8. Connectie tussen twee bakens
Met mijn hartslag in mijn keel en zweet druppelend op mijn voorhoofd, bereik in mijn kamer met Aimé.
Ik storm naar binnen, mijn gedachten op nul, en laat Aimé geschrokken opspringen van haar stoel.
'Jeetje, Maeve. Doe eens rustig!', piept ze.
Haar plagerige toon veranderde en een schaduw trok over haar heen toen ze mijn paniekerige gezichtsuitdrukking zag. Mijn hijgende stem vulde de stilte.
'Ze komen mogen voor jou. Z-Ze... Bij mij...'
Ik kwam niet uit mijn woorden en het was alsof Aimé precies kon aanvoelen wat ik nodig had. Want ze overbrugde de afstand tussen ons en gaf me een knuffel.
'Rustig aan. Ademhalen.'
Ik begon te snikken. Als ze haar zouden hersenspoelen, zou alles in duigen vallen. De Aimé die ik kende, onze Operatie Zero, elk laatste sprankeltje hoop en geluk in deze ellendige gevangenis.
Ik voelde hoe haar energie weer als een baken om me heenklampte in haar omhelzing. Haar warmte, haar veiligheid.
Het voelde als thuiskomen. Heel even kon ik me inbeelden dat het mijn moeder was die mij knuffelde.
'Kalmeer, vogel.'
Aimé brak los van onze omhelzing, en ik voelde een koude leegte waar haar vriendschappelijke warmte net was.
'Dus wat is er?'
Ik kon mezelf herpakken en Aimé in haar diepbruine ogen aankijken. Angst en paniek schoot door me heen, als een sterke, felle energie. Ik voelde hoe mijn ogen paars kleurden en hoe mijn gaven zich hadden aangesterkt. Iets in mij zij dat ik Aimé moest aanraken.
Ik greep haar vast met een intensiteit, waar Aimé van schrok. Mijn handen wikkelden zich om haar polsen en ik stelde me voor hoe alle tintelingen zich als elektriciteit door mijn handen schoten, naar mijn vingertoppen, naar haar bruine, egale huid.
Ik stelde voor hoe zij voelde wat ik voelde. Zag wat ik zag. Hoe haar gaven de mijne versterkten. Hoe mijn gaven de hare versterkten.
Als twee bakens. Twee vrienden. Twee zielen.
Er schoot een schok door Aimé heen en ze staarde leeg langs mijn schouder heen. Haar ogen flitsen heen en weer, alsof er een film voor haar ogen afspeelde. Haar huid begon te gloeien van warmte en ik voelde hier en daar trillingen.
Er klonken zachte gebroken woorden uit haar stem: 'Ik zie het.'
Ik wist dat ik haar moest helpen. Ik moest doen wat ik kon om haar te laten zien, te laten voelen wat ik heb meegemaakt en om haar de woorden in te stampen die ik mezelf heb ingestampd van al mijn geliefden.
'Je moet het je blijven herinneren, Aimé. Alles. Operatie Zero. Mij. Je familie.'
Ze begon te huilen.
'I-ik voel wat jij voelde. De pijn. Die jongen...', jammerde ze, terwijl haar ogen nog steeds van links naar rechts schoten.
Ze had het over Ryder, en een steek van verdriet bleef hangen.
'Voel mijn verdriet. Voel het. Hoe pijnlijk het ook is. Je moet alles voelen straks. De pijn is wat je menselijk maakt, wat je herinnert aan wie je bent, met wie je bent. Met mij', sprak ik tegen haar, mijn handen nog steeds stevig om haar polsen.
Na een korte tijd trok ze zich van me los, stapte achteruit en knipperde verwilderd met haar ogen.
'Wat was dat...?'
Ik liet mijn schouders zakken. 'Ze hebben mij geprobeerd te hersenspoelen. Om mij te overtuigen dat Axon aan mijn kant staat, dat het Instituut de slechteriken zijn. Om me een robot te maken.'
Ze keek me aan, wetende wat dit betekende. 'En ik ben de volgende.'
Ik knikte langzaam.
Een traan biggelde over haar wangen, en ik stapte naar voren om die met mijn duim weg te vegen en haar een lichte streling over haar schouder te geven.
'Maar Aimé Imani Mensah, jouw aura is puur. Een versterker en een verzwakker. Jij bent een lopend geluksbaken', zei ik en ze reageerde met een lichte glimlach. 'Mijn moeders woorden.'
Ik knikte. 'Als er iemand de negativiteit uit jouw schild kan houden, ben jij het. Als er iemand weerstand kan bieden aan hun manipulatie, ben jij dat. Ik weet niet waarom ze het nu pas bij jou durven, misschien waren ze voorzichtig of bang, of zijn ze pas recent hiermee begonnen. Maar je zal ze moeten overtuigen, als het je lukt, dat het ze is gelukt. Dat je aan hun kant staat.'
Een beangstigde, zenuwslopende energie viel tussen ons in. Niet wetende of we dit wel konden.
'We moeten allebei spelen alsof. Voor zolang het ons lukt om hier weg te komen.'
Aimé slikte zichtbaar nerveus.
'Wanneer?', vroeg ze voorzichtig. Ik keek naar de klok. Het was nog middag.
'Morgen.'
Ze haalde aan hand door haar gekrulde lokken.
'Dan ga ik me voorbereiden.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top