10. Betrouwbare, voedende pijn

[Aimé]
Ik stond aan de grond genageld. Mijn hart klopte razendsnel tegen mijn borstkas, terwijl zweet langs mijn handpalmen gleed.

De wind waaide door mijn krullen, waarbij ik een paar lokken uit mijn gezicht weghaalde. Mijn gouden sieraden voelden koud aan op mijn bruine, egale huid.

Voor mij drongen alle weggedrukte herinneringen terug naar de oppervlakte bij het zien van mijn ouderlijk huis. Bij het ruiken van bekende, warme geuren, die mijn ziel verreikte met een soort onbekend, maar veilig gevoel.

Het voelde als thuiskomen.

Ik zette een stap naar de deur en aarzelde om aan te bellen. Totdat ik duidelijke stemmen hoorde praten, en ik mijn aandacht verplaatste naar het raam aan de zijkant.

Nieuwsgierigheid nam de overhand, en ik zag dat de gordijnen een opening bevatte om doorheen te gluren.

Daar was ze. Mijn moeder.

Ik herkende haar uit de vele dromen die ik had nagehouden als herinnering aan haar. Haar stralende lach, amberkleurige ogen, en witte tanden. Haar prachtige haar, die leek op het mijne. Haar huid, nog een tint helderder, maar niet meer zo egaal als ik me herinner.

Nee. Ik zag niet meer dezelfde vrouw als in mijn dromen.

Mijn hart stopte.

Haar stralende lach was zwak. Haar ogen bevatte een schaduw. Haar haar was in een roes, alsof ze dagenlang had geslapen. Haar huid had een grauwe kleur gekregen en haar ledematen waren was vol zwarte vlekken en aderen.

Nee. Dat kon niet...

Er bewoog iemand naast haar in de kamer, om haar kussen op te kloppen en weer terug te leggen achter haar. Het was mijn vader.

'Dat is allemaal niet nodig. Ik l-lig pri-', sprak ze, onderbroken door een hevige hoestbui, 'prima.'

Daar stond ik dan, bevroren en met een hart die in duizenden stukjes brak.

De symptomen waren overduidelijk. Ze had de Zwarte Pest.

Er moet iets veranderd zijn, dat nu ook ouderen het krijgen...

Het maakte niet uit wat de reden was. Mijn moeder was stervende.

De geluiden die uit mijn mond kwamen, klonken wanhopig en onnatuurlijk. Snikken. Piepen. Huilen.

Ik voelde al haar emotie, dwars door het raam heen. Ik voelde alle bezorgdheid, pijn en medeleven van mijn vader. Ik voelde de dood. Ik rook de dood.

Ik wilde teruggaan naar de deur, om aan te bellen. Alles in mij schreeuwde om met mijn moeder te praten en haar te omhelzen.

Dit verlangen werd onderbroken door naderende voetstappen achter mij. Geschrokken dook ik de hoek om en verborg ik me in de schaduwen, terwijl het geluid stopte bij de voordeur en iemand aanbelde.

Mijn moed gaf me de kans een kijkje te nemen en al snel zag ik de herkenbare, brede schouders en lichtgrijze ogen van een bekende bewaker.

Tyron.

Hij werd verwelkomd in het huis en sprak met een vriendelijke stem. 'Ik kom voor de medicatie van vrouwe Mensah.'

Mijn vader mompelde iets, waarna ze zich voegden naast mijn moeders bed. Ik keek van een afstand weer toe, dit keer hoe iemand anders hetgeen deed wat ik had willen doen, in mijn moeders gezelschap zijn.

'Ah Bradget, lieve jongen', sprak mijn moeder met een stem net zo zwak als haar glimlach.

Tyron gaf haar een doosje met pillen, waarbij hij er één uitschudde en aan haar gaf, samen met een glas water die mijn vader net had gehaald.

'Dit moet u wat langer op de been houden. Totdat we een tegengif hebben gevonden bij Axon.'

Toen hij zijn hand met het glas had uitgereikt naar haar, pakte ze met haar hand, die bedekt was met dikke zwarte aderen, de zijne vast. Ik zag hoe hij licht ineenkromp bij de koude aanraking. Zelfs ik kon dat zien vanaf hier. 

'Je zorgt goed voor haar, hè?', vroeg ze.

Tyron legde zijn andere hand op de hare, en zei met een knik: 'Natuurlijk, vrouwe. Uw dochter is in veilige handen bij ons. We zijn jullie dankbaar dat jullie haar ons hebben toevertrouwd op zo'n jonge leeftijd, voordat het Instituut dat kon doen. Dan was ze in gevaarlijke handen geweest...'

Er trok een bedachtzame schaduw over mijn moeders gezicht, waarna hij toevoegde: 'Maar dat is nu niet belangrijk. Wij doen er alles aan, samen met haar, en alle anderen, koste wat kost, om mensen zoals jullie te helpen. Om een oplossing te vinden.'

Mijn vader stond in de deuropening mee te luisteren, en er was een wolk van wrok die om hem heen hing. 'Ongelofelijk dat ze zich zo durven te verschuilen onder hun schild, terwijl ze weten wat ze doen. De zwakken uitroeien. Mijn vróúw uitroeien. Mijn familie in chaos.'

