Hoofdstuk 6. Het donker
De nacht
Een aangeboren, diepgewortelde angst van de mens is de angst voor het duister. Het niet kunnen zien, maakt onbeschermd, verlaten en machteloos. Het lichaam kan niet op tijd voorbereidt worden om actie te ondernemen bij dreigend gevaar. Het basale overlevingsmechanisme faalt. Sommige mensen voelen zich in het donker bijna verlamd door angst. De angst voor het donker is eigenlijk gebaseerd op een oerangst, de angst voor de dood.
De mensen gingen automatisch al in groepen staan. Gijs was benoemd tot voorman van vak dertien. Nerveus liet hij zijn zaklamp op de andere mensen in zijn groep schijnen en besefte dat het een kwestie van tijd was voordat het echt aardedonker zou zijn. Hij verplaatste zijn gewicht voortdurend van zijn ene naar zijn andere been om zijn spanning de baas te blijven.
Het luchtte hem op dat zijn zoekteam niet aan vak tien was gekoppeld. In het noorden daarvan was het lichaam verdwenen en hij kon het niet aan om daar nog eens mee geconfronteerd te worden. Als ze het lichaam zouden vinden, dan zou dat in ieder geval niet door zijn groep gebeuren. Om bij vak dertien te komen moesten ze door vak tien. Hij zou ze zoveel mogelijk via het zuiden van het vak loodsen, een vreselijke omweg maar het kon niet anders.
'Succes knul,' zei Samuel terwijl hij Gijs een vaderlijk klopje op zijn schouder gaf en een stevige handdruk. Iets te stevig wat Gijs betrof, hij moest moeite doen om zijn gezicht strak te houden. Knul? Zijn ontzag voor Samuel was met dat ene woord volledig verdwenen.
Gijs ontving een portofoon, een lijst met namen van zijn groepsgenoten en een aantal papieren met daarop het nummer van het vak en verdere instructies. Hij propte het snel in de zakken van zijn legergroene jas, om het er vervolgens verward weer uit te halen en glad te strijken. Hij voelde nog even aan het mes in zijn zak. Het was nu nog ingeklapt maar als het nodig was dan wist hij dat hij in staat was om het te gebruiken. Bij deze gedachte draaide zijn maag om. Gelukkig ebde de misselijkheid snel weg.
Zijn zoekteam bestond uit mensen van verschillende leeftijden: vier vrouwen, drie mannen en één politieagent vergezeld door zijn Duitse herder. Naar Gijs' mening een bijeengeraapt zooitje.
Hij scheen zijn zaklamp op de verschillende teamleden. De vrouwen stonden in een groepje bij elkaar. Ze fluisterden druk gebarend in opgewonden toestand tegen elkaar. Gijs hoorde het woord kinderlokker maar kon verder niet verstaan waar ze het over hadden. De mannen zagen er onverschrokken uit, zelfs de wat oudere man van het gezelschap met zijn Ecco outdoor boots aan.
Een aantal namen had hij gelijk kunnen onthouden namelijk die van politieagent Matt, en van Natalja en Tjerk vanwege hun bijzondere voorkomen.
Tjerk zag eruit alsof hij was achtergebleven in de gabbertijd, dagelijks anabolen slikte en droeg een grijs trainingspak.
Natalja was de meest jonge vrouw van het stel. Ze had fluoriserende roze lippenstift op en kauwde onrustig op een stuk kauwgum. Het leek alsof ze zich speciaal gekleed had voor deze avond met haar broek en crobtop in legerprint. Zo te zien had ze geen jas of trui meegenomen. Die zou het binnen de kortste keren ijskoud hebben.
'Heb je geen trui of jas mee? We zullen minstens een aantal uur onderweg zijn en de temperatuur daalt behoorlijk.' Hij trok zijn wenkbrauwen op en keek haar vragend aan.
'Onee hoor, ik heb het nooit koud,' lachte ze hem toe. Tegelijkertijd leek het alsof ze haar armen warm wreef.
