Hoofdstuk 1. De nacht van 21 maart 2021

Lieve Mara en Gijs, 6 augustus 2017

Met pijn in mijn hart schrijf ik deze brief. Ik weet dat deze rauw op jullie dak gaat vallen. Ik verwacht niet dat jullie het zullen begrijpen of mij ooit zullen vergeven. Steeds moet ik denken aan de eerste keer dat ik jullie zag.

Gijs, ik herinner me als de dag van gisteren hoe je in het Neddense bos grote takken van het onverharde pad afsleepte. Toen je me zag werd je toch al rode bezwete hoofd nog roder en je haalde verstrooid wat kleine takjes uit je bruine krullende haar. Ik voelde mij meteen bij jou op mijn gemak.

Dat deze ontmoeting de eerste was van velen daarna had ik nooit kunnen denken. En al helemaal niet, dat deze ontmoeting er later voor zou zorgen dat jij, mijn lieve Mara, ons gegeven werd.

Maraatje, mijn lieve meisje. Negen maanden moesten we op je wachten en wat waren we blij dat we van alle kindjes uitgerekend jou als dochtertje kregen. Dat jij in mijn buik zat en bij ons kwam wonen. Een kleine blije mollige baby, met veel haar en grote blauwe oogjes. Je genoot ervan als ik voor je zong en je schaterlachte als ik een kus gaf op je kleine babybuikje. Inmiddels ben je al een grote meid van vijf jaar. Wat heb je al veel geleerd en wat ben ik trots op je. Je vroeg me pas of ik niet liever een jongetje of een ander kindje had gehad. Maar nee lieve Mara, ik zou nooit een ander kindje willen. Ik zou geen andere man willen. Ik zou geen ander leven willen.

En toch schrijf ik deze brief en is dit een afscheid. Ik moet gaan. Ik kan niet uitleggen waarom. Maar het is beter zo voor iedereen. Zorg goed voor elkaar. Stop niet met het najagen van jullie dromen.

Ik houd van jullie,

Liefs mama Lela

Het exemplaar dat u nu in uw handen heeft, is gegarandeerd geruisloos. Gijs Riemens hoorde het de verkoper nog zo zeggen. Het woord 'gegarandeerd' had hem toen gelijk al moeten alarmeren, maar dat deed het niet. Als uw dochter een hamster wilt, dan kunt u een looprad daar niet los van zien, meneer.

Gijs hield niet van dieren in kooitjes en had zich altijd voorgenomen daar niet aan mee te doen. Hij hield van wilde herten, dartelend op de uitgestrekte weide en van vogels in de lucht, die na lang staren enkel nog zichtbaar waren als kleine zwarte stipjes.

Zelfs toen Mara intens verliefd naar het witte dwerghamstertje had gekeken, was het hem gelukt zijn rug recht te houden. Het moment dat hij daadwerkelijk overstag ging, was op het moment dat zijn dochter het witte beestje de naam 'Koekie' gaf, toen was hij bezweken.

Van het gebrek aan ruggengraat plukte hij nu de vruchten. Hij gaapte en wreef over zijn slapen in een poging de bonkende hoofdpijn weg te krijgen.

Koekie liep in het rad alsof de duivel hem op de hielen zat. Hij kon het hart van het witte beestje in een record tempo zien kloppen. Zijn pootjes bewogen zo vlug dat Gijs ze niet scherp kon zien. Het rad kraakte, piepte en kreunde.

Gijs besefte dat iedere draai van het rad gelijk stond aan het verder doordraaien van zijn eigen brein. Het leek zelfs alsof het looprad precies op de maat van zijn dreunende hoofdpijn te werk ging. Het de pijn aanjaagde, verergerde en in stand hield. Hij stond al op het punt om gek te worden maar dankzij de hamster en zijn looprad, zou hij die grens nog eerder bereiken.

Hij zuchtte, wendde zijn blik van de hamster af en keek naar de koekoeksklok aan de muur. Het was iets voor half drie; en de derde nacht op een rij dat hij de slaap niet kon vatten. Onrustig schoof hij heen en weer op de houten stoel en keek naar Lela's brief die op de keukentafel lag. Maanden had hij de brief niet aangeraakt maar nu moest hij wel. Hij had haar nodig. De gruwelijke gebeurtenissen van die ene nacht, stonden op zijn netvlies gebrand en hij wist niet wat hij moest doen.

