Hoofdstuk 14
Edward
Ik werd de gevangenis door gesleurd. Gevangen schreeuwden en ik keek ze aan. Ze keken treurig en riepen bemoedigende dingen toe. Ik was bekend en geliefd onder de piraten. Ik keek weg van de gevangen en keek naar de vloer. Mijn broek was op de knieën kapot gegaan en nu schaafde ik mijn knieën aan de ruwe stenen. Na een aantal gangen door te zijn gesleept, kwamen we uit bij een deur. Die werd opengedaan door een andere wachter. Fel zonlicht kwam naar binnen en ik keek naar buiten. Ik knipperde tegen het felle zonlicht en er was een heel publiek van mensen. Ze schreeuwden. 'Weg ermee! Dat tuig hoort hier niet!' hoorde ik een jonge vrouw roepen. Een andere man schreeuwde ook. 'Laat hem gaan! Hij redt de armen!' Maar het maakte niet uit wat ze schreeuwden, ik ging dood en dat kon niemand veranderen. De galg stond al klaar, samen met de beul. De wachten sleurden me de trap op en de beul bond de strop om mijn nek. Ik keek op, naar een verhoging wat verderop. Het waren de rijkere mensen die afkeurdend stonden te kijken. Behalve twee jonge vrouwen die met tranen in hun ogen toekeken. Ik herkende ze, ik had eerder met ze geslapen. Ik zag een kind met blond haar naast één van de vrouwen zitten. De tranen ging snel weg toen hun vader hun een klap verkocht en ze wat toeblafte. Iemand begon voor te lezen. Hij las al mijn daden voor en gebruikte dure woorden, wat ik overdreven vond. De meeste hier zijn arm en hebben geen idee wat hij bedoelt. Ik sloot me af en begon na te denken. Ik zou zo bij mijn zussen zijn. Bij mijn moeder. Ik zou ze weer zien. Zouden ze trots op me zijn? Maar waar ik vooral na uitkeek was dat Lucy bij me zou zijn. We waren dan misschien dood, maar wel bij elkaar. Voor altijd bij elkaar, samen. Ik sloot mijn ogen.
Samen.
Helene
Ik schopte tegen de deur. Een steek ging door mijn voet en ik ging huppelen van de pijn. 'Auw, auw, auw!' jammerde ik. Ik keek woedend naar de deur. 'Verdomme, deur! Ik heb nog een geliefde om te redden!' schreeuwde ik uit. Ik hoorde een wachter aan de andere kant schreeuwen dat ik mijn mond moest houden. Ik keek om me heen. Er was naast een deur alleen een klein raampje, maar die was te klein en zat te hoog om uit te ontsnappen. Alhoewel