Hoofdstuk 37. Neel

Gijs liep snel richting de herberg. Hij probeerde krampachtig alle mensen en dieren die hij tegenkwam te vermijden uit angst dat hij ze onder invloed van Neel iets aan zou doen. De adrenaline stroomde door zijn lijf.

Hij bleef malen over wat er allemaal was gebeurd. De gedachte aan Dorothea maakte dat zijn keel zich dichtsnoerde en de tranen weer achter zijn ogen opwelden. Wat had Neel hem nog meer laten doen waarvan hij geen weet had. En wat wisten de afvalligen inmiddels van Nathan en zijn verstopplek. Hoe ver was Neel met het maken van zijn elixer? En waar was het water uit het donkere meer. Het duizelde hem en hij dacht aan Mara. Hij probeerde zo snel mogelijk aan iets anders te denken uit angst dat Neel precies wist wat hij wel of niet dacht. Wat maakte dat hij de deur van zijn kamer niet open had gekregen? Had Neel, dus hij zelf dat gedaan of had iemand anders in de Herberg de deur aan de andere kant op slot gedaan? Of was Jaël het geweest voordat ze hem had aangevallen?

De tijd begon te dringen, zowel Nathan als hij hadden het elixer nu nodig. Het was Neel dan wel gelukt om zijn ziel in hem te verankeren. Het was hem niet gelukt om de ziel van Gijs verdoofd te houden. Het zou hem niet lukken. Jimmy zou zeggen: onkruid vergaat niet Riemens. Plotseling moest hij denken aan de zwarte rat. Was de rat een geswitchte afvallige die Jimmy buiten bewustzijn hield?

___________________________________

In de herberg aangekomen was de sfeer hetzelfde als altijd. Marlise stond achter de bar en tot zijn verbazing knikte ze naar hem. Raven was er al en stond met Len en een groep andere mannen druk gebarend zijn verhaal te doen.

'Ik rende razendsnel naar boven en redde de baby.' De mannen luisterde met open mond en joelde. Een man uit het gezelschap zag Gijs aankomen en riep.

'Kijk daar is hij, 'hij die niet gekaaped kan worden.'' De andere mannen bulderden van het lachen en begonnen te klappen. Ze vormden een kring om Gijs heen en begonnen vragen op hem af te vuren. Gijs voelde dat hij rood werd.

'Wat een geniaal plan hè van Raven en hoe is het je in hemelsnaam gelukt om niet gekaaped te worden,' vroeg een kale man. Gijs was alles behalve in de stemming om feest te vieren. Hij maakte zich ernstige zorgen. Iets in hem zei dat alles wat er vandaag was gebeurd nog maar het begin was van alle ellende die nog zou komen.

Hij mompelde wat tegen de groep en liep zonder wat te zeggen de trap op naar zijn kamer. Er hing een briefje op de muur naast de plek waar eerst de deur had gezeten. Vanaf nu verblijf je in een andere kamer, Marlise heeft de sleutel.

Met grote stappen draaide hij zich met tegenzin om.

In de gang zag hij de oranje kat die hij eerder al had gezien bij Marlise en aaide hem. De kat spinde luid en gaf kopjes tegen zijn hand. Hij moest denken aan Flossy. De meest aanhankelijke kat die hij ooit had gehad. Afvallige of niet, hij had zijn rol goed gespeeld. De oranje kat dribbelde luid spinnend met zijn staart omhoog achter Gijs aan de trap af naar beneden.

Marlise zag Gijs aankomen en ze liep snel naar de kamer achter de bar en kwam terug met een sleutelbos, een flesje met oranje drank en een envelop.

Ze fluisterde: 'Het leek Malia verstandig, als je regelmatig wisselt van kamer. Aan deze sleutelbos zitten de sleutels van diverse kamers, vertel niemand waar je slaapt. Een aantal kamers bevinden zich in het besloten gedeelte van de Herberg waar bijna niemand weet van heeft. Dat zijn de koperen sleutels. Neem drie slokken van dit drankje en leg je hand op de muur helemaal aan het einde van de gang. Daar zit een doorgang. En oja, er is post voor je.'

