. 'Nu even niet maag, ik heb namelijk geen eten.' Mompelde ik. Ik begon mijn weg te vervolgen.
Met piepende banden kwam de auto tot stilstand. Het raam werd omlaag gerold en het hoofd van een man kwam tevoorschijn. Ik keek hem aan. 'Meisje! Kijk uit waar je loopt! Wat doe je hier?' Riep hij uit. Ik liep naar zijn auto toe. 'Na-aah!' Riep hij uit en hij reed zijn auto achteruit. 'Afstand houden jij!' Zei hij terwijl hij weer tot stilstand kwam. Verbaasd keek ik naar de man. 'Wie ben jij?' Vroeg hij. 'Isabell.' Zei ik. Zijn gezicht trok wit weg. Hij herkende me, shit! Ik sloop langzaam dichterbij, klaar om de man te overmeesteren en zijn auto te stelen. Hij keek even in zijn achteruitkijk spiegel wat mij de tijd gaf een sprintje te trekken. Ik greep de man zijn kraag vast en sloeg hem hard in zijn gezicht. Een duivelse grijns speelde rondom mijn mond. Bloed begon uit zijn neus te stromen. Ik maakte de deur open en rolde de man uit de auto. Even nadenken, ik kan hem beter laten leven. Ik trok de man richting de kofferbak die ik open maakte. Hij was zwaar. Hij woog meer dan ik kon tillen maar met een beetje geluk kreeg ik hem wel de kofferbak in. Ik gooide de helft van zijn lichaam in de auto terwijl zijn armen en benen er weer uit wouden vallen. Ik hield ze tegen en propte de man er helemaal in. Grijnzend sloot ik de kofferbak. Nu nog leren rijden. Ik stapte in aan de bestuurders kant en sloot de deur. Mmm, gas, remmen en schakelen. Zo moeilijk kon het niet zijn! Ik drukte met mijn rechtervoet het gaspedaal iets in. De auto ging stotterend vooruit. Schakelen, juist ja. Ik drukte het schakelpedaal in met mijn voet en schakelde de auto in versnelling twee. De auto atotterde minder en na enige tijd had ik door hoe ik moest rijden. Gelukkig kende ik de meeste verkeersbordjes wel. Ik reed weg in de maximale toegestaande snelheid. Dit ging nog altijd sneller dan lopen.
Er begon een lampje te branden op het dashbord van de auto. Er stond een mini jerrycan wat erop wees dat ik moest gaan tanken. Ik zuchtte. Geen idee hoelang ik met dit baggere ding kon doorrijden maar ik zou tot het laatste blijven rijden. Misschien lag er een jerrycan in de auto? Ik drukte op de rem, iets te hard want de auto kwam met piepende banden tot stilstand. Ik grijnsde. Ik stapte uit en liep naar de kofferbak. De man zou nu wel wakker moeten zijn toch? Hij kon me wel zeggen waar ik benzine vandaan kon halen. Ik maakte de kofferbak open en keek ik de angstige ogen van de man. Hij sloeg zijn armen voor zijn hoofd. 'Doe me niks, alsjeblieft!' Smeekte hij. 'Doe normaal man, ik had gewoon je auto nodig.' Zei ik geërgerd. Hij keek me ongelovig aan. 'Zeg eens meneer, heb je een jerrycan met benzine? Deze tank is leeg.' Zei ik terwijl ik mijn armen over elkaar sloeg. Hij kroelde wat en haalde een halfvolle jerrycan tevoorschijn. Ik pakte het aan. 'Kan jij het erin doen? Ik snap er namelijk niks van.' Zei ik. Hij knikte. Onder mijn toezicht stapte hij uit en vulde hij de tank. De lege jerrycan stopte hij terug in de kofferbak. 'Wil je terug in de kofferbak of wil je op de achterbank?' Vroeg ik aan hem. Hij keek me aan. Ik zuchtte. Ik sloot de kofferbak. Hij mocht naast me zitten, dan was ik tenminste niet zo alleen en als er gecontroleerd werd zou ik hem laten rijden. Ik stapte in aan de passagierskant en de man aan de bestuurderskant. 'Je doet normaal en je kent me niet, begrepen?' Hij knikte en startte de auto. Hij reed met plankgas door de verlaten weggetjes. Hij kende hier de weg.
