Hoofdstuk 17. Tekort
Terneergeslagen zat Gijs naast Herbert op een boomstam. Ze hadden de transformatieshop snel verlaten en bevonden zich weer in het bos.
'Balen jongen, het komt wel goed, ze vinden wel wat. Misschien moeten we eerst proberen te switchen dat is iets minder ingewikkeld. Het enige dat we dan nodig hebben is een dier wat contact legt met jou. Dat gaat het makkelijkste. Mijn eerste dier was een meeuw, die vorm neem ik nu ook nog vaak aan. En de spin Tiberius koos Dorothea. We houden onze oren en ogen open, komt echt goed. Laten we dan nu eerst bij de jongen gaan kijken.'
Gijs knikte en was volledig in gedachten verzonken. De reis terug had zo dichtbij geleken. Jij, ik en Flossy.. Zwijgend liepen ze het bos door.
Herbert leek instinctmatig aan te voelen dat hij Gijs met rust moest laten. Na enige tijd zei hij voorzichtig:
'Voordat we gaan wil ik je nog meer het verschil laten zien tussen jou en mijn wereld.' In de verte kon Gijs de tunnel naar de witte aankomsthal zien liggen. Niets verraadde dat er daarbinnen een massale witte hal aanwezig was met daaraan een gigantisch complex gangenstelsel.
In plaats van naar de tunnel te lopen liepen ze een andere kant op. De bebossing was hier niet zo dicht als in het echte bos. Ze liepen langs een snelstromend beekje wat tussen de bomen door kabbelde. Een hoge heuvel stond tussen de bomen en Gijs zag kinderen spelen in het gras daarvoor. Ze joelde, lachten en leken de grootste plezier te hebben.
Met rode blosjes op hun wangen, rolden ze door het gras en zagen er intens gelukkig uit. Er stond een appelboom naast de heuvel en Herbert liep er naar toe. Een vrouw met lang paars haar stond aan de zijkant van de heuvel en praatte rustig tegen een klein meisje met kort zwart haar.
'Hoi Ela,' zei Herbert. De ogen van de vrouw lichtte op en ze draaide haar hoofd richting Gijs en Herbert. Ze lachte hartelijk naar hen. Ze zei iets tegen het kleine meisje waarna die vrolijk wegrende en meedeed met de andere kinderen. Ela kwam op Herbert en Gijs af.
'Goedemiddag heren, waar heb ik dit bezoek aan te danken?'
'Hoi Ela, ik ben het Herbert.' Herbert legde zijn hand op haar hand ter begroeting.
'Hoi Herbert wat fijn je te zien, leuke nieuwe look heb je, en wie heb je meegenomen?'
Tot verbazing van Gijs nam ze het gewoon meteen aan als waarheid.
Herbert grijnsde. 'Dit is Gijs, het is een lang verhaal. Het belangrijkste wat je moet weten is dat hij uit de andere wereld komt. Ik laat hem Ligamen zien en de verschillen tussen zijn wereld en die van ons.'
Ela lachte, ze had kuiltjes in haar wangen. Ze knikte naar Gijs. 'Ik ben Ela en ik geef deze kids les, ik ben vormer. In jouw wereld noemen ze dat juf of leerkracht. Ik zal je laten zien hoe het hier werkt. We geven de vorming hier al zo sinds 1899.'
Ze liep naar één van de appelbomen, die naast de heuvel heen stond en plukte een appel. Ze legde daarna haar hand op de boom en er groeide weer een appel aan. Ze riep de kinderen bij elkaar. 'Lieve jongens en meisjes, we doen een spelletje, ik leg de appel straks bij de boom en wie het eerst bij de boom is die mag hem opeten.'
De kinderen knikten enthousiast.
'Wat denk je dat er nu gaat gebeuren jongen?' vroeg Herbert. Hij had een twinkeling in zijn ogen.
'Nou precies zoals Ela aangeeft. Er is er één het snelste en die krijgt de appel,' zei Gijs. Herbert moest hard lachen.
'Klaar voor de start af!' riep Ela.