'Bedankt Marlise,' mompelde hij. Ze knikte. Haar ogen stonden minder koud als hij gewend was. Gijs voelde zich opgelucht. Marlise deed eindelijk een beetje normaal tegen hem. Hij pakte de spulletjes van de bar.

'Oja en Gijs, zorg dat niemand je het besloten gedeelte in ziet gaan. En beter nog dat anderen je helemaal niet je kamer in zien gaan.'

Gijs knikte. Hij liep met de spullen weer richting de trap. Raven stond nog steeds in het middelpunt van de belangstelling, de groep die om hem heen stond was nog groter dan eerst.

'De heks probeerde eerst mij te kapen en daarna Gijs. Ik weerstond haar en kon voorkomen dat ze Gijs overnam.' Hij praatte met dubbele tong en keek wazig uit zijn ogen.

Er stonden flessen drank in verschillende kleuren op tafel. En Gijs moest inwendig lachen toen hij een paar Heineken bierflesjes zag staan. Hij liep de trap weer op en keek hij naar de envelop in zijn hand.

Zijn naam was er met blokletters opgeschreven. Hij propte het in de zak van zijn broek. Hij had behoefte aan rust en besloot in het besloten deel van de herberg een kamer te nemen. Hij liep door de hal, de kat was hem achterna gedribbeld en cirkelde nog steeds luid spinnend om zijn benen heen. Hij keek om zich heen, er was niemand te bekennen. De muur voelde koud aan onder zijn hand, hij nam drie slokken van de vloeistof. Vliegensvlug ontstond er een opening, hij stapte naar binnen en de opening sloot zich achter zijn rug. De kat bolde zijn rug tijdens het aaien, Gijs was blij met zijn niet pratende gezelschap.

De hal hier zag er compleet anders uit dan in de rest van de herberg. De muren waren van goud en er waren pauwenveren op bevestigd. Er lag rode vloerbedekking op de grond. Los van de sleutelgatten kon Gijs geen deuren of doorgangen ontdekken. In zijn ooghoek zag hij opeens iets bewegen. Hij draaide snel zijn hoofd om.

Het leken net kleine muizen maar ze hadden de kleur, veertjes en vleugels van kleine kuikentjes. Vliegensvlug en luid piepend fladderde ze in een colonne achter elkaar aan zo door de muur heen.

De kat miauwde en sprintte er achterna maar kon niet door de muur. Hij bleef alert bij de muur staan loeren. Er was verder niemand in dit gedeelte van de herberg te bekennen. In tegenstelling tot het andere gedeelte was het hier doodstil op de geluiden van de kat na.

Hij keek naar de sleutels en de verschillende sleutelgaten en probeerde willekeurig een sleutel in het eerste sleutelgat te stoppen. Er gebeurde niets. Hij probeerde de andere sleutels. En plotseling verscheen er een doorgang in de muur.

De kat sprintte voor zijn voeten door de doorgang naar binnen. Plotseling kreeg Gijs het vreselijk benauwd. Hoe kon hij zo stom zijn. Wie zei dat de kat wel daadwerkelijk een kat was?

Hij voelde dat hij rood werd. Wat als het weer een afvallige was die het op hem verzien had? De kat deed de melkslag op een goudkleurig kleed dat voor een hemelbed stond en spinde luid. Hij keek Gijs aan alsof hij wilde zeggen: waar wacht je nog op, kom binnen en aai me. En dat was nu net wat Gijs de kriebels gaf.

Deze kat wilde te graag of verbeelde hij zich dat nu? Twijfelend bleef hij in de gang staan voor de opening. De kat was luid spinnend op het kleed gaan liggen en leek in slaap.

Hij kon het zich niet riskeren. Zachtjes sloop hij weg van de opening. De opening sloot zich. Hij miste zijn mobiele telefoon dan had hij Malia om advies kunnen vragen. Alles was mogelijk in Ligamen maar een simpel telefoontje plegen zat er niet in.

Op zijn tenen liep hij weer naar de muur richting het publieke gedeelte van de Herberg. Alles was beter dan met deze griezelige "kat" opgezadeld te zitten en niet te weten wat er zou gaan gebeuren. Hij legde zijn oor tegen de muur om te horen of er mensen op de gang waren aan de andere kant. Hij hoorde niets.

