Hoofdstuk 24: Afdaling

Nu ik hierboven sta, op een van de lager gelegen passen tussen het dorp en een ander dal, snap ik ook wel waarom ze in dit specifieke dal zitten. Het hele dorp is omsloten in bergen. Verder is er tussen de bergwand en het dorp nog ruimte, zodat aanvallers, mochten die ooit, over de bergen, komen, dan staan ze niet meteen in het dorp. Aan de andere kant van de bergen is het al net zo indrukwekkend. Imposant. Extreem steil. Geen bewapend man komt hier fatsoenlijk omhoog. Het wordt denk ik al een zware uitdaging om naar beneden te komen.

De andere optie was de poort in de rots waar ik oorspronkelijk binnen ben gekomen. Maar dan ben ik een dag om aan het lopen. Daar heb ik ook geen zin in.
Klimuitrusting is al gereed. Ik gesp en knoop alle spullen die ik bij me heb nog wat beter vast. De ninjato op mijn rug, mijn buideltas en mijn kurasigama aan mijn riem. Werpsterren en messen heb ik maar tijdelijk in de buideltas opgeborgen.

Ik haak mijn klimklauwen in de aarde. Mijn benen zwiep ik over de rand. Ze zijn op zoek naar een stevig punt. Dat punt wordt gevonden. Beetje bij beetje kom ik dichter bij vlakke grond. Soms hang ik minuten op een plek terwijl ik op zoek ben naar een volgend stevig punt. Op andere momenten daal ik zo twintig meter af in een minuut of twee. Ik zit weer op zo'n lastig punt. Nergens houvast voor voeten of handen onder me, en de volgende richel is zeker acht meter onder me. Nou is een sprong van acht meter naar beneden niet extreem ingewikkeld om op mijn voeten te landen, maar er is eigenlijk te weinig ruimte om te landen. Daarnaast heb je tegen die tijd een aardige snelheid. Té.

Ik sluit mijn ogen even. Niet in paniek raken. Vooral dat niet doen. Klim desnoods terug omhoog. Nee, dat zou erg veel tijdverspilling zijn. Van daarboven zag ik het niet, maar ik had veel beter tien meter naast deze plek naar beneden kunnen gaan. Om nu nog terug te gaan en die route te nemen kost me ook gauw weer een uur, en dan heb ik er al twee verspilt aan deze afdaling. Nee, ik moet hier naar beneden.
Alles heeft een reden. Zo ook het feit dat Pohatu me een betere uitrusting gaf. Lijkt simpel, zodat het bericht wat ik moet sturen aankomt in Osaka, maar er moet een diepere betekenis in zitten. In mijn hoofd ga ik het lijstje van spullen af. Fuyika, pijltjes, vijzel, stamper, kunai, spullen voor vallen, touw, enterhaak.

Natuurlijk, mijn enterhaak. Ik haal met één hand de enterhaak van mijn riem. Mijn andere drie ledematen blijven bij de rotswand. Ik ben niet geweldig in bepaalde dingen met mijn rechterhand, maar een enterhaak de rotsen in slaan zou moeten kunnen.
Ik moet hoesten. Er kwam wat stof-achtig spul in mijn gezicht. Elke slag van de enterhaak tegen de rots zorgt voor meer.
Tegen de tijd dat mijn enterhaak redelijk vast zit, zodat ik eraan kan hangen naar beneden, maar hem ook weer los kan krijgen, heb ik me de longen uit het lijf gehoest. Wat een rotgevoel is dat gruis in je gezicht.
Wat een geluk dat het uiteinde van het touw van de enterhaak al vast zat aan mijn riem. Ik zou slecht uit kunnen leggen wat een gedoe dat zou zijn geweest om hem hier, op deze plek, vast te knopen.

Ik houd ongeveer negentig procent van al het touw binnen de ruimte tussen mijn twee handen. Voorzichtig laat ik steeds heel even mijn bovenste hand los van het touw, waarna ik hem snel weer vast pak. Geruime tijd later sta ik op de richel.
Het geheime wapen van de enterhaak moet nu werken. Ik trek aan een klein draadje wat aan de achterkant van het touw uitsteekt. Bijna meteen daarna trekt het zich weer terug. Gelukkig maar. Ik steek mijn hand uit tot onder het punt waar de enterhaak vast zat. De kop valt zo in mijn handen. Door het mechanisme in de kop, zodra ik aan het draadje trek, trekken de haken zich naar het midden van de kop toe. Zo komt de haak dus los.
'Wil mevrouw nooit, echt nooit, meer zo gevaarlijk doen?' 'Rustig meid. Ik weet wat ik doe. Denk je dat ik niet weet hoe ik met een enterhaak om moet gaan?' 'Om eerlijk te zijn. Ja, de dat denk ik, doordat ik je nog nooit zo'n ding heb zien gebruiken.' 'Jouw probleem.'

Nacht is al gevallen tegen de tijd dat ik op echt vlakke grond sta. De afdaling van zeker duizend meter, mogelijk elfhonderd, heeft op zijn minst zes uur geduurd.
Naast het feit dat ik dus moe ben, zit ik liever ook gewoon in een onderkomen 's nachts. In de haast om voor absoluut donker een onderkomen te hebben, vergeet ik mijn nachtzicht. Stom. Dat bedenk ik me pas als het onderkomen staat. Veel meer dan een aantal takken, waar ik een slaapmatje op kan leggen, en een degelijk dak, om niet nat te worden, is het niet. Ik zal het er maar mee moeten doen. Ik eet wat gedroogd vlees en ga dan tevreden op mijn matje liggen. De bekende duisternis omhult me en ik val daarmee in slaap.

------------------
Ook dit heeft veel te lang geduurd voordat ik het kon schrijven. Sorry hiervoor.
Hadden jullie een heel hoofdstuk over de afdaling verwacht? Ik in ieder geval niet voordat ik begon met schrijven, maar ik had gewoon te veel ideeën voor de afdaling.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top