Hoofdstuk 5: Halteplaats
Ik was links de Tōkaidō op gegaan. Nu loop ik al voor 3 uur en heb nog geen halteplaats gezien.
'Ruik jij die heerlijke geur ook? Goed voedsel. Nog geen kilometer hiervandaan.'
'Nee, had ik niet geroken Roxy. Ruikt inderdaad goed, maar ik wil niet opvallen als ik daar binnenkom, dus ik zal niet gaan rennen.'
'Prima dan. Het ruikt wel zó goed.'
'En we kunnen er niet heen gaan rennen, want dat valt op. Dus houdt nu even je mond, voordat je me ompraat en we domme dingen gaan doen.'
Ik loop nog door voor 3 minuten als ik huizen in zicht zie komen. 'Dank je, Roxy, voor het stil zijn. We zijn er bijna.'
Rustig loop ik verder op de oneffen weg. Ik snuif alle geuren op die er in de buurt zijn. Kersenbloesem, klavervelden, graan, de geur van mensen. Ik praat nu al over mensen alsof ze niks belangrijks meer zijn, alsof ik als weerwolf superieur ben aan ze. Zou Roxy daar invloed op hebben gehad? Ik blijf mezelf domme vragen stellen en geniet nog van de heerlijke geuren hier als ik zomaar midden in het dorp sta.
'Het stinkt hier.' 'Goh. Hoe zou dat komen? Ik heb me al zoooo lang niet meer gewassen.' 'Jij niet suffie. Al deze mensen hier. Ik ruik zelfs die heerlijke geur van net niet meer.' 'Als jij het zegt.'
Ik wil een winkeltje in lopen als ik me bedenk dat ik geen geld bij me heb. Tijd om ninja-trucjes toe te passen. Terwijl ik door de halteplaats loop maak ik praatjes met de bevolking, ik sla in mezelf op waar alles is en af en toe rol ik een zak.
Ten einde van de middag loop ik de zaak in die het meest lijkt op een kledingzaak, dus ik waag de gok. Ik schuif de rijstpapieren deur open en stap naar binnen. En jawel, er hangt allerlei kleding aan haken en poppen, klaar voor de verkoop.
De man bij de toonbank heeft een buikje, veel te korte kleding, vettig zwart haar wat niet goed gestyled was, oftewel, hij ziet er niet uit. 'Excuses, waar kan ik u mee helpen?' vroeg hij, ook al zei hij het op een toon dat je denkt dat het hem alleen maar om de winst gaat en niet om de tevredenheid van de klanten. 'Ik zoek wat nieuws, dit oude is toch wel iets te oud. Ik wees op mijn kleding. 'Dat ziet er inderdaad niet best uit. Maar daar heb ik wat op.' 'Ik weet wat ik zoek. Een paar ebbenhouten sandalen en een paar berkenhouten sandalen.' De man pakt een blaadje tevoorschijn met een veerpen en schrijft op wat ik wil. 'Verder zoek ik een scharlakenrode kimono, een lange beige rok, een lange lichtgroene rok, een blauw shirtje, een geel shirtje, drie setjes ondergoed inclusief witte hemden en een middelgrote buideltas met verstelbare riem. Heb je dat?' 'Ik zal even kijken. Ga ondertussen even zitten en geniet van de thee.' Hij liep weg en ik ging bij een tafeltje zitten, schenk mezelf een kopje thee in en wacht geduldig. Ondertussen pak ik ook mijn geld. Ik had me buitgemaakt van 45000 Japanse yen en ik kan dit waarschijnlijk net betalen.
De man komt terug met een stapel kleding. 'Voor mevrouw. Ik zal even kijken hoeveel het is...' Hij loopt naar de toonbank en is druk in de weer met pen en papier. '42695 yen wordt het dan voor de beste kleding van Okitsu-juku.' Ik betaal het hem en ga snel een paskamertje in, niet groter dan een halve vierkante meter, maar het was afgesloten. In slechts drie seconden heb ik mijn ondergoed ververst, de beige rok aangetrokken samen met het blauwe shirtje en de rest in de buideltas gestopt.
Ik steek de eetstokjes in mijn haar op het moment dat ik het kamertje uitloop.
Ik stap de winkel weer uit en loop richting de taveerne. Ik zet een stap binnen de gelagkamer en bezwijk bijna van de overheersende geur van sake, rijstwijn.
Even is het stil bij mijn binnenkomst, maar iedereen gaat snel weer verder met zijn of haar zaken. Ik vraag een soep bij de waard en ga ergens dichtbij de uitgang zitten. Tien minuten verstrijken tergend langzaam en ik wacht nog steeds op mijn soep. Gelukkig wordt hij net gebracht. Ik betaal de 400 yen en vertrek met kom en al, denk niet dat ze hem missen.
Lopende voort etend loop ik richting de andere kant van de Tōkaidō, ik kwam uit het westen aan en vertrek nu aan het oosten. Mijn eten is redelijk op en ik dump de kom met de weinige inhoud bij een bedelaar.
Net als ik de halteplaats uit wil lopen voel ik dat Roxy mijn lichaam over probeert te nemen op hetzelfde moment dat een best lekkere geur mijn neus binnenstroomt.
'Wat is dit nou weer Roxy?!'
'Mate!' schreeuwt ze bijna in mijn oren en ze dwingt me in de richting van een jongen te kijken, hij heeft donkerbruin haar, felgroene ogen en ziet er best goed uit eigenlijk.
Meteen voel ik dat dit de afleiding was die Roxy nodig had, ze neemt mijn bewegingen over en neemt de jongen net niet mee tegen de grond aan. 'Excuses, ik lette niet op.' Ik neem de touwtjes weer in handen. 'Maakt niet uit, gebeurt wel vaker.' Hij lacht. Eigenlijk vind ik het wel schattig. 'Wat zeg ik nou? Ik vind het schattig?' Ik merk dat ik ook begin te lachen. Nog steeds is zijn blik op mij gefocust en ik zie zijn ogen vullen met lust en ik word nu toch wel een beetje bang.
Snel draai ik me om en ik voel en hoor Roxy duidelijk piepen.
'Leg me eens snel uit waar dat voor nodig was! Ik ken die jongen niet eens en jij wil hem omver knuffelen! Als ik niet had ingegrepen had je ons nog het bed in gekregen, zo roekeloos was je! Zag je zijn ogen niet?! Ze werden helemaal zwart en vulde zich met lust!'
'Maar...' zegt ze. 'Hij is onze mate!'
-----
Zoooo! Meer dan twee keer zo veel woorden als het vorige hoofdstuk! Lees, vote, comment! Ik hoop dat het nog steeds leuk is!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top