20
Ik zwaaide. 'Tot morgen!' Riep ik hem achterna. Een warme windvlaag ging langs mijn huid. Ik kreeg kippenvel. Kay keek nog een keertje achterom voor hij de hoek om ging. Hij was lopend gekomen, en ging nu lopend weg. Ik ging terug naar binnen en sloot de deur achter me. Ik liep naar de keuken waar mijn maag begon te knorren. Mmm, ik moest eten gaan koken. Ik keek snel in de koelkast wat er allemaal was. Er lag een pakje gehakt. Ik keek de keukenkastjes door en zag ook nog spagetti mix liggen. Nu nog pasta vinden en ik kan aan de slag, groente kan voor een dag wel overgeslagen worden. Ik zocht in de kelder naar pasta wat ik al vrij snel vond. Ik maakte spagetti klaar voor 4 personen. Dan had ik tenminste 2 dagen eten. Als mijn vader thuis kwam dan had hij ook eten.
Daar zat ik dan, alleen aan een te grote keukentafel. Het huis was stil, doodstil. De tv was uit want dat bespaarde energie kosten. Ik nam een hap spaghetti. Het smaakte best goed, beter dan ik had verwacht. De romige saus gleed door mijn keel heen. Het was echt lekker. Toen het bordje leeg was ging ik afwassen, zo veel was het toch niet.
Ik liep naar boven. Ik moest nog huiswerk maken. Eenmaal boven schrok ik van de bende die er was. Ik haastte me naar mijn kamer. Snel het bewijsmateriaal checken. Ik keek onder het bed. Leeg. Niks. Alles was weg. De paniek sloeg toe. Mijn hart behon hevig te bonken. Het voelde alsof al mijn bloed weg vloeide. Ik werd duizelig. Dit zou mijn einde kunnen betekenen. Ik zou de gevangenis in moeten. Snel begon ik met opruimen. Na twee uurtjes was alles weer zoals het voorheen was. De paniek was al wat weggezakt. Ik ging doen alsof ik van niks weet. Nee, bekennen was beter, dan was ik er meteen vanaf. Ik had geen motief. Ik zou worden herkent als een zieke geest. De bel ging. Ik haaste me naar beneden. Helaas kon ik niet kijken wie het was. Ik maakte de deur open en keek in de donkerbruine ogen van een aantal dik ingepakte mannen. Ik keek ze geschrokken aan. Ze drongen binnen, zonder mijn toestemming. Ze laatste twee bleven voor me staan en pakten mijn armen vast. Ruw sleurden ze me mee naar buiten waar een busje klaar stond voor me. 'Wat is dit?' Vroeg ik. De paniek sloeg toe. De mannen negeerden me. Natuurlijk wist ik wat dit betekende. Ik was gearresteerd. Ik spartelde wild wat de mannen blijkbaar niet verwacht hadden. Ik begon te sprinten. Als een haas in de val probeerde ik te ontsnappen. Ik kreeg een enorme voorsprong vanwege mijn snelheid en uithoudingsvermogen. Schijnbaar waren ze hier niet op getraint. Ik sprintte door terwijl ze me bleven volgen. Ik vluchtte een bos in, een parkje. Daar kon ik ze makkelijk afschudden. Ik verstopte me achter een paar takken terwijl de mannen hijgend tot stilstand kwamen. Ze keken zoekend om zich heen. Ik zocht naar iets op de grond wat me kon redden. Een steentje, perfect. Ik pakte het steentje op en gooide het zo hard als ik kon, om ze af te leiden. Ze trapten erin! Wat een stelletje domme koeien zeg! Ik sloop weg terwijl niemand me meer zag. De mannen waren verdwenen. Ik moest eerst maken dat ik weg kwam van deze plek. Ik moest weg wezen hier. Ik rende door, het was eerder joggen. Waren al die trainingen toch nog ergens goed voor. Ik glimlachte onbewust. Na een tijdje zag ik in de verte een huisje staan. Ik liep er na toe. Er brandde wat licht. Voorzichtig sloop ik om het huis heen. Er zaten een jongen en een meisje op een bank, tegen elkaar aan geleund, starend naar de openhaard en luisterend naar elkaar ademhaling en het knarsen van het hout. Een gevoel van eenzaamheid bekroop me. Als ik naar Kay zou gaan zou hij me vragen wat ik heb gedaan. Hij zou het me waarschijnlijk toch niet vergeven. Ik liep weg van het huis, op zoek naar een weg die ik kon volgen. Ik zag een aantal bandensporen door het bos lopen en besloot die te gaan volgen. Na een aantal uur lopen zag ik een grote weg. Het zou nog uren duren voordat ik bij de bewoonde wereld was. Ik had werkelijk geen idee waar ik was. Mijn maag begon te knorren en het was inmiddels donker. Ik kreeg het koud en mijn mond voelde droog aan. Ik hoorde de wind langs de boom toppen gillen. In die paar uur tijd had ik geen enkel teken van leven gevonden. Enkel dat houten hutje. Mijn voeten begonnen pijn te doen. Ik ging tegen een boom aan zitten en viel vrijwel direct in slaap. Hopelijk zou ik morgen de weg terug vinden...
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top