'Drie, twee, één,' zei de grootste jongen van de kinderen. Hand in hand begonnen de kinderen te schokken, er klonk geknisper, geknetter en ze veranderden allemaal in een roodborstje. Ze hielden elkaar in de gaten om er voor te zorgen dat ze ook daadwerkelijk allemaal tegelijk de boom bereikten en deelden daarna de appel. Gijs keek ongelovig naar het tafereel. Hij liep naar de kinderen toe: 'waarom doen jullie dat zo? Nu hebben jullie allemaal maar één hap. Je had ook de appel voor jezelf kunnen hebben.'
Het oudste jongetje van het gezelschap switchte terug en nam het woord: 'Hoe kan één van ons gelukkig zijn als de rest ongelukkig is?'
Gijs voelde dat hij rood werd en schudde ongelovig met zijn hoofd.
Ela keek hem vriendelijk aan. 'We geloven dat het daadwerkelijke geluk hem zit in met elkaar gelijkwaardig verbonden zijn. Ligamen betekent ook verbinding.'
Herbert grijnsde: 'Daar heb je niet van terug he jongen.'
Gijs haalde zijn schouders op. 'Nope, bedankt Ela,' bromde hij.
'Graag gedaan Gijs. Je bent altijd welkom als je nog meer wilt weten.'
'Bedankt, ik zal het onthouden.' Ze liepen dezelfde weg terug langs het kabbelende beekje, richting de tunnel van de witte aankomsthal.
'Wat is er met het jaartal 1899. Ik zie het overal terugkomen?' vroeg Gijs.
'Dat is voor ons een heilig jaartal. Het jaartal waarin Ligamen de opstand won van de toenmalige machthebbers. Alle niet wederzijdse energiemagie werd uitgebannen. Sinds dat jaargetal leven we in vrede en volledig in balans met alles en iedereen om ons heen.'
Ze stopten voor de ingang van de witte aankomsthal.
'Ik vertel je er later meer over jongen. Ik ga via het balkon want ik kan niet in het transferplatform en de witte aankomsthal vanwege het transformatiedetectiesysteem. Ik laat Leonard of Dwight je ophalen.'
Binnen de kortste keren vloog hij weg.
Gijs liep de gang in. Het was net als de vorige keer dat hij er was druk en rumoerig. De wind ruiste door de bladeren van de boom. De bloemen verspreidden hun geur door de ruimte. Mensen en dieren liepen heen en weer en het was een komen en gaan door de verschillende bomen heen.
Hij stond stil bij de boom waar hij de vrouw, die zo van slag was geraakt, voor het laatst had gezien. Net op het moment dat hij zijn hand op de boom wilde legen stond Dwight ineens naast hem. Hij kauwde op een stuk zoethout. Er bleven stukjes hiervan in zijn witte baard hangen.
Dwight had wallen onder zijn ogen en zijn gezicht leek meer ingevallen dan eerst.
'Ha Gijs, ik moest je komen halen. Herbert is al binnen, goede nieuwe look heeft hij. Wat doe je hier bij de Essenlaan? Geen goed idee om deze poort te nemen.'
'Wat is daar dan?' vroeg Gijs.
'Het is een poort naar een uithoek zoals het afvalligenbos. De laan met Essen leidt naar het zwarte meer. Wat in het meer leeft laat ons met rust en wij hen. Niemand weet meer wat er precies daar is, misschien Dorothea wel en de andere oudere genuïen misschien. Er gaan verhalen in de rondte dat vrouwen die in het meer zwemmen verdrinken.'
Gijs trok zijn wenkbrauwen op. 'Waarom is die poort dan niet afgesloten?'
'Niet iedereen kan er in. Er staan rond het meer zeldzame plantsoorten die we nodig hebben voor bepaalde elixers. Veel kwakzalvers komen er nog regelmatig om kruiden en planten te plukken die alleen daar groeien en ook niet te stekken zijn. Daarnaast wordt het zwarte water gebruikt voor het maken van de drank des doods.' Dwight stopte met praten en vertelde verder bij het zien van het vragende gezicht van Gijs.
'Het is een elixer wat enkel gebruikt mag worden om de ander die ondraaglijk lijdt uit zijn lijden te verlossen. Er zijn maar een paar flesjes van in heel Ligamen. Een paar druppels en je bent op slag dood.'
