12. Bulderend vuur van woede
'Sisca Lucris.'
Die achternaam kwam me bekend voor, maar dat was logisch omdat iedereen hier van Valis kwam. Dit waren gewone burgers geweest. Gewone mensen. Onschuldige mensen.
Een klein blond meisje, van een jaar of 12, werd naar voren geroepen. Ze had zelfs een wit konijnenknuffeltje in haar hand.
Wat?!, wilde ik roepen.
Waarom hadden ze zo'n jong meisje hier en waarom moest ze véchten?
Maar ik kon niks zeggen. Ik kon mezelf niet verraden. Ik was machteloos, en het vrat me op vanbinnen.
Ze hield haar hoofd naar de grond gericht toen ze in de cirkel ging staan, waarbij het knuffeltje uit haar handen werd getrokken en aan de kant werd gegooid. Ze zei niks en vervolgens werd een jongen van mijn leeftijd naar voren geroepen.
'Lucius Park.'
Hij had lichtbruin, krullend haar, mintgroene ogen, en sproeten bevlekten zijn hele gezicht.
Toen ik naar hem keek, schoten mijn zintuigen op scherp en zag ik voor een milliseconde, wat niemand anders zag: een aarzeling.
Er was iets dat aan mijn geest trok. Dat ene gevoel van net, dat ik niet helemaal kon plaatsen.
Ik scherpte mijn gaven aan en merkte dat de tijd vertraagde.
Ik probeerde dieper naar hem te kijken. Ik probeerde als het ware dóór hem heen te kijken. En toen ik langer naar hem keek, naar zijn postuur, zijn bewegingen, zijn energie, zag ik een gloed van hem afkomen.
Het was als een witte rand van licht dat om hem heen hing. Een puur licht.
En toen verplaatste mijn gezicht naar het brunette meisje van net, die gewonnen had. En toen ik hetzelfde bij haar deed met mijn zicht, zag ik ook een gloed.
Alleen deze was niet wit, maar zwart.
Het had heel even als een schaduw geleken toen ik ze op het veld zag staan, maar nee het omringde haar hele figuur. Het flikkerde, omdat mijn gaven moesten wennen hieraan, maar het was er duidelijk.
Een onderscheiding.
Maar waarvoor?
Ik liet de tijd weer op zijn normale toeren draaien en de situatie ontvouwde zich voor mijn ogen.
Sisca kreeg een zwaard, dat veel te groot was voor haar omvang, in haar handen gelegd, toen ze geen aanstalten maakte te kiezen. En ook Lucius kreeg een wapen voor hem gekozen, omdat het te lang duurde.
Een bijl.
Lucius keek van de bijl naar het meisje en slikte zichtbaar. Zijn lichaam begon te trillen. Eerst de hand waarmee hij de bijl vasthield, toen de andere, toen zijn benen en zijn knieën.
'Ik weiger', fluisterde hij.
De ogen van de trainer werden groot en vuur leek te flakkeren in zijn ogen.
'Wat?!', schreeuwde hij.
Lucius deinsde zichtbaar ineen en herhaalde, nu luider: 'Ik weiger.'
Dat was wat die witte gloed betekende.
Hij was niet gehersenspoeld. Hij was nog puur.
Nee, nee...
Ik zag aan de blik van de trainer en de bewakers dat ze hetzelfde besef hadden gekregen.
En het duurde niet lang voor twee bewakers naar voren schoten en hem bij zijn bovenarmen vastgrepen. De jongen slaakte een kreet en liet zijn bijl vallen.
Braedan bleef in zijn positie en zijn blik viel heel even op de mijne.
De trainer nam mijn aandacht toen hij dreigend naar de jongen toestapte en de bijl voor zijn voeten opraapte. Een gevoel van horror schoot door me heen.
Hij bekeek Lucius van top tot teen en vroeg toen zonder dat iemand hem zou kunnen horen, behalve ik: 'Heb je de test ondergaan?'
Lucius knikte.
Mijn hart stopte.
Een fout. Een domme, domme fout.
Er rolde een traan over zijn wang, gevolgd door een tweede, een derde, enzovoorts.
Heel even schoot zijn blik naar mij, en overlading van emoties namen mij de overhand. Hij straalde alles uit naar mij.
Alle emoties, alle kleuren. Angst, verdriet, spanning, afwachting, boosheid, onrecht, gemis, leegte. Kleuren grijs, zwart, donkerblauw, rood, wit, fel oranje.
Hij was als een gevaarbaken naar mij. Iets dat schreeuwde: Help.
En ik kon hem niet helpen.
'Dat is dan spijtig', zei de man, nogmaals op een laag volume, gevolgd door: 'Want dan hebben we niks meer aan je.'
De man nam zijn uiterlijk als viking mee in zijn acties en rees de bijl omhoog, om met een zwaai het hoofd van Lucius van zijn romp te hakken.
Horror en walging nam me over.
Ik voelde een kokhalsneiging omhoogkomen toen ik zijn hoofd met glazige ogen op de vloer lag liggen, omringd door een plas met bloed.
Het geluid van zijn levenloze, leegbloedende lichaam, die de grond raakte, dreunde na in mijn hoofd.
Plof.
En in een seconde was zijn witte aura verdwenen.
Waren zijn emoties en energieën opgelost in het heelal. Was er geen angst meer, geen pijn.
Incasseren, Maeve. Koste wat kost.
Maar boosheid borrelde op.
De man pakte zonder enige vorm van respect, het hoofd op van de grond bij zijn haren en sprak tegen ons en iedereen die toekeek: 'Hij was een verrader! Hij stond aan de kant van het Instituut, en als hij de kans had gehad, had hij dit meisje opgeofferd voor hun doelen!'