Hij voelde een scheut van ergernis door zich heen gaan. Even wilde hij op zijn strepen gaan staan, haar zeggen dat ze wat hem betreft dan rechtsomkeer moest maken. In plaats daarvan draaide hij zich om en rolde met zijn ogen. Ze zocht het zelf maar uit, met alle gevolgen van dien. Eén van de isolatiedekens uit de EHBO-kit zou uiteindelijk wel voldoen. Hij troostte zichzelf met de gedachte dat de groep van Jimmy waarschijnlijk alleen maar uit dit soort exemplaren bestond.
Gijs' spanning was omgeslagen in een wat-kan-mij-het-ook-allemaal-schelen-gevoel. Hij wist wat hem te doen stond, hij had geen andere keuze en nam het woord: 'Uhm beste mensen, ik ben Gijs Riemens, ik ben boswachter en mij is gevraagd om voorman te zijn van ons zoekteam omdat ik het gebied hier ken. We gaan straks vak dertien doorzoeken, dat is een flink stuk lopen door het bos.'
De rest las hij snel op van zijn briefje met instructies: 'Start meteen met zoeken op weg naar jullie vak. Loop zij aan zij met de zaklampen naar de grond gericht, zodat er geen banen gemist kunnen worden. Op deze manier wordt er een lint gevormd. In het bos is dat een stuk complexer met alle bomen. Blijf goed kijken naar de twee mensen naast je. Focus je op hun licht. Loop rustig zodat je tijdens het zoeken niet tegen een boom opbotst en je goed kunt richten op alles wat je hoort. Met de portofoon kunnen jullie contact leggen met de andere zoekteams indien nodig. Zet het geluid van je mobiele telefoon aan. Sla elkaars nummers op in je telefoon voor het geval je elkaar toch kwijt raakt.'
Met een rood hoofd frommelde hij het briefje weer op en propte het terug in zijn zak.
'Ik heb ook een navigatiesysteem om de weg te bepalen. Heeft er iemand nog vragen?'
'Ja ik, chap,' zei Matt de politieagent. Gijs vroeg zich af of de littekens op het gezicht van Matt, vlakbij zijn oog, door de hond waren veroorzaakt. Zijn gedachten dwaalden weer af naar die nacht en een rilling ging door zijn lijf. 'Focus, Gijs, focus,' mompelde hij onhoorbaar tegen zichzelf.
'Oké folks, wie heeft er een EHBO diploma en kan zich ontfermen over Nathan als hij onderkoeld of gewond is?' zei Matt met een strak gezicht. De agent zag eruit alsof hij meerdere missies in Afghanistan had doorstaan; gehard en met stalen zenuwen. Zijn fletsblauwe ogen stonden emotieloos.
'Dat kan ik wel doen,' zei een vrouw met kort zwart haar waarvan Gijs de naam steeds vergat. Ze wriemelde nerveus aan haar nagels. 'Ik ben verpleegkundige.'
'Aight, Gijs belt 112 en schakelt met Samuel via de portofoon. Sophia, jij ontfermt je over Nathan en ik stel de sporen veilig. De anderen handelen op verzoek van ons drieën. Als we in het ergste geval de jongen dood vinden, blijf bij hem vandaan. Ik moet de sporen zeker stellen. Capiche?'
Gijs scheen met zijn zaklamp rond en zag de mensen knikken. Hij wisselde dankbaar een blik van verstandhouding uit met Matt die flauwtjes terug glimlachte. Gijs zag dat zijn ogen niet mee deden.
'Zijn er verder nog vragen?' Waar de vrouwen eerder nog nerveus leken hadden zij nu, voor zover hij kon zien, een vastberaden uitdrukking op hun gezicht. Ze waren er op gespitst om Nathan te vinden. Het maakte Gijs treurig maar het was niet aan hem om ze uit die waan te halen. Of hadden ze gelijk en was er misschien toch nog hoop?