Dwight keek langs Gijs heen. Het stuk zoethout was volledig in zijn mond verdwenen. Bruin gele vloeistof liep langs zijn mondhoek omlaag in zijn baard. Dwight leek het wederom niet door te hebben en Gijs had niet de behoefte om hem erop te attenderen.
'Voldoende zo over de Essenlaan?' Gijs knikte. Hij dacht aan de vrouw en waarom ze uitgerekend naar deze poort was gerend, had ze er iets te zoeken of was het puur toeval dat ze deze had genomen?
'Laten we nu naar Dorothea gaan. Ze zal weer afgelost moeten worden,' zuchtte Dwight. Hij wreef in zijn ogen en sloeg zacht met zijn handen tegen zijn gezicht.
Ze liepen naar boom zestien. Dwight legde zijn hand op de boom en de doorgang werd zichtbaar.
Ze stonden weer in de kamer met boomschors op de muur van Dorothea. Verschillende planten hadden prachtige bloemen. Dwight legde zijn hand op de muur en een andere doorgang opende zich. Ze kwamen in een ruimte wat veel weg had van een laboratorium. Aan de wanden hingen glazen planken met daarop lege glazen flesjes en glazen flesjes met vloeistoffen erin van verschillende kleuren. Op de tafels stond een verzameling aan erlenmeyers, reageerbuisjes en branders. Porseleinen indampschalen, stampers en microscopen waren ook vertegenwoordigd.
Daarnaast stonden er verschillende planten op de grote witte tafels die Gijs nog nooit had gezien. Tot zijn verbijstering had één van de planten het gezicht van een kikker.
Dwight liep naar één van de glazen planken toe en tuurde met samengeknepen ogen naar de glazen flesjes.
Gijs liep naar de plant om deze van dichtbij te kunnen zien. De plant was een combinatie van de vleesetende trompetbekerplanten die hij vanuit thuis kende alleen dan met de ogen en de bek van een kikker. Hij hield zijn hoofd schuin en vroeg zich af hoe deze plant insecten zou vangen. Normaal valt het insect in de beker en kan er door de stevige haartjes van de plant niet meer uit.
De plant deed opeens zijn bek open en de plakkerige tong raakte vliegensvlug zijn arm. Hij slaakte een kreet en sprong naar achteren.
Dwight draaide zich met een schok om: 'Ik schrik me wezenloos kerel. Aha, je hebt kennis gemaakt met de trompetkikkerplant.' Zijn ogen glinsterde en hij deed zichtbaar moeite om zijn lachen in te houden.
Gijs wreef met zijn hand het slijmerige goedje van zijn arm af en hield vanaf dat moment gepaste afstand van alle planten die nog meer in de ruimte stonden.
Dwight pakte een glazen flesje met zilveren glinsterende vloeistof van de plank.
Was dat? Dat leek wel verdomd veel op het flesje bij hem thuis.
'Ik heb het. We kunnen naar het balkon gaan.'
'Wat is het voor elixer? Laat me eens kijken, volgens mij heb ik dit eerder gezien,' zei Gijs.
Dwight grijnsde. 'Onmogelijk maat.'
'Nee echt. Ik vond het thuis bij toeval.'
'Het is geen elixer, het is pure energie
opgevangen van de Oergiganteum. Dat is de grootste boom in Ligamen met de meest sterke energie. Vergelijk het met de kerncentrales bij jullie thuis. Het is onmogelijk dat je zo'n flesje thuis vindt. Tenzij er iemand vanuit Ligamen bij je thuis op visite is geweest.'
Gijs voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Van wie was het flesje, wie had er gebruik van gemaakt en wat deed het daar.
Dwight keek hem onderzoekend aan. 'Gaat het kerel?'
'Ik..ik... snap het niet,' stamelde Gijs. 'Wat doet dat flesje bij mij in huis en wat betekent dat voor Mara?'
Dwight's voorhoofd zat vol rimpels. Hij keek Gijs peinzend aan.
'Malia heeft mensen naar je huis gestuurd toch? Dan zullen we het snel genoeg weten.'
