Hoofdstuk 29:
Met de eerste paar passen bespeur ik me al iets. Edo, of in ieder geval een deel ervan, is niet de pracht en praal die ik me had voorgesteld. Overal zitten mensen te bedelen en de eerste paar huizen lijken op instorten te staan. Een enkele bedelaar ontvangt een muntje van me.
Ik wordt bijna de grond op getrokken door de man, die aan mijn arm trok om me zo aan te kunnen kijken en me te bedanken. 'Heel erg bedankt jongedame. Mijn gezin kan zo in ieder geval weer een dag eten. Heel erg bedankt!'
Ik sta weer op uit mijn gehurkte positie. Niet te geloven dat een gezin een dag van één zo'n muntje kan leven. 50 yen. Daar heb ik nog niet eens een maaltijd voor. En dat is dan voor één enkele persoon.
Ik loop verder. Ogen achtervolgen me, waarschijnlijk vanwege mijn bepakking. Ik ben wel ergens naartoe aan het lopen, maar het zal mijn doel niet zijn. Dat is zeker. Ik kan maar beter de weg vragen.
Een groep mensen loopt achter me aan, een lid van die groep iets verder naar voren dan de rest. Hoe meer ik loop, hoe groter die groep wordt. Allemaal nieuwsgierige mensen.
Ik blijf stil staan en draai me sierlijk om. Ik ga de weg aan die ene ongelukkige ziel die net iets dichterbij staat vragen. Twee stappen naar voren en daarmee sta ik pal voor zijn neus. Hij struikelt bijna zodra hij een pas naar achter probeert te zetten. Wat sneu nou dat er mensen achter hem stonden.
'Leugen.' 'Je vermogen om leugens te herkennen is iets te goed. Ik denk maar eens dat ik je moet vervangen voor een innerlijke wolf die dat niet zo goed kan.' 'Oh kom op, dat zou gemeen zijn.' 'Weet ik toch.' 'Oh help. Vervang me inderdaad maar.' 'Ehm... Wat dacht je van.... Nee?' 'Maan, waarom moet ik nou weer de innerlijke wolf van Syl hier zijn?' 'Zo'n smeekbede gaat niet helpen. Je zal het met me moeten doen. Daarnaast, wees blij dat ik er ben, anders was jij nooit leven in geblazen. Maar goed, ik moet iemand de weg nog vragen en ik ben bang dat ik een paar aparte gezichten naar hem heb getrokken.' 'Ik ben wel weer even stil.' 'Mooi.'
'*Kuch* Excuses, beste heer, ik ben opgedragen het kantoor van de wacht op te zoeken, weet u heel toevallig misschien waar dat ligt?' 'Ik?' 'Ja, u. Wie anders? De mensen achter u? Die staan veel te ver weg om mij goed te verstaan.'
'Hey! Dat is een belediging!' 'Dan bent u daar bij deze niet bij inbegrepen.' Hij wil nog wat mompelen, maar slikt de woorden in.
'Meneer? Ik heb nogal haast weet u en ik heb u zojuist een vraag gesteld, zou u misschien antwoord kunnen geven?' Hij schudt zijn hoofd even wakker. 'Maar natuurlijk. U moet hier exact de andere kant dan waar u nu heen gaat, dan de derde straat rechts, meteen eerste weer rechts, eerste links en dan wanneer u bij de muur aan komt, ga links en dan na ongeveer vijftig passen vind u het kantoor van de wacht.' 'Bedankt.'
Ik kijk een beetje in de menigte rond. Ik verhef mijn stem. 'Zou ik erlangs mogen? Ik moet immers eerst die kant op.'
'Oh, uiteraard.' 'Geen probleem.' '*Zucht* Moet dat?' 'Kan wel hoor.'
'Uiteraard moet dat.' zeg ik. Een aantal mensen stapt wat opzij. Ik loop door de groep heen.
Derde straat rechts. Dat is deze. Niet het best uitziende straatje. Dan moet ik rechts en weer links. Ik sla mezelf voor het hoofd. Die man kan echt geen richting geven. Edo, zoals zo goed als alle andere Japanse steden, is zeer gestructureerd gebouwd. Derde rechts, eerste rechts, eerste links, staat gelijk aan tweede rechts. Niet te geloven. Helaas merk je dat soort dingen in de haast meestal niet op. Maar ik zie nu gewoon een straatje rechts uitkomen waar ik links moet.
Ik spits mijn oren. Volgen ze me nog? Absoluut. 'Je gehoor gaat achteruit. Dat zou je zelfs als geen-weerwolf-zijnde moeten kunnen horen.' 'Tss.'
Weer draai ik me om. Weer stopt de menigte. Geen mensen voorop. De man die me richting gaf niet te zien vooraan.
'Wie heeft me zojuist richtingen gegeven?'
Met veel twijfel gaat een hand de lucht in. 'Kom naar voren.'
De man verschijnt uit de menigte. 'Wat is er? Klopt het niet? U bent er nog niet.' 'Je richting is niet zo, zeg maar gerust niet, efficiënt. Derde rechts, eerste rechts, eerste links laat me een stuk omlopen in vergelijking met tweede rechts, terwijl beide op dezelfde weg komen. Houd daar voortaan rekening mee.'
Ik draai me om en ren de eerste links in. Met een soepele zwaai en sprong zit ik op het dak. Niemand me gezien toen ik erop ging, niemand die me beneden ziet. Ik wordt die groep een beetje nogal erg zat. 'Ik heb meer nagels dan op mijn hele lichaam nodig om bij te houden hoe vaak jij jezelf tegensprak-' 'Dat gebeurt wel vaker, dat ik mezelf tegenspreek, bedoel ik.' '-in die ene zin.' 'Het was maar één keer in die zin. Dus... Je hebt geen nagels?' '*Kreun van irritatie*'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top