'Oké, laten we dan snel telefoonnummers uitwisselen en dan gaan,' zei hij, toen verdere vragen uitbleven.
__
Politieagent Matt liep onrustig heen en weer met zijn hond. Beiden hadden duidelijk behoefte aan actie. De herdershond begon steeds harder aan de lijn te trekken en te grommen. Matt keek een aantal keer op zijn horloge.
Ze gingen op pad. Gijs liep in het midden van de groep, Natalja liep links van hem en een vrouw met zwart haar liep aan de rechterkant.
Zwijgend liepen ze zij aan zij om de bomen heen en spanden ze zich in om een weg te vinden in de duisternis. Op het geluid van hun voetstappen en geritsel in het bos na was het doodstil. Een uur verstreek zonder bijzonderheden.
Opeens zag Gijs dat het licht van één van de zaklampen steeds dichterbij kwam. Hij scheen zijn zaklamp die kant op en zag dat het Matt was die zijn plaats had verlaten.
'Chap, hoever is het nog lopen, in welk vak zijn we nu?' Matt keek Gijs vragend aan en kwam naast Gijs lopen. Gijs deed een stap opzij toen de grote herdershond wild aan zijn broek begon te snuffelen. Verdomme, dat beest rook natuurlijk zijn angstzweet of erger nog: het bloed op het mes.
'Ze doet niets hoor, chiller beestje als dit kun je niet hebben,' zei Matt. Hij aaide de hond liefdevol over zijn kop.
Jaja, dat zeiden ze over de rottweiler van drie huizen verder ook. Gijs knikte en hield toch voor de zekerheid een gepaste afstand. 'Ik denk dat we er over een uur wel zijn,' zei hij.
'Een uur nog girl,' zei Matt tegen de hond en aaide haar nogmaals over haar kop.
'Kom, we gaan terug naar onze plek.' Gijs keek hoe Matt en de hond terug liepen.
De vrouwen hadden hun zwijgzaamheid ook ingeruild voor geklets.
'Ik heb zelf geen kinderen maar mijn zus heeft er twee. Ik moest vorige week een dag op ze passen. Ik dacht leuk, gezellig, lekker een relaxed dagje met mijn schattige nichtjes. Gesloopt was ik, echt gesloopt.' De andere vrouwen moesten lachen.
Gijs kon niet zien wie van de vrouwen precies aan het woord was. Het zachte geklets van de teamleden zorgde er voor dat Gijs zich meer ontspande. Hij merkte dat hij niet meer nadacht bij iedere stap die hij deed en zijn nekspieren voelden niet meer zo strak. Zelfs in het donker zou hij de weg wel kunnen vinden.
'Nee man, het is een kwestie van gewoon veel compound oefeningen doen en trainen met je eigen lichaamsgewicht. De bench press en deadliften zijn ook goede oefeningen.'
Gijs schudde glimlachend zijn hoofd. Tjerk gaf de andere mannen vast tips voor het opbouwen van meer spiermassa. Een aangename rust kwam over hem heen.
In de verte klonk het geblaf van een ree. Het was alsof Gijs wakker schrok.
'Wat was dat voor gek geluid?' vroeg één van de vrouwen lachend.
'Een hert, niets om je zorgen over te maken,' stelde hij meer zichzelf dan de vrouw gerust.
Plotseling drong het tot hem door dat dit precies was hoe hij zich ook die nacht had gevoeld. Meteen gierde de spanning weer door zijn lijf. Hoe kon hij zo stom zijn?
Hij pakte snel het navigatiesysteem uit zijn tas en zijn angst werd werkelijkheid. Ze waren volledig van koers veranderd. Als een soort automatisme hadden ze zich door het bos bewogen en hij was zo stom geweest om dat niet vreemd te vinden onder deze omstandigheden. Het deed je geloven dat alles onder controle was, waardoor je dieper en dieper het bos in ging en op de plaats terecht kwam waar het je wilde hebben.