Er vormde zich een steen op de borst van Gijs. Hij moest denken aan de nachtmerries van zijn dochter en de vrouw waarvan ze stellig bleef beweren dat die op haar kamer was geweest. Hij werd ijskoud van binnen. Hij begroef zijn hoofd in zijn handen. Rustig blijven Gijs, rustig blijven.
Dwight gaf hem een ongemakkelijk klopje op zijn schouder. 'Het komt echt goed kerel, Malia weet wat ze doet. We hebben het er later verder over want Dorothea heeft ons vast nodig. Hopelijk helpt het de tekorten wat aanvullen.'
Gijs hoorde het bloed in zijn oren suizen. Hij keek Dwight aan.
'Welke tekorten?'
'Uhm tja dat zul je zo wel zien. Laat ik het zo zeggen dat de levensplant niet helemaal voldoende is om Nathan aan de praat te houden.' Hij streek verstrooid door zijn lange witte haar.
Ze liepen samen de lange muffe gang door. Gijs was in gedachten verzonken. Hij dacht aan Mara, aan haar nachtmerries en hoe hij haar zo tekort had gedaan de afgelopen maanden. Tranen borrelde achter zijn ogen en hij slikte het overtollige speeksel in zijn keel weg.
De gang leek nog vochtiger dan eerst. Spinnenwebben kleefden tegen het plafond aan. Tiberius liet zich vliegensvlug voor zijn neus naar beneden zakken. Gijs verstijfde en onderdrukte een gil. Godsamme, vieze gore klote spin. De grote harige grijze spin staarde hem recht in zijn ogen aan.
'Tiberius, het is goed volk, laat hem nu met rust. Dorothea komt zo terug,' bromde Dwight.
De spin liet zijn tanden zien en kroop over zijn draad geruisloos terug omhoog.
Gijs haalde opgelucht adem.
Dwight schudde zijn hoofd en rolde met zijn ogen.
'Sorry daarvoor, hij is uhm nogal eenkennig.'
Ze kwamen bij het einde van de gang aan waar Dwight zijn hand op de muur legde. De doorgang opende zich.
Het balkon was even indrukwekkend als Gijs zich herinnerde. De vlinders vlogen van bloem naar bloem en het uitzicht over de vallei was adembenemend.
Dwight schonk er geen aandacht aan en liep regelrecht richting het stuk op het balkon waar de zwarte kamer was.
De schrik sloeg Gijs om het hart toen het goed en wel tot hem doordrong wat hij zojuist had aangetroffen. De kamer was nog steeds aardedonker op het licht geven van de plant na. Nathan lichtte veel vaker en feller op dan de plant. De plant had een aantal verdorde bladeren. Dorothea zag op de grond naast de plant en had haar hand op één van de bladeren gelegd. Ze staarde ontzield voor zich uit. Haar blauwe ogen stonden dof en de levensvreugde die ze eerder had uitgestraald was volledig verdwenen. Haar eerder rimpelige ingevallen gezicht leek nu volledig uitgemergeld. Haar lippen waren gebarsten.
'Verdomme Dorothea,' riep Dwight. Hij rende naar haar toe en trok haar hand van de plant af. Ze lag levenloos in zijn armen. Dwight ontkurkte het flesje met zilveren vloeistof en goot wat in Dorothea's mond. Het was alsof ze abrupt wakker schrok, met een schok ging ze rechtop zitten en wreef over haar achterhoofd.
'Pfoee,' bracht ze uit. Haar stem klonk nog meer krakend dan eerst.
'Ben je helemaal gek geworden Dorothea.' Opluchting, ongeloof en boosheid waren van het gezicht van Dwight af te lezen. 'Als wij hier twee minuten later waren geweest had je gewoon het loodje gelegd. Zijn gezicht was rood geworden. Hij pakte het vrouwtje in zijn armen. 'Doe dit nooit meer Dorothea! We kunnen dit niet zonder jou, ik kan dit niet zonder jou.' Er ontstonden tranen in zijn ogen.
Dorothea knipoogde, lachte opgelaten naar Gijs en gaf Dwight zacht klopjes op zijn rug.
'Ik zag weer een nieuw verdord blad Dwight. Je kent me, ik kon het niet weerstaan.'
