6 | Jongleren

Ik schrik op van het schelle geluid van mijn wekker. Ik druk met een agressieve beweging op het kruisje om het te laten stoppen. Ik wrijf in mijn ogen en laat een vermoeide zucht horen. Kan school niet wat later beginnen? Ik heb nog een artikel gelezen over het lichaam van de puber en het feit dat ze bepaalde hormonen aanmaken waardoor ze niet vroeg in de avond kunnen slapen en niet vroeg in de ochtend op kunnen staan. Niet mijn fout dus, allemaal dankzij moeder natuur.

Ik rol me om en trek mijn gordijn open. Het felle licht dringt mijn ogen tot spleetjes. Ik dwing mezelf overeind en gooi mijn benen over de rand van mijn bed. Ik sta op en pak mijn telefoon van het kastje. Ik check de binnengekomen appjes en negeer degene van de mensen die me niet boeien.

De afgelopen twee jaar heb ik me anders voor moeten doen dan ik ben. Ik heb zo hard mijn best gedaan het zelfde, normale en sociale meisje te blijven. Het meisje dat makkelijk vrienden maakt en met iedereen praat. Zelfs Nolan en Sarah hou ik voor de gek. Ik wil ze gewoon niet dwars zitten met mìjn problemen.  Hoe weinig behoefte ik ook heb aan sociaal contact, ik moet het verbergen. 

Ik open het appje van Nolan.

- Hey, voel je je al wat beter? Kan je niet missen bij bio hoor xD

Hahahah agh arm kind. Zonder mij kun je Akkersma niet overleven zeker -

Ik verstuur het berichtje en leg mijn telefoon weer weg. Ik trek een grote zwarte trui uit de kast en trek een blauwe mom jeans aan. Ik pak mijn Vans en trek ze aan. Ik stop wat laatste spulletjes in mijn rugtas en loop dan naar beneden waar ik mijn moeder achter het aanrecht vindt.

'Hey schat. Gaat het weer een beetje? Je bent gisteren niet meer beneden geweest. Heb je het eten nog opgegeten dat ik voor je deur heb gezet?' vraagt ze op bezorgde toon.

Ik glimlach waterig naar haar. 'Ja, dankjewel nog mam. Ik voelde me gewoon een beetje ziek. Ik zal wel weer ongesteld moeten worden', antwoord ik half liegend. Ik voelde oprecht een lichte buikpijn opkomen. Ze glimlacht opgelucht en draait zich weer naar de koelkast.

Ik gooi mijn tas in een hoekje en schuif de houten stoel naar achter. Ik ga zitten en neem een hap van mijn boterham. Ik kijk naar mijn moeders rug. Vroeger stonden ze daar samen... Mijn vader met zijn vrolijke lach, de lach die altijd op zijn gezicht stond. De lach die iedereens zorgen kon laten verdwijnen. Die oprechte en warme lach.

Ik zucht en staar somber naar de fruitschaal. Ik kan het beeld van mijn jonglerende vader niet onderdrukken. Ik zie voor me hoe hij drie mandarijnen van de fruitschaal pakt en ze een voor een in de lucht gooit en weer opvangt. Mijn moeder die vanaf de woonkamer roept dat ze gaan rotten als hij ze laat vallen. Mijn vader die me een knipoog toewerpt en zijn geruststellende woorden uitspreekt.

Met genoeg geduld en oefening kun je heel ver komen. Een scheutje doorzettingsvermogen erbij en je kunt alles wat je maar wilt. Wees niet bang om te falen, want je komt er uiteindelijk wel.

Hij is nooit zo ver gekomen dat hij heeft kunnen jongleren...

In die tijd had ik zijn woorden onzin gevonden. Wat een diepe praat, dat is toch nergens voor nodig? Nu kan ik enkel nog genieten van zijn sussende betogen. Ik zou willen dat ik ze gewoon nog één keer kon horen, dat ik afsluiting kon hebben. Afsluiting... dat is alles wat ik wil.

Ik prop het laatste stukje brood in mijn mond en breng mijn bord naar het aanrecht. Ik pak een appel van de fruitschaal en stop hem in mijn tas. Ik gooi de tas over mijn schouder voordat ik mijn moeder gedag zeg.

'Oh lieverd! Wacht even, ik heb wat voor je!' roept mijn moeder me na. Ik draai me om en kijk haar met gefronste wenkbrauwen aan. Ze pakt een versleten koperen voorwerp van het aanrecht en drukt het in mijn hand.

'Ik vond dit in een kringloopwinkel en dacht het voor je mee te nemen. Je bent toch zo gek op antieke voorwerpen?'