In de verte zag ik een politie auto staan. 'Shit!' Paniek sloeg toe. Ik kroop naar de achterbank en verstopte me naar op de grond. 'Doe normaal oke? Ik waarschuw je!' Zei ik met geheven stem. Ik zag de man even twijfelen. 'Ik zweer je, ik vermoord je als je me verraad!' Zei ik dreigend. Hij knikte. Langzaam remde hij wat af. Zweetdruppels kwamen tevoorschijn op mijn voorhoofd door de nauwe positie waar ik in zat. De man deed zijn raam open en groette de agent vriendelijk. De agent stak zijn hoofd naar binnen en keek rond. Ik dook geruisloos nog iets verder in elkaar. 'Is er een probleem agent?' Vroeg de man. 'Nee meneer, zoals u misschien al weet is er een moordernaar ontsnapt. Kunt u naar haar uitkijken? Ze is in dit bos gevlucht en we willen zeker zijn dat ze hier blijft, en geen nieuwe slachtoffers maakt.' Zei de agent. 'Zei u haar? Is het een vrouw?' Vroeg de man geforceerd verbaasd. De agent knikte. 'Een tiener wel te verstaan. Ze is enorm geweldadig. Ze heeft een zieke geest. Past u erop meneer. Ze is zeer gevaarlijk.' Zei de agent. 'Komt goed meneer. Zou ik nu mijn weg mogen vervolgen? Mijn vrouw wordt boos als ik te laat kom voor de lunch.' Zei de man. De agent knikte opnieuw en liet de man gaan. De auto trok op en de man reed vol gas weg. Na vijf minuten kroop ik achter de bank vandaan. Ik klom naar voren en ging opde pasagiersstoel zitten. Ik staarde naar de weg. Tranen welden op in mijn ogen. Ik ben geen zieke geest. Er dwaalde een traan over mijn wang naar beneden. De man keek er na. Hij stopte de auto en keerde zich tot me. 'Waarom huil je?' Vroeg hij. Ik wilde sarcastisch gaan reageren maar bedacht me dat dat niet gepast was. 'Ik wil dit niet. Ik bedoel, ik had mijn behoeften niet in de hand. Ik moorde om me gelukkig te voelen. Nu word ik gezocht en voel ik me ongelukkig. Als ik jou nou zou vermoorden zou het niks meer helpen, daarom leef je nog. Als ik niet gezocht zou worden zou je nu dood zijn, gewoon omdat ik daar zin in heb.' Zei ik. 'Je snapt het toch niet... Wat mensen hebben met knuffeltjes verzamelen heb ik met mensen vermoorden.' Zei ik forcerend. De man keek me stilletjes aan. 'Ik snap je inderdaad niet, maar ik ga je wel helpen te ontsnappen. Je hebt berouw van je daden en dat is het enige wat telt.' Zei hij. Dankbaar keek ik hem aan. 'Bedankt.' Zei ik. De man knikte. Hij begon weer met rijden. We reden langs een klein dorpje. We stapten uit en zochten een winkel en een tankstation. We kochten iets te eten en vulden de tank van de auto. Ook de jerrycan vulden we helemaal. De man had net genoeg bij zich. Ik bedankte hem hartelijk. Samen reden we door naar een grotere stad.
'Zou ik je eens iets vertellen?' Zei de man. 'Ik heb niet eens een vrouw.' Hij wachtte mijn antwoord niet af. 'Ik ben trouwens Marc.' Zei hij. 'Hoi Marc.' Zei ik. We glimlachten beiden. 'Zeg Marc, waar zijn we?' Vroeg ik aan hem. 'We zijn bijna terug bij de plek waar je werd aangehouden.' Zei hij. Ik slikte. 'Ga, ga je mee met me?' Vroeg ik. 'I-ik bedoel, ik wil niet alleen staan. Sta je voor me klaar zodat we samen weg kunnen gaan?' Vroeg ik. Mijn stem kwam een beetje hopeloos over. Marc keek even vertwijfeld. 'Heb je die mensen, allemaal, vermoord?' Vroeg hij. 'Ja, maar ik heb er spijt van. Zoals ik al zei, mijn behoeftens hadden me in hun macht.' Loog ik deels. Natuurlijk had ik geen spijt. Spijt was niks voor mij. Ik had alleen gemis, ik miste mijn ex. De man knikte. Ik wees hem de weg naar Kay's huis, hij had recht te weten wat er aan de hand was en waarom ik moest vluchten voor een tijdje.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top