'Hier drink nog iets.' Dwight hield het flesje bij Dorothea's mond. Dorothea schudde haar hoofd en duwde het flesje weg.
'Niets daarvan, en paar uur rust en ik ben weer de oude. Jij en Leonard kunnen het ook hard gebruiken.'
Dwight nam een slok en legde toen zijn hand op de plant.
'Dwars mens, je zou ook eens goed voor jezelf zorgen.'
'Wat..wat gebeurt er nu allemaal?' stamelde Gijs. Hij stond nog precies op dezelfde plaats als hij was aangekomen en had zich niet verroerd.
'Het komt erop neer dat Nathan alle energie van de plant opgebruikt,' zei Dorothea vermoeid. 'We moeten de energie van de plant aanvullen anders sterven zowel de plant als de jongen. En dat laat ik niet gebeuren.'
'Ik ook niet,' zei Dwight. 'Maar niet ten koste van het leven van iemand anders Dorothea. Waar is Herbert eigenlijk? Toen ik net wegging om Gijs te halen was hij nog op het balkon.'
'Ik heb geen idee, ik heb hem niet gezien,' zei Dorothea.
'Ik heb zijn DNA nog niet toegevoegd aan de autorisatie van de opening dus hij kan deze kamer niet in en onmogelijk vinden. Ik ga naar hem op zoek en hem autoriseren.' Ze schuifelde zwaar ademend de kamer uit.
'Gaat het, man?' Gijs keek Dwight bezorgd.
Dwight had zijn hand op de bladeren van de plant gelegd. Hij zag Dwight oplichten en daarna letterlijk een lichtstroom door zijn arm naar de plant gepompt worden waarna de plant oplichtte. Net als bij een rechtstreekse bloedtransfusie. Met iedere oplichting van de plant zag Dwight er steeds vermoeider uit. De wallen onder zijn ogen kleurde steeds donkerder, zijn altijd rode wangen waren lijkbleek. Zijn ogen gingen steeds dieper in zijn kassen liggen.
'Laat mij het overnemen,' zei Gijs. 'Dwight knikte. Hij liet de plant los en nam een slok van de pure Giganteumenergie en kreeg gelijk wat kleur op zijn wangen.
Gijs ging op de plek van Dwight zitten en legde zijn hand op de plant.
De plant lichtte fel op, Nathan nog feller en daarna Gijs.
'Als het niet meer gaat laat je gewoon los, afgesproken? Ik ga Dorothea achterna om Leonard en Herbert tw zoeken. Straks bezwijkt ze onderweg als nog ter plekke,' zuchtte Dwight. Met grote stappen verliet hij de ruimte.
Het donker en het ritmische oplichten maakten Gijs slaperig. Hij moest in slaap gevallen zijn want hij werd met een schok wakker toen hij ruw door vier paar handen van de plant werd afgetrokken. Slaperig keek hij om zich heen.
'Klote tyfus alle afvalligen Gijs,' brieste Dwight. Zijn hoofd was knalrood en zijn ogen schoten vuur.
'Ik ben oké, echt.' Gijs voelde zich vermoeid en om de een of andere manier ook een stuk lichter alsof de plant alle viezigheid en duisternis van zijn ziel had weggezogen. Een soort aderlating alleen dan anders. Hij lachte per ongeluk hardop om zijn eigen gedachten.
Hij keek om zich heen en zag dat Dorothea, Dwight en Herbert hem bezorgd aanstaarden.
'Je ziet er niet slechter uit dan normaal jongen dat klopt,' grapte Herbert.
'Kijk naar de plant!' riep Dorothea. Ze draaiden zich allemaal naar de plant toe en tot ieders verbazing waren de eerder verdorde bladeren weer helemaal groen.
'Je hebt veel kracht in je Gijs, zodra je weet hoe je het moet gebruiken, zal er een wereld voor je open gaan,' glimlachte Dorothea warm.
'Laat me de jongen zien,' zei Herbert. Dwight liep naar de plant, opende de blaadjes en tilde Nathan voorzichtig uit de plant. Gijs schrok van de aanblik. Net als Dwight en Dorothea eerder hadden gedaan zag Nathan er vreselijk uit.