Hij legde zijn hand op de muur en de doorgang opende zich. Hij keek nog een laatste keer achterom en tot zijn afgrijzen zag hij daar de kat weer luid spinnend staan. De gele ogen keken hem aan. Hij stapte vliegensvlug door de opening in de hoop dat deze op tijd zou sluiten maar de kat vloog er net op tijd ook tussen door voor zijn benen langs.

Hij struikelde over de kat en viel met een bons op de grond. Hij kon nog net met zijn handen voorkomen dat zijn hoofd de grond raakte.

'Verdomme ksssssst, weg jij,' siste hij tegen de kat. De kat keek hem liefdevol aan en gaf een kopje tegen zijn knieën. Zwaar geïrriteerd krabbelde hij overeind en liep met grote passen richting de trap. De kat dribbelde vrolijk mee. 'Marlise,' brulde hij terwijl hij met grote passen naar beneden liep.

Hij had er gelijk spijt van. Hij schudde verontschuldigend zijn hoofd naar de mensen die hun gesprek hadden gestaakt en nieuwsgierig zijn kant op keken. Tot zijn opluchting gingen ze gelijk weer verder met praten. Marlise stond achter de bar en keek vermoeid. 'Wat is er Gijs?'

'Ik kan niet hardop praten,' fluisterde Gijs. Hij boog zich naar voren over de bar.

'Wat is er aan de hand?' zuchtte ze. Hij seinde met zijn ogen naar de kat die nog steeds om hem heen cirkelde.

'Wat is er met Nelsie?' lachte Marlise. Ze leek totaal geen oog te hebben voor de spanning die het beest bij hem veroorzaakte.

'Is het echt een kat of kan het ook iemand anders zijn?' fluisterde hij in haar oor. Marlise haalde haar schouders op.

'Nelsie doet geen vlieg kwaad en mocht het toch iemand anders zijn dan heeft fluisteren geen zin. Een zacht geluid dat wij net kunnen horen, zou een kat al opvangen als het duizend keer zo zacht was. Het is best heftig om in een kat te switchen, je gehoor en zicht zijn opeens zo scherp. Niet iedereen trekt dat. Je had wat je me wilden vragen beter op kunnen schrijven.'

Het leek alsof ze aan de binnenkant van haar wangen beet om te voorkomen dat ze hardop zou lachen.

'Marlise, ik ben eerder aangevallen door een afvallige die zich had vermond als een merel. Het idee dat deze kat ook een afvallige zou kunnen zijn, lijkt me zacht uitgedrukt niet heel raar. Hij is mee geweest in het besloten gedeelte van de Herberg.'

Marlise glimlachte. Ik heb deze kat al sinds dat ik een klein meisje ben en ik verzeker je hij doet geen vlieg kwaad.'

'Houdt het beest bij je!' beet hij haar toe. Met een grijns op haar gezicht liep ze naar de kat en tilde hem op:

'Wat is dat nou hè Nelsie. Lieverdje toch, doet die meneer niet aardig tegen je? Kom maar hier.' De kat drukte zijn hoofd tegen haar hoofd. Zonder verder iets te zeggen liep hij met zijn vuisten gebald weer richting de trap. Hij was het spuugzat in Ligamen.

Hij begon paranoïde te worden. Dit was toch geen manier van leven, je voortdurend moeten afvragen of degene die je tegen over je had ook daadwerkelijk degene was en of zijn herinneringen ook wel echt zijn herinneringen waren.

Misschien had hij in de tussentijd alweer iets anders gedaan waar hij geen weet van had en was hij weer een stuk kwijt. Gekmakend.

Hij keek naar de sleutelbos en besloot de eerste de beste kamer te nemen die hij tegenkwam en niets of niemand binnen te laten. Hij draaide het slot om en de deur ging open, harder dan hij bedoelde gooide hij de deur achter hem dicht. De kamer was identiek aan de kamer die hij eerder had gehad.

Met een plof ging hij op zijn bed liggen met zijn hoofd in zijn kussen. Zijn maag knorde maar hij had alles behalve trek. Hij hoopte dat het plan van Malia hem zou gaan helpen en dat ze opschoot. Hij was een gevaar voor anderen en het idee dat Neel nu nog steeds binnen in hem verbleef en wachtte op een moment waarop hij weer kon toeslaan, maakte hem misselijk.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top