Tyron nam weer een stap van het bed vandaan en liet zijn handen langs zijn lichaam hangen. 'Ik weet het. We doen wat we kunnen. Maar ze zijn hardnekkig en goedgetraind. Ze hebben veel technologie, veel leden met gaven. Veel mensen die niet weten hoe slecht ze daadwerkelijk zijn.'

Pas na een tijd dit gesprek te volgen en te zien hoe mijn moeder er aan toe was, voordat alles brak.

Mijn hele wereld, splinterde uiteen.

Ik voelde mijn baken breken. Mijn schild breken, die al het negatieve weghield. Mijn energie verdorven door wrok, haat, minachting. Verraad.

Axon. Instituut. Goed. Kwaad. Oplossing. Oorzaak. Wetenschap. Macht.

Zij hebben mijn moeder dit gedaan.

Zij hebben mijn moeders lichaam gepakt en die vol zwart vergif gespoten. Zij hebben mijn moeders ziel, haar optimistische geest, gepakt en verbrijzeld tot een hopeloos eindeloos stukje stof.

Zij hebben mijn familie gebroken. Mijn jeugd afgepakt. Mijn kans op liefde en leven ontnomen.

Ik had jarenlang door mijn baken alle negatieve emoties uit kunnen sluiten. Alles kunnen relativeren, compenseren, copen. Ik was zo vastberaden mijn moeders energie door te laten werken in de mijne, om net zo levendig en warm en optimistisch te zijn als dat ik me herinnerde van haar.

Maar nu dat zij dat niet meer was, kon ik dat ook niet meer.

Mijn knieën en ellebogen schaafden de grond, nadat ik inzakte. Ik kon het gewicht van alle emotie niet meer aan, kon het niet meer weghouden uit mijn baken.

En ik liet het toe.

Ik liet toe hoe tranen mijn gezicht bevlekten. Ik liet toe hoe woede zich door mijn lichaam raasden en zich wanhopig uitte door mijn vuisten die de grond raakten en sloegen.

Terwijl mijn knokkels de grond raakten, voelde ik pijnscheuten door mijn lichaam trekken. Het voelde bijna bevrijdend, om de fysieke pijn het over te laten nemen van alle schreeuwende stemmen en emoties in mijn hoofd.

Alle verwarring.

Pijn was het enige waarvan ik wist wat het deed, wat het was, hoe het hoorde te zijn.
Pijn verraste mij niet.
Pijn verraadde mij niet.
Pijn verzwakte mij niet. Nee, de pijn voedde mij.

Het voedde al de gaten in mijn hart en ziel en duwde alles weg waar mijn gedachten niet bij wilden komen.

Door het bloed dat door mijn oren suisde, kon ik de kreten niet horen die de lucht vulden.

Door de verstopte neus van al het huilen, kon ik het bloed niet ruiken dat over mijn handen stroomde.

Door de steken in mijn hart en de knallende pijn in mijn hoofd, kon ik mijn rationaliteit niet gebruiken, mijn gevoel niet volgen.

Door de tranen in mijn ogen, kon ik niet zien hoe een jongen voor mij neerhurkte en zijn hand om mijn middel heen legde.

Zijn sterke, gespierde armen, gaven een lichte ontspanning in mijn lichaam, waardoor hij mij overeind kon zetten op mijn benen. Mijn lichaam zweefde instabiel door de trillingen in mijn benen en ik was opnieuw gevallen, als de jongen in kwestie niet zijn ene hand onder mijn knieën had gedaan en de andere op mijn onderrug, om mij op te tillen in zijn armen.

Terwijl ik weg werd gedragen van de scène, voelde ik de vertrouwde stem van Bradget, die met een diepe, maar zorgzame stem zei: 'Het is oké, Aimé. Je bent oké.'

Nee, het was niet oké. Niets was oké.

Ik werd neergezet op iets wat voelde als een bank, en liet mijn hoofd rusten op de leuning. Voor mij bukte mijn vader die een warme hand op mijn schouder legde.

'Meisje, toch', sprak hij zoet, en bij zijn stem sprongen meteen tranen in mijn ogen.

Toen ik de tijd had om tot bedaren te komen en de tranen minder snel kwamen, kon ik overeind zitten en de omgeving in me opnemen.

De donkergroene bank, het houten tafeltje, de twee groene zitjes aan weerszijde van de bank. De handgewoven culturele vloertapijt. De talloze kasten gevuld met boeken, kristallen en planten.

De wierrookstokjes, de twee katten die samen opgekruld op één van de zetels zat. Eén zo zwart als de nacht, de ander oranje als de zon bij ondergang.

De gespierde gestalte van de bewaker, die geleund tegen de muur stond, zijn grijze ogen gefixeerd op mij, zijn gezicht een ijzig masker, maar met een sprankeling van nieuwsgierigheid in zijn ogen.

Geschuifel van sloffen, en luid gekuch, gevolgd door de verschijning van mijn moeder in de deuropening.