Een plotseling rukwind zorgde ervoor dat er bladeren omhoog dwarrelden. De wind ruiste door de bladeren heen. Zijn handen trilden. Hij stopte ze na elkaar snel even in zijn zakken en raakte vluchtig het mes aan. Een golf van walging ging door hem heen. Hij besloot niets aan de groep te laten merken. Terwijl hij ze ongemerkt een andere richting opstuurde voelde hij een stroom zachtjes aan zijn benen trekken. Het voelde net alsof hij in een kabbelend beekje tegen de stroom inliep, alleen het water ontbrak. Hij besloot er geen aandacht aan te besteden. Gewoon verder doorlopen, de anderen zouden denken dat het de wind was.
Hij scheen om zich heen om te zien of hij ergens een gat in een boom zag oplichten net zoals het op die nacht was gebeurd. Opgelucht liet hij zijn adem ontsnappen, hij kon niets ontdekken.
'We zijn er bijna, jongens, laten we iets meer doorlopen,' loog hij. Ze bleven zij aan zij doorlopen zonder ook maar één spoor van de jongen of welk levend wezen dan ook te vinden. Het enige teken van leven kwam van het krassen van een uil en het tjirpen van een verdwaalde sprinkhaan.
Gijs focuste zich op het geluid van bladeren die hij onder zijn schoenen hoorden knisperen. Hij dwong zichzelf om gewoon door te blijven lopen, stap voor stap.
'Neeee niet doen, ik wil naar mijn mammie toe,' klonk een snikkende wanhopige kinderstem. De stilte werd ruw doorbroken.
'Aauw je doet me pijn,' gilde het kind.
Gijs stond meteen stokstijf stil, net als de andere groepsleden.
'Neee ik wil niet, ik wil gewoon naar huis toe,' huilde het kind.
De haren in de nek van Gijs gingen overeind staan.
'O mijn god,' fluisterde Natalja.
De Duiste herder begon te blaffen.
Gijs richtte zijn zaklamp op de hond en zag dat Matt de riem los klikte. Voor dat zijn baasje hem kon tegenhouden, rende de hond de duisternis in.
'Het is de jongen folks, ik ga er achteraan.' Meteen verdween de politieagent tussen de bomen.
Gijs was te verbijsterd om te reageren. Zijn handen verbraken zojuist een nieuw trilrecord. Het licht van zijn zaklamp beefde als nooit tevoren, hij vouwde snel zijn andere hand eroverheen in de hoop het te doen stoppen.
Eén van de vrouwen in de groep was gaan huilen.
'Oh fuck, fuck, fuck,' zei één van de mannen.
'We... we... moeten bij elkaar blijven,' bracht Gijs uit. 'We weten niet... wat er precies aan de hand is. Kom hierheen.' Zijn stem klonk onvast en onnatuurlijk hoog.
Net toen de groepsleden aanstalten maakten om de kant van Gijs op te komen, hoorde Gijs geritsel vlakbij hen in het bos. Het geluid van brekende takken. Het klonk als een rennend dier. Gijs richtte zijn zaklamp op de geluiden en zag dat de anderen dat ook deden. Hij kon niet ontdekken waar het geluid vandaan kwam.
Plotseling klonk er geschreeuw van Matt. Eén van de vrouwen gilde ook.
'Allemaal hierheen komen,' schreeuwde Gijs. Zijn hart bonkte in zijn hoofd. Hij zag hoe alle zaklampen nu snel zijn kant op bewogen op één zaklamp na. Het was de oudere man. Hij bewoog zich in de richting waar de politieagent was verdwenen.
'Blijf hier! We moeten bij elkaar blijven!' riep hij naar de oude man. Tot zijn opluchting kwam de oude man toch zijn kant weer op. Met beiden handen kneep hij nog harder in de zaklamp, in de hoop het trillen te doen laten stoppen. Hij slikte de brok in zijn keel weg. 'Rustig blijven, angsthaas,' sprak hij zichzelf mompelend toe.