Nog meer boosheid.
Ik voelde hoe ik de controle losliet van mijn gaven. Hoe ik mijn gaven de vrije loop liet gaan. Zich verder liet voeden met woede en wraak.
En toen gebeurde er iets, dat ik nooit had kunnen bedenken.
Er steeg geapplaudisseer op uit de menigte. De hele lijn naast mij begon te knikken van instemming. Er werd geklapt voor een moord.
'Verrader!'
'Watje!'
'We pakken ze terug!"
Mijn bloed kookte.
Van binnen werd ik gevuld met een bulderend vuur, een tintelende warmte die door mijn vingertoppen trok, naar mijn hand, mijn hart dat stak van de pijn, naar mijn gezicht, mijn hele lichaam.
Ik... Ik wilde ze allemaal laten voelen wat die jongen voelde in zijn laatste moment. Ik wilde ze laten voelen wat ik voelde.
Ik wilde...
Een arm greep me beet en trok me naar achteren.
Alles voor me werd een waas door de woede die mij vulde. Ik zag alleen maar kleuren, kleuren van rood, oranje, zwart.
Boete. Boete. Boete zul je doen!
'Niet doen', siste de stem waarschuwend.
Ik wilde me losrukken, maar hij was sterk, ongelofelijk sterk.
Gedreven door woede keerde ik me naar degene toe die het risico durfde te nemen mij in deze staat aan te raken.
En ik keek in de lichtgrijze, geschrokken ogen van Braedan.
Hij trok me mee naar de zijkant van het veld, en toen één van de bewakers die Lucius had vastgegrepen ons vragend aankeek, zei Braedan: 'Ze is onwel, voedselvergiftiging. Ik neem haar mee.'
Enkel een korte knik kreeg hij als reactie, voordat hij me verder wou sleuren. Maar ik wou naar voren springen en de bewaker meenemen in mijn val.
Ik wou mijn nagels in zijn vlees vastzetten en hem pijn laten voelen, die hij duidelijk niet voelde voor de slachtoffers waar hij medeplichtig voor was.
Braedan verstrakte zijn greep op mij en trok me mee. Hij was te gespierd voor mij om me in deze onheldere staat van hem los te maken.
Toen we binnen waren, duwde hij me de hoek om, waar niemand te bekennen was, en keek hij me met een waarschuwende blik aan.
'Je ogen, Maeve.'
Toen hij het zei, herkende ik het gevoel van de tintelingen in mijn gezicht. Van de scherpte in mijn zicht. Van de energie van... macht.
'Kan me niet schelen', siste ik, nog steeds borrelend van woede.
Hij fronste en keek nu een tikkel geïrriteerd. 'Ik heb mijn eigen leven geriskeerd om de jouwe te redden. Je mag wel wat dankbaarder zijn, dame.'
Ik rechtte mijn rug. 'Waarom zou je mij willen redden? Je kent me niet.'
Hij zuchtte. 'Moet dat wat uitmaken? Ik weet dat jij en je vriendin, Aimé, niet geherprogrammeerd zijn. En dat jullie niet gepakt willen worden, toch?'
Dat woord "geherprogrammeerd" klonk wel heel erg dehumaniserend, dacht ik snuivend.
Ik liet mijn gespannen schouders zakken, maar liet het paarse vuur in mijn ogen branden, om hem eraan te herinneren waar ik toe in staat was. Om hem niet het idee te geven dat hij me kon chanteren om ons niet te verraden.
'Wat wil je van ons?'
Hij zette een stap naar achteren en haalde gefrustreerd zijn hand door zijn zwarte lokken.
'Moet ik iets van jullie willen? Verbaasd het je dat er iets van menselijkheid nog bestaat in deze gevangenis? Dat ík in staat ben menselijk te zijn? En te willen helpen?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Iedereen wilt altijd iets.'
Er leek een gedachte door zijn hoofd te schieten, die hij snel weer wegzette en waarna hij zijn masker weer een stukje optrok.
'Wees gewoon dankbaar en houd je op de achtergrond. Ik kan je niet altijd redden.'
Een koude stilte viel tussen ons in, totdat er een glinstering van bruine huid om de hoek in zicht kwam. Aimé keek ons fronsende wenkbrauwen aan.
'Wat is hier aan de hand?', vroeg ze verward. Voor een moment verzachtte Braedans blik en werd die nieuwsgierig.
Ik zette een stap van Braedan vandaan, die nu helemaal ijzig keek, en voor ik kon antwoorden zei Braedan nors: 'Niks.'
'Hmmm.' Ze klonk niet overtuigd, maar kwam naast me staan en haakte haar arm door de mijne, waarbij ze haar blik onderzoekend op Braedan gevestigd liet.
'Je doet wel aardig tegen mijn vriendin hè, meneer Bradget', sprak ze toewijzend. Hij leek een lichte grijns op zijn gezicht te krijgen.
'Geen zorgen, mevrouw Mensah.'
Toen keerde Aimé haar aandacht op mij en vroeg: 'Zullen we wat gaan eten? Trainingen zijn voorbij.'
Ik knikte langzaam en liet mijn blik heel even op Braedan hangen.
Nu mijn woede en overlading was weggezakt, kon ik mijn zicht aanscherpen en zag ik de witte gloed om Braedan heen hangen. Die ik ook bij Lucius had gezien.
Voor ik me omdraaide, gaf ik hem toch een lichte blik en glimlach van dankbaarheid, die hij leek te herkennen.
Misschien wou hij echt alleen maar helpen.
Want hij had zonet wel mijn leven gered van eenzelfde lot als die van Lucius.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top