Mijn hartslag stijgt als ik het koper tegen mijn hand aan voel. Een benauwd gevoel kropt in me op. Ik glimlach vlugjes en trek haar in een snelle knuffel.

'Dankjewel mam. Ik vind het kompas heel mooi. Nu moet ik echt naar school, doei!'

Ik draai me met een ruk om en vlieg de deur uit. Het draaierige gevoel neemt het van me over en dan wordt het zwart voor mijn ogen.

-----

'Ik heb een oplossing.'

'Godzijdank...'

'Er komt vuur in voor.'

'Absoluut niet.'

De kleine jongen kijkt hem hoofdschuddend aan. 'Kun je nou nooit eens met goede ideeën komen? We zitten hier dankzij jou hè.'

De langere jongen kijkt om zich heen. Omringt door bomen en de nacht begint te vallen. De kou begint de weg naar zijn lichaam te vinden en hij rilt van de gedachte hier te moeten overnachten.

'Luister eens. Vuur heeft twee voordelen, één: we krijgen het warm en twee, als we het bos in de fik steken vinden ze ons wel. Dan komen ze hier als gekken heen en hoeven wij hun niet te zoeken.' Hij slaat zijn armen tevreden over elkaar.

'Boas... je meent het ook echt hè?' De korte jongen bukt naar de grond en pakt wat van het gras. Hij wrijft het tot kruimeltjes voor Boas' gezicht. 'Zie je hoe droog dit is? Het hele bos vliegt in de fik en wij zijn daarbij geen uitzondering.'

Hij draait zijn rug naar Boas toe en begint te lopen. Boas trekt een arrogant gezicht en loopt gauw achter hem aan. 'Nou Hugo, ik zie jou niet met een betere oplossing komen?'
'Ik denk gewoon beter na voordat ik iets zeg', kaatst hij terug. Boas rolt met zijn ogen en loopt stug door.

'Gewoon lopen gaat ook niet werken hoor. Straks lopen we alleen maar verder de bossen in', mompelt hij. Hugo draait zich met een ruk om. 'Kun jij ook iets anders dan zeuren?' roept hij gefrustreerd.
Een kleine grijns verschijnt op Boas' gezicht. 'Nee dat kan ik niet, en jij kunt ook niets anders dan altijd stressen?'

Hugo perst zijn lippen op elkaar. 'Ik heb er niet voor gekozen met jou ingedeeld te worden in dit onzin spel.' Boas kijkt hem aan en begint zachtjes te lachen. 'Nee, maar lieve schat. We hebben beiden geen vrienden dus dan krijg je dat ervan hè.' Hij geeft hem een klopje op zijn schouder die hij probeert te ontwijken. Hij geeft Boas een vieze blik.

Ze schrikken op uit het truttengevecht als de schelle stem van mevrouw Yvoos door de walkietalkie klinkt.
'Leerlingetjes, volgens mij heeft iedereen zijn weg terug gevonden. Als je niet gevonden bent moet je dat nú door de walkietalkie zeggen. We vertrekken over tien minuten als niemand iets zegt.

Hugo's ogen worden groot en hij rukt het apparaat uit zijn hand. Hij zoekt het praat knopje maar kan het niet vinden. Gefrustreerd doorzoekt hij het hele ding maar zijn trillende handen helpen er niet bij. Zuchtend pakt Boas het ding van hem af en zoekt naar het knopje.

'Geef eens terug!' roept Hugo paniekerig. Hij probeert het ding terug te pakken maar Boas houd hem hoog boven mijn hoofd. 'Jongen, laat me gewoon zoeken', zegt hij geïrriteerd. Hij springt naar zijn armen en Boas probeert hem met zijn andere hand weg te houden.

'Nee! Alles wat jij aanraakt leidt tot een foute gebeurtenis', schreeuwt Hugo terug. Hij springt nog een keer en botst met zijn knie tegen Boas zijn knie, recht tegen de plek van zijn blessure. Hij laat een pijnlijke kreet horen en grijpt met beide handen naar zijn knie voordat hij op de grond valt.

De walkietalkie valt met hem mee en komt met een klap op een boomstronk terecht. Verdeeld in drie stukken ligt het plastic ding naast hem. Boas' mond valt open en zijn hart slaat een slag over. Met grote ogen kijkt hij naar Hugo, die als bevroren naar de grond staart.

'Kijk, ik geef je wel gelijk over die foute gebeurtenis uitspraak, maar dit was niet honderd procent mijn fout', mompelt Boas voorzichtig. Hugo kijkt hem aan en klemt zijn kaken op elkaar. Zijn neusvleugels staan wijd van de woede.

'Misschien is het vuur idee nu toch nog niet zo heel slecht?' piept Boas.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top