1. Word wakker, Maeve
De adrenaline was als een golf uit mijn vingertoppen verdwenen en lieten een gevoel van desoriëntatie achter. Een gevoel van ongeloof.
Adam was dood.
Ik stelde me voor hoe ontelbaar veel lichamen verspreid over het terrein van het Instituut lagen en hoe het bloed door de grond werd opgezogen. De glazige ogen die gericht waren naar de door de zon opengebroken lucht. De zon had het recht niet om te schijnen.
Het was een sombere dag.
Ik was alles wat ik opgebouwd had in het Instituut kwijt. Het contact met hen was verloren.
'Stap uit', klonk een bazige stem. Het was een stem die mij eerder opluchting gaf, maar nu rillingen van angst en walging over mijn rug liet trekken.
Thyson had het zijportier opengetrokken en greep mijn bovenarm vast. Ik keek hem fel aan en sloeg zijn hand weg.
'Blijf met je poten van me af', kaatste ik. Hij keek me aan alsof ik hem had gekwetst, wat mij alleen maar bozer maakte.
In plaats van dat hij netjes bij me vandaan bleef, voelde ik een prik in mijn arm, gevolgd door een suf gevoel. Tientallen reacties schoten door mijn gedachten.
Grijp hem.
Ren weg en kom niet meer terug.
Verzet je tegen de naald.
Voor ik ook maar iets hiervan kon uitvoeren, verschenen er witte flokjes in mijn zicht en werd alles langzaam donker. Alsof deze dag als één grote nachtmerrie door duisternis werd opgeslokt.
'Maeve.'
Een dringende, zachte stem bereikte mijn zintuigen. Nadat mijn oogleden zich los hadden gemaakt, vormde zich een waas van kleuren voor mijn ogen. Kleuren van wit, zwart en oranje. Ik proefde een metalige geur op mijn tong en een prikkende pijn in mijn arm.
'Word wakker, Maeve', sprak de stem wanhopig.
Ik probeerde mijn blik aan te scherpen en mezelf wakker te maken, om te zien wat er aan de hand was, maar het was alsof mijn zicht mij compleet in de steek had gelaten.
'Ik... Ik moet gaan', zei de stem haastig. Gevolgd door een trilling onder de vloer, gepaard met vluchtige voetstappen die zich van mij verwijderden.
'Ze is wakker', sprak een andere stem. Een mannelijke stem, ruw en hees.
Verwarde probeerde ik iets vast te grijpen. Een betrouwbaar object. Een herkenbare geur. Iets waarvan ik wist wat het was. Onrustig bewoog ik mijn lichaam op een stof die zacht en verend was. Witte kleuren overheerste alle andere grauwe tinten en drukten fel op mijn netvlies.
Gemompel verliet mijn mond. Gemompel die woorden hoorden te vormen. Zinnen. Maar dat kwam er niet van.
'Breng haar naar de andere kamer', beval een andere stem. Het was een bazige, dringende toon. Het was alsof ik het feest opnieuw beleefde. Ik was verward, gedesoriënteerd en vertrouwde niks en niemand om me heen.
En opnieuw verdwenen er twee armen onder mijn lichaam, die mij optilden. Mijn hart begon sneller te kloppen bij de herinnering die werd aangewakkerd bij mijn hersenen. Op het feest was Ryder degene die me kwam redden.
Maar toen ik opzij keek was het niet Ryder, maar een brede volwassen man met enkele grijze haren en handen die koud en akelig op mijn lichaam voelden.
Ik werd met beide benen op de grond gezet en voelde een strakke grip om mijn bovenarm, die de doorstroming van mijn bloed beknelde.
'Dat hoeft niet zo hard', bromde ik.
Zijn grip werd misschien een millimeter losser. 'Lopen.'
Nu pas kon ik mijn omgeving beter in me opnemen en kwam alles van de afgelopen dagen terug naar mijn geweten. Het Instituut. De strijd met Axon. Mijn gevangenneming.
En als bevestiging van waar ik al bang voor was, zag ik voor mij een groot wit bord hangen, met daarop in blauwe letters: 'Axon Industries.'
Overal om me heen lagen witte bedden en liepen mannen in witte labjassen of bewakers in zwarte gevechtsuitrusting en zware geweren. Een ijzige kou verplaatste zich door de rechthoekige zaal, waarvan de vloer, muren, plafond en alle apparatuur akelig wit waren. Het was gekmakend.
Een lichte ruk aan mijn geest verplaatste mijn aandacht naar een stil gejammer. Ondanks dat ik werd gedwongen om te lopen en vooruit te kijken, keek ik over mijn schouder naar het einde van de zaal.
Daar lag een meisje, die er niet ouder zag dan twaalf jaar, te jammer en te huilen.
Mijn versterkte gehoor ving haar woorden op.
'Waar is mijn moeder? Waar ben ik!'
Alles in mij brak. Alles in mijn lichaam schoot paraat toen ik de angst in haar stem hoorde. Met een flinke rug trok ik me los van de greep van de man en wilde ik naar haar toe rennen.
Voor ik de kans kreeg om het bed te bereiken, werd mijn arm ruw vastgegrepen en werd mijn lichaam tegen die van een ander aangeduwd.
'Meekomen.'
'Nee! Wat doen jullie met haar?', kaatste ik woest terug. Ik had mijn vuisten gebald en voelde hoe tintelingen door me heen schoten.
Niks wat jou aangaat', bromde de man, waarna hij mijn andere arm vastgreep.
Mijn gezicht werd rood van kokende woede.
'Het is nog maar een kind, verdomme!'
Voor ik mijn mond kon opendoen om de volgende vloek eruit te laten, voelde ik een prik in mijn nek, gevolgd door het gevoel van bezwijkende ledematen. Mijn blik was gericht op het bed, waar het meisje lag en haar aandacht op mij vestigde. Ze keek me aan met zo'n verloren blik en ik zag hoe een traan over haar wang biggelde.
Witte vlekjes verschenen voor mijn ogen, maar ik kon nog net haar mond zien bewegen, die een zin vormden.
Help me.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top