Hij probeerde zich te concentreren op haar woorden maar het geluid van het rad was gekmakend. Hij balde zijn vuisten. Als hij moest kiezen tussen zelf volledig doordraaien of het verder laten doordraaien van het looprad dan was zijn keuze snel gemaakt.

Snel liep hij naar de hamsterkooi en deed hem open.

'Sorry vriend, vannacht geen hoge intensiteittraining meer voor jou.'

Koekie liep naar zijn hand. Het witte beestje keek hem met zijn zwarte kraaloogjes nieuwsgierig aan.

Zachtjes aaide hij de hamster met zijn pink over de rug. Volgens Mara had hij te grote handen om Koekie te aaien zonder hem te bezeren dus het was bij zijn pink gebleven. Even betrapte hij zichzelf op een glimlach, maar al snel kwamen de zorgen als een kanonskogel weer terug.

Hij tilde het looprad eruit en sloot het kooitje.

Een brok vormde zich in zijn keel. Zelfs de hamster moest inleveren vanwege zijn toestand.

Hij plofte weer neer op de stoel aan de houten keukentafel. Snel boog hij zichzelf over de brief. Hij verwonderde zich erover dat het stuk papier nog steeds zoveel macht over hem had. Dat haar afwezigheid nog steeds zoveel met hem deed en hij haar gewoonweg niet kon loslaten. De pijn was echt minder geworden in de afgelopen drie jaren, toch kon zijn verstand nog steeds niet bevatten dat ze weg was. Zomaar opeens, zonder goede reden.

Hij schudde vermoeid zijn hoofd en sloot zijn ogen.

Even zag hij de donkere takken in het bos weer voor zich en het mes in zijn hand. De ogen die hem aanstaarden, waar al het leven uit verdwenen was. Zijn ademhaling versnelde en zijn hart klopte in zijn keel. Wat had hij gedaan? Wat had hij in godsnaam gedaan? Gevoelens van spijt woelden rond in zijn binnenste en leken als een gezwel alsmaar groter te worden.

Hij wilde schreeuwen, zijn vuisten kapot slaan tegen de muren, de hele boel verbouwen. Alles om maar verlost te zijn van deze gevoelens en herinneringen waar hij zich geen raad mee wist. In plaats daarvan volgde hij vlug met zijn ogen de lijnen van haar sierlijke handschrift om de herinneringen buiten te sluiten. Tranen schoten in zijn ogen.

In de nacht waren de herbelevingen het meest echt. Ze achtervolgden hem in zijn dromen en ook als hij wakker was kon hij het bloed ruiken. Ze kwelden zijn geest en weigerden hem met rust te laten. Waarom had hij dit gedaan? Waarom?

Lela zou weten wat hij nu moest doen, zoals ze dat altijd wist. Hij tuurde naar de brief en zocht naar iets waaraan hij zich vast kon houden, wat hem een sprankje hoop kon geven. Eén aanwijzing, hoe klein dan ook. Hij had haar nodig, nu meer dan ooit. Mara had haar nodig.

Hij schoot vol bij de gedachte aan Mara. Ze verdiende zoveel meer dan dit. Ze was met haar acht jaar nog zo klein. Hij knipperde in een poging de opwellende tranen tegen te houden. Het had geen zin, hij liet ze vrije loop.

Ze ontnamen hem het zicht en brandden in de krabwonden op zijn gezicht. Hij had Mara alleen maar willen troosten. Maar wat hij ook deed, het was niet goed. Ze voelde aan alles dat hij er fysiek wel was maar emotioneel schitterde van afwezigheid. Ze was zo boos geworden dat ze naar hem had uitgehaald. Zijn enige taak was om er voor haar te zijn, naar haar te luisteren, haar te troosten en haar vaderlijke raad te geven. Waarom lukte hem dat nu niet meer?