Zijn wangen waren ingevallen en iedere kleur was van zijn gezicht verdwenen. Het was dat Gijs zijn borstkas zachtjes op en neer zag gaan anders had hij gezworen dat Nathan niet meer leefde.
'Oh god hij is dood,' fluisterde Herbert. Hij keek met grote ogen naar Nathan.
Dorothea schudde haar hoofd. Ze keek naar de grond en de bezorgdheid was van haar gezicht af te lezen.
'Kijk hij ademt nog zachtjes.'
Dwight legde Nathan op de grond neer.
'Ik zie geen hand voor ogen jongen,' zei Herbert. 'Kunnen we hem niet meenemen het huis in?' Dorothea schudde haar hoofd. 'Te gevaarlijk.'
Dwight pakte iets wat leek op een zaklamp, legde zijn hand erop en het licht ging aan.
'Werkt op warmte-energie,' zei hij grijzend bij het zien van de ongelovige blik van Gijs.
Dwight scheen de zaklamp op het gezicht van Nathan en Herbert knielde naast Nathan neer. Hij schudde zijn hoofd.
'Dit ziet er niet best uit, ik heb dit nog nooit eerder gezien. Wat maakt dat hij zoveel energie nodig heeft?' Herbert opende één van de ogen van Nathan en scheen er met de zaklamp in.
'Zijn pupillen reageren ook helemaal niet.'
Dorothea schuifelde onrustig heen en weer door de kamer en haalde haar schouders op. Haar rug leek nog krommer dan eerst. 'Ik kan maar één ding bedenken. En dat is, dat om zijn ziel te genezen, hij veel energie nodig heeft om sterker te worden en alle energie van zijn lichaam onttrekt.'
Herbert keek haar ongelovig aan: 'Met andere woorden zijn lichaam wordt van binnenuit verslonden door zichzelf?'
Gijs voelde kippenvel op zijn armen.
'Is dat mogelijk Dorothea?' vroeg Dwight.
Dorothea schudde nogmaals haar hoofd. 'Ik weet het gewoon niet. Ik heb dit ook nog nooit gezien.'
'Kan je hem nog voelen?' vroeg Dwight. Hij had een strootje uit zijn zak gehaald en kauwde daar onrustig op.
Dorothea schudde haar hoofd.
'Dat lukt me hier niet, dan heb ik de kennisplant hier nodig. Ik heb er nu ook onvoldoende energie voor.'
Dwight zuchtte: 'Het enige wat ik weet is dat we dit niet lang zo vol kunnen blijven houden. Ik trek dit in ieder geval niet veel langer nog, ik ben kapot. Het zal me niets verbazen als Leonard ook gewoon thuis voor pampus ligt.'
Dorothea glimlachte vermoeid. 'Hopelijk houdt de plant het nu weer even een dag vol.'
Herbert legde Nathan voorzichtig neer in de plant. Ze liepen de ruimte uit en de doorgang verdween.
'Welke genuïen zouden hier meer vanaf kunnen weten Dorothea?' vroeg Herbert.
Het gezicht van Dorothea vertrok. 'Enkel mijn broer Jacobus of een aantal genuïen in het fort. Ik weet niet of we het aan hen kunnen vragen. Ik ga mijn best doen.'
Ze liepen door de gang naar de kamer met de boomschors op de muur en gingen op de bank zitten.
Dorothea liet zich met een plof vallen alsof ze niet de kracht meer had om zich door haar benen te laten zakken. Dwight zuchtte diep in en uit. Herbert was in gedachten verzonken.
'Hopelijk komt Malia vanuit de genuïen terug met iets wat we kunnen gebruiken. De komende dag zullen we elkaar moeten blijven afwisselen in de hoop dat de plant het langer vol blijft houden dan. Dorothea jij kunt geen onderdeel meer zijn hiervan. Gijs en Herbert het zou erg fijn zijn als jullie hierin ook iets zouden kunnen doen,' zei Dwight vermoeid.
Gijs knikte. Herbert schudde zijn hoofd. Ik kan niet transformeren en energie geven tegelijk. Ik ga met Dorothea mee op zoek naar Jacobus.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top