'We... we... gaan zij aan zij staan met onze ruggen naar elkaar toe. We maken een kring, zo zien we het gevaar aankomen,' stamelde hij. Het was het enige dat hij kon bedenken op dit moment.
De jongen was nog steeds onbedaarlijk aan het snikken. Nu klonk er ook geritsel aan de andere kant van Gijs.
'Heeft iemand een wapen bij zich?' Klonk Natalja's stem waterig.
'Ja, ik zal even mijn mitrailleur uit mijn broekzak halen. Nee, natuurlijk niet,' beet Tjerk haar toe.
'Ik...ik... heb een zakmes,' zei Gijs zacht.
'Een zakmes...goh nou indrukwekkend,' zei de oudere man.
'Ik ga om versterking vragen.' Gijs haalde met trillende handen de portofoon uit zijn rugtas. Hij wilde contact maken maar er gebeurde niets. Driftig pakte hij zijn telefoon uit zijn broekzak; geen bereik.
'Godsamme, heeft er iemand anders bereik?'
Mensen begonnen wild hun telefoon te zoeken. Terneergeslagen schudden ze hun hoofden. Er begonnen nog meer vrouwen te huilen.
'Wat had je dan gedacht, een romantische nachtelijke wandeling door het bos?' beet hij hen toe. Hij had meteen spijt van zijn woorden.
'We moeten Matt en de jongen helpen,' zei Tanja met hoge stem.
'Ja, we moeten in ieder geval iets doen,' bromde de oude man.
Terwijl ze discussieerden wat te gaan doen klonk er opeens overal om hen heen geritsel. Rennende voetstappen en een vreemd gefluister. Gijs scheen zijn zaklamp heen en weer richting het geluid. Een fractie van een seconde scheen het licht vol in het gezicht van een grote grijze hond met maar één oog en... was dat het vermiste meisje, Veerle Herder? Hij slaakte een kreet. De hond en het meisje verdwenen achter een boom.
'Wat.. wat zag je, Gijs?' vroeg Natalja. Hij liet zijn zaklamp op haar schijnen en zag dat ze haar tranen en snot aan haar arm afwreef.
'Ik, ik weet het niet zeker, een hond en een meisje dacht ik.'
Het snikken van de jongen was opgehouden. Het was opeens doodstil. Gijs wist niet wat hem meer angst aanjoeg.
'Straks vluchten ze met de jongen,' riep Tjerk. 'We krijgen niet nog een kans om hem te vinden. We maken tweetallen en gaan erop af.'
Gijs liep rug aan rug met de oude man; Tinus. Ze liepen stap voor stap zijwaarts in de richting waar ze eerder alle geluiden hadden gehoord. Volkomen uit het niets ging Tinus opeens tegen de vlakte.
'Wel verdraait,' vloekte Tinus. 'Ik struikelde over een boomwortel, die zit helemaal om mijn been heen gedraaid.'
Gijs wilde zijn zaklamp op Tinus schijnen toen hij opeens één van de vrouwen hoorde gillen. Hij draaide zich vliegenvlug om. Het was Natalja.
'Mijn zaklamp is uitgevallen,' riep Natalja. Gijs hoorde doffe klappen en zag dat ze probeerde de zaklamp weer aan de praat tegen krijgen door op het ding te slaan met haar hand.
'Gaat het Tinus?' Hij draaide zich om naar Tinus.
Opeens vielen alle zaklantaarns uit, iedereen gilde. Het was nu aardedonker.
'Blijf bij elkaar,' brulde Gijs. Hij pakte het zakmes uit zijn jaszak. Overal om hen heen klonken nu brekende takken, geritsel, rennende voetstappen, het gehijg van een hond en vreemd gefluister.
Gijs wist niet meer of het zijn groepsgenoten waren of anderen. Angstaanjagend gegil vanuit de vrouwen. Ook Tinus begon te gillen. Gijs hoorde geluiden van een worsteling.
'Laat me los Gijs,' schreeuwde Tinus.