Hij veegde de tranen weg en haalde zijn neus op. Gelukkig sliep ze nu, maar voor hoelang? Een waardeloze vader was hij, een waardeloos mens, volledig in beslag genomen door zijn eigen pijn en zorgen. Zichzelf herpakken en deze puinhoop op orde zien te krijgen. Dat was wat hij moest gaan doen. Zijn dochter rekende op hem. Hij ademde diep in en rechtte zijn rug.

Vluchtig keek hij een laatste maal naar de brief. Natuurlijk zou hij nu niets ontdekken, dat was de afgelopen drie jaar ook niet gelukt. Woest schoof hij zijn stoel naar achteren. De herrie die dat maakte liet hem zo schrikken dat zijn woede weer weg ebde.

Zuchtend stond hij op en liep met grote stappen naar de hal. Frisse lucht, dat was wat hij nodig had. Zijn kop leegmaken. Hij moest alles doen wat in zijn macht lag, om niet volledig door te draaien.

Zo geruisloos mogelijk opende hij de voordeur en stapte naar buiten het donker in. Met een zachte klik trok hij de deur in het slot.

Hij snoof de avondlucht op. De geur van de hyacinten uit de tuin van buurvrouw kwam hem tegemoet. Even overwoog hij om als een dolleman de hyacinten met wortel en al uit de grond te rukken. Als een wild dier schuimbekkend het perfecte gazon te verwoesten puur omdat hem dat een beter gevoel zou geven. In plaats daarvan liep hij verder, een betere buurvrouw als Annie kon je je niet wensen. Hij moest stoppen om zich op alles en iedereen af te willen reageren.

Het knisperen van het grint onder zijn schoenen klonk oorverdovend in de stilte.

Plotseling sprong het buitenlicht bij het oude houten schuurtje aan. Hij kromp ineen. 'Bewegingssensor, idioot,' vloekte hij binnensmonds tegen zichzelf. Zijn hele lijf stond op scherp sinds die ene nacht. Hij liep verder, opende het gammele tuinhekje en liep de stoep op naar het bankje langs de openbare weg.

Snel wierp hij een blik over zijn schouder op het witte oude huis. Alles was donker. Alleen in de kamer van Mara zag hij, tussen de kieren van de gordijnen door, het licht brandden van haar nachtlampje.

De huizen van de buurtbewoners waren donker en zagen er vredig uit. Hij wierp zijn blik weer op de straat en keek al lopend om zich heen. De lantaarnpalen waren de enige bron van licht. Het was doodstil en uitgestorven. Een groot contrast met hoe het er in zijn hoofd aan toe ging. Dodelijk vermoeid vervolgende hij zijn weg naar het bankje en plofte er op neer. Hij liet zijn hoofd in zijn handen zakken en liet het gepieker opnieuw de overhand nemen.

Hij verdiende Mara's nagels in zijn gezicht en nog veel meer. Misschien was hij altijd wel al zo geweest en had Lela hem daarom verlaten? Zachtjes sloeg hij een aantal keer met zijn vuisten tegen zijn hoofd. Zijn gedachten gingen alle kanten op. Wat als ze het lichaam zouden vinden? Wat als Mara zo ongelukkig bleef? Wat als zijn hoofd met hem aan de haal bleef gaan?

Een schrapend geluid bracht hem weer in het hier en nu. Hij schoot rechtop en keek om zich heen. In het schijnsel van een lantaarnpaal zag hij iemand staan. Een donkere gedaante, bewegingsloos, met de rug naar hem toegedraaid. Hij kon zich niet herinneren dat diegene daar net ook al had gestaan.

'Hallo?'

Er kwam geen reactie. Gijs stond op en sloop dichterbij. Hij herkende het gezette postuur van Rietje van Rijswijk; het hoogbejaarde vrouwtje dat woonde in het aanleunappartementje bij verpleeghuis 'Weltevreden'. Hij zwaaide altijd naar haar als ze voor het raam naar buiten zat te kijken.

Ze steunde met één hand op haar rollator, haar andere arm hing slap langs haar lijf. Ze droeg een blauw regenkapje en had rode kaplaarzen aan.

'Rietje, kan ik je helpen? Wat doe jij hier nu midden in de nacht?'

Ze draaide zich om.