Mijn mond viel open, tegelijk met het protest van mijn vader en Bradget die meteen aanstalten maakte om naar haar toe te gaan en haar te ondersteunen, mocht ze vallen.

'Rusa, je moet nu terug naar bed!', riep vader, en bezorgdheid weerklonk in de verheffing van zijn stem.

Maar mijn moeder leek zich er niks van aan te trekken en hief haar hand in een gebaar om hem zijn mond te laten houden. Ze kwam naar mij toe geschuifeld, terwijl Bradget niet van haar zijde week.

Haar ogen hadden weer iets van haar oorspronkelijke gloed teruggekregen, en doordrongen de mijne. En wat volgde, was iets wat ik niet had kunnen verwachten.

'Aimé Imani Mensah', sprak ze met een toon, die ik herkende uit duizenden. Het was als een déjà vu dat als een golf over me heen kwam. Een herinnering die opborrelde.

Aimé Imani Mensah, jouw aura is puur. Een versterker en een verzwakker. Jij bent een lopend geluksbaken.

Ik had het vaker gehoord. Te vaak. Het was als een mantra geworden.

Maar waarom? Waarom voelde het alsof die zin niet alleen uit haar mond gekomen was, maar ook uit die van iemand anders...

Een andere zoete stem. Een andere lach die zo'n heerlijk, puur geluid was geweest dat ik dubbel had gelegen van het lachen en al mijn zorgen had vergeten. Een stem die mij niet meer eenzaam liet voelen, die mij de pijn van alle ontberingen en straffen liet vergeten. Van alle experimenten. Onderzoeken.

Een meisje. Met zo'n vechtlust, dat het mij liet denken aan de vrouw die nu voor mij stond, op beide benen, terwijl de dood zich als kettingen om haar heen had gebonden.

Zwarte lokken. Groene ogen. Nee, paarse ogen...
Sproetjes en een veel te sterke omhelzing.

Je moet het je blijven herinneren, Aimé. Alles. Operatie Zero. Mij. Je familie.
Ze komen morgen voor jou. Z-Ze... Bij mij...

Maeve.

En de man die mijn moeder door de deur heen wilde leiden, zoals hij mij door de deur van de testruimte had laten gaan.

Tot ziens, mevrouw Mensah.

Hij was hier niet echt. Ik was hier niet echt. Ik herinner me niet eens hoe ik hier ben gekomen.

Leugen. Illusie. Manipulatie.

En opeens voelde ik Maeve's energie als tintelingen in mijn vingers verspreiden door mijn hand, naar mijn armen, mijn schouders, mijn hele lichaam. Ik zag haar ogen voor mij, als een ultraviolette straling, die dwars door me heen bulderde en mij alles liet voelen wat ik moest voelen.

Alles om mij te beschermen. Alles om mij wakker te maken.

Word wakker.

En als een commando, schoot ik overeind in de witte teststoel en schoten de draadjes los van mijn lichaam.

Ik hijgde en kon mijn ademhaling niet onder controle krijgen, zeker niet toen ik die valse blik van Karla zag, die met een zoete stem zei: 'Rustig aan. Je bent veilig.'

Ik proefde de nepheid van die woorden op mijn tong.

Maar ik beet de woorden die op mijn tong lagen weg, en deed wat Maeve me had opgedragen, ik ging mee in hun illusie.

'Is mijn moeder oké? Gaat ze het redden?', zei ik met een jammerende stem.

Karla rustte haar hand op mijn schouder, en het liefste wilde ik hem wegslaan, maar in plaats daarvan hield ik mijn positie.

'We doen ons best. We kunnen haar het beste helpen, als jij ons ook blijft helpen. Samen met je vriendin Maeve.'

Ik knikte. 'Alles voor haar.'

Ze gaf me een tevreden grijns, die deze keer wel oprecht was. En na een paar check-up vragen, mocht ik de ruimte verlaten.

Mijn hart bonsde in mijn keel, terwijl de deur achter me dichtviel, en die ging alleen maar sneller kloppen toen mijn ogen die van Bradget ontmoette.

Hij keek me dit keer doordringender aan als eerst. Er lag een zoekende uitdrukking op zijn gezicht. Alsof hij met zijn blik mijn hele ziel open probeerde te leggen en de lagen probeerde weg te halen om te weten wat erachter schuilde.

Mijn gaven hadden me nooit in de steek gelaten als het ging om het aanvoelen van iemands intenties, van iemands emoties. Dus ik wist dat hij zorgt naar confirmatie, naar een verborgen teken.

Dus sprak ik, met een grijns: 'Voorzichtig, Bradget, voor je míj́ bang maakt met die blik.'

Ondanks dat hij een autoritaire houding had en zijn rol als bewaker serieus nam, zag ik hoe zijn lippen licht omhoog krulden in een grijns.

En terwijl ik met langzame stappen richting hem liep, gaf hij me bijna onopgemerkt een knipoog.

Toen ik hem passeerde, boog ik me licht naar hem toe en fluisterde: 'Tot ziens, meneer Bradget.'

En de lucht voedde zich met een nieuwe soort spanning, en ik wist dat hij nog wel eens van pas kon komen bij Operatie Zero.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top