'Ik ik.. heb je niet vast,' stamelde Gijs. Gijs kon niet zien wat er gebeurde. Hij probeerde naast Tinus te bukken, de man had net nog vlak naast hem op de grond gezeten maar hij voelde hem niet. Hij hoorde het geluid van iemand die werd weggesleept en hard tegen werkte. 'Tinus, waar ben je?' Hij rende naar het geluid toe. Tinus kon hij niet ontdekken.
En daar zag hij het. Het was minder fel dan op die nacht en daardoor bijna niet zichtbaar. Een gat in een boom die ritmisch oplichtte en een stroom van duisternis leek op te zuigen. Zijn hart stopte even met kloppen toen hij in het zwakke schijnsel van het licht, een kleine hoopje mens in foetushouding tegen de boom ervoor aan zag zitten.
Het hoopje mens hield met zijn armen zijn benen vast en maakte wiegende bewegingen. Zijn kleine schouders schokten van het huilen. Het was Nathan. Alsof de jongen aanvoelde dat Gijs hem zojuist had gevonden. Hij draaide zijn hoofd om en keek met een kwaadaardige glimlach op zijn gezicht, recht in de ogen van Gijs.
Gijs voelde zijn hele lichaam verstijven. Had hij dat nu goed gezien? Hij schudde het idee van hem af. Nee, de onderlip van de jongen trilde.
Het zweet stroomde in straaltjes van zijn rug. Gijs hoorde overal nog steeds rennende voetstappen, gegil en gekerm. Hij onderdrukte de neiging om hard weg te rennen. In plaats daarvan hield hij het mes nog steviger in zijn hand en rende op de jongen af.
Iets vloog tegen zijn voeten aan waardoor hij met een smak onderuit ging en op zijn hoofd viel. Hij schreeuwde het uit van de pijn. In het doffe licht van de oplichtende boom kon hij zien wat hem zojuist onderuit had gehaald. Het was een slap lichaam, dat met de zwarte stroom mee werd gezogen richting de boom. Hij krabbelde snel overeind en rende er achteraan. Voordat hij de voet van het lichaam kon pakken werd hij onderdeel van de stroom. Hij voelde hoe hij werd meegezogen.
Nathan liep met open armpjes jammerend naar hem toe. 'Nee, niet doen,' riep Gijs. Het was te laat: ook Nathan kwam in de stroom terecht.
Gijs probeerde zich met alles wat hij in zich had los te worstelen uit de stroom, de jongen vast te houden en naar het lichaam toe te gaan. Het was tevergeefs. Hij zag nog net twee ECCO outdoor boots de boom in verdwijnen.
Het gat in de boom lichtte fel op, werd daarna donker en verdween. Ook de stroom was nergens meer te bekennen.
Hij kon nu niets meer zien en voelde het warme lichaampje van de kleine jongen op zijn schoot zitten en hij hield hem stevig vast.
'Ik heb je, ik ga je naar je papa en mama toebrengen,' bracht hij uit met een brok in zijn keel.
'Beloof je dat?' zei Nathan snikkend.
'Ja, dat beloof ik.'
Het volgende moment werd hij overvallen door een harde klap op zijn neus. Zijn neus kraakte en hij kwam nogmaals op zijn al pijnlijke achterhoofd terecht. Zijn ogen werden zwaar. Hij worstelde om wakker te blijven en Nathan in zijn armen te houden. Tranen borrelden op achter zijn ogen.
Zijn dochtertje Mara schoof zijn gedachten binnen, zijn lieve mooie meisje. Ze was veilig, dat was het allerbelangrijkste. Ze lag warm en behaaglijk te slapen. Haar tante waakte over haar. Ze had haar nachtlampje aan, waarmee ze haar angst voor het donker probeerde te overwinnen. Hij verklaarde zich voor gek dat hij haar geprobeerd had hiermee te helpen. Het was goed dat ze bang was, het zou misschien haar leven kunnen redden als ze volwassen werd. Zijn ogen vielen dicht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top