Gijs deinsde achteruit door de blik in haar uitpuilende ogen. Ze keek dwars door hem heen. De ogen deden hem denken aan... nee, niet nu. Met geweld drongen beelden van die nacht zich weer bij hem op.

Het bloed spatte alle kanten op. Hij negeerde het onmenselijke gegil. Zijn hand en het mes daarin bleven doorgaan met steken.

Hij hapte naar adem. Zijn hart ging als een bezetene tekeer en het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij probeerde zichzelf te herpakken door met zijn handen op zijn knieën te leunen en diep in en uit te ademen. En Rietje stond daar maar, te staren.

'Rietje? Gaat alles wel goed met je? Waar is de verpleging?' bracht hij uit toen hij zijn ademhaling weer onder controle had. Wederom geen reactie. Hij liep dichter naar haar toe. Zijn mond voelde kurkdroog. Ondanks dat hij drie koppen groter was gaf het oude vrouwtje hem nu de kriebels.

Besluiteloos stond hij stil en keek haar aan. Haar mond hing half open. Als ze niet op haar benen stond, had hij gedacht dat ze de weg naar het hiernamaals al had afgelegd.

'Ik breng je naar huis, Rietje. Je moet hier nu niet zijn. Kom mee.' Hij pakte haar hand vast.

Het was alsof ze wakker schrok. Ze knipperde een aantal keer verward met haar ogen en begon toen oorverdovend te gillen. Haar gerimpelde gezicht trilde en ze liep volledig rood aan.

Gijs deinsde achteruit. 'Rietje, ik probeer je...'

'Jij gore klootzak,' siste ze met samengeknepen ogen. 'Ik maak je af! Je hebt alles verpest, we krijgen je wel. Je zal boeten!'

'Wat..wat..,' voordat Gijs zijn zin kon afmaken zette ze het weer op een oorverdovend gekrijs. Verschillende lichten in de huizen van de buurtbewoners gingen aan.

Verbijsterd zette Gijs het op een rennen, schopte het gammele tuinhek open en stopte hijgend bij de voordeur. Rietje bleef krijsen, steeds harder en dierlijker.

Met trillende handen stak hij na drie pogingen de sleutel in het slot en draaide hem om. De deur schoot open. Gijs viel over de drempel heen en belande op zijn knieën. Snel kroop hij de gang in en schopte de deur achter hem dicht. Buiten adem bleef hij op de vloer zitten. Tot zijn opluchting hield het gegil van Rietje op.

Dit kon er ook nog wel bij. Hij begon echt zijn verstand te verliezen. Het was onmogelijk dat ze wist van die nacht. Hij had Rietje al lang niet buiten gezien, ze kon vast niet eens bij de Jumbo komen twee straten verder. Laat staan in het Neddense bos. Hij troostte zichzelf met de gedachte dat Rietje misschien dement was geworden, psychotisch of delirant, wat anders verklaarde haar bizarre gedrag? Hij wist hoe dit eruit moest zien. Vrouw van boven de zestig, risicogroep, midden in de nacht gillend voor haar leven. De dader was op de vlucht geslagen en had krabwonden in zijn gezicht. Ze hoefde alleen maar zijn naam te noemen. Hoe was het mogelijk dat hem dit wéér overkwam? Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Het was een kwestie van tijd voordat de politie hem zou komen halen. Alle vreselijke dingen die hij gedaan had zodat Mara niet ook haar vader zou verliezen waren voor niets geweest.

Verslagen bleef hij enige tijd op de grond zitten. Er was nu geen uitweg meer. Zijn keel was dichtgesnoerd en hij voelde zich leeg van binnen. Jimmy zou zeggen: verman jezelf, kleuter, geef jezelf een schop onder de kloten en ga door. Dat was precies wat hij zou doen. Hij stond op, rechtte zijn rug en liep naar de woonkamer. Voorzichtig schoof hij de gordijnen iets open en gluurde door een kier naar de voortuin. Hij slaakte een kreet.

Rietje stond voor het tuinhekje en keek hem met een kwaadaardige grijns op haar gezette gezicht recht in de ogen. Gijs voelde zijn maag omdraaien. Het was toch onmogelijk dat ze hem kon zien?

Anton, een buurtbewoner, die een kop kleiner was dan Rietje en twee keer zo smal, trok meerdere malen tevergeefs hard aan haar arm. Zijn ingevallen gezicht stond op onweer.

Rietje verroerde zich niet en stond daar als bevroren. Precies zoals Gijs haar eerder had aangetroffen.

Henk-Jan van twee huizen verder, stond naast Anton en leek te telefoneren.

Met kippenvel op zijn armen staarde Gijs enige tijd naar het tafereel en verzamelde moed om te doen wat nodig was. Zijn hart bonkte zo snel dat hij er licht in zijn hoofd van werd. Gijs verstarde toen hij zwaailichten zag aankomen. Een politiewagen en ambulance. Hij hield zijn adem in toen ze vlak voor het huis stopten. Het beste was om nu naar buiten te lopen en zich over te geven, dan zou Mara hier geen getuige van hoeven te zijn. Het was een wonder dat ze überhaupt nog sliep. Hij zou aan de agenten vragen of hij zijn zus eerst mocht bellen zodat zij Mara op kon vangen. Hij liet zijn adem ontsnappen en liep naar de voordeur. Zo zacht mogelijk opende hij de deur en stapte naar buiten.

In het schijnsel van het licht van de lantaarnpaal zag hij dat Rietje haar hoofd liet hangen. Een lange ambulancebroeder praatte zachtjes tegen haar. Anton hield Rietjes hand vast en keek met grote ogen naar de politiewagen. De agenten waren nog niet uitgestapt. Henk-Jan kon hij nergens meer ontdekken. Pas op het moment dat het buitenlicht aansprong merkte het gezelschap Gijs op en draaide zich naar hem toe.

Rietje knipperde met haar ogen en begon te schreeuwen. 'Ik ga niet mee, ik wil het niet!'

De ambulancebroeder probeerde haar voorzichtig aan haar arm richting de ambulance te krijgen en bleef zachtjes praten.

'Auw, auw, ik gebruik bloedverdunners schoft, ' gilde ze.

De handen van Gijs trilden. Hij deed zijn mond open maar Anton was hem voor en snelde zich naar hem toe de voortuin in. Gijs zette zich schrap.

'Blijf in de tuin, Gijs. Het gaat niet met Rietje. Henk-Jan en ik wilden haar terug naar het verpleeghuis brengen maar dat lukte niet. We hebben 'Weltevreden' al gebeld maar ze zitten met personeelstekort en kunnen niet weg. Ze zeiden dat het al een aantal dagen niet zo goed ging met haar. De ambulance probeert haar nu terug te brengen.' Anton schudde met grote ogen verslagen zijn hoofd. Zijn gezicht leek meer ingevallen dan normaal. 'Treurig toch al deze toestanden voor zo'n oud vrouwtje. Zo wil je niet oud worden. Je zal wel op het kabaal zijn afgekomen.'

Gijs stond aan de grond genageld. Dit klonk niet alsof hij ook maar ergens van verdacht werd. 'Wat..wat vreselijk Anton,' stamelde Gijs terwijl hij snel met zijn ene hand zo onopvallend mogelijk de krassen op zijn gezicht bedekte. 'Wat..wat.. is er met haar aan de hand? Kan ik iets doen?'

Anton schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet, ze gaan haar onderzoeken en proberen terug te brengen. Je kunt beter naar binnen gaan. Ze is net iets gekalmeerd, ze zijn bang dat de hysterie weer opvlamt bij nieuwe prikkels. Hopelijk gaat ze vrijwillig mee, anders wordt ze op last van de burgemeester in bewaring gesteld.' Anton wees naar de politiewagen, slikte en zei zacht: 'Ik hoop zo dat het zover niet hoeft te komen.'

'Ik hoop het ook, ik zal snel naar binnen gaan, heel veel sterkte. Je weet me te vinden als het nodig is.'

'Bedankt, buurman.'

Gijs liep met grote stappen terug naar de voordeur, stak de sleutel in het slot en stapte naar binnen. Zijn hele lijf trilde maar toch voelde het alsof er een blok beton van zijn schouders en borst was afgevallen. Niet alles was verloren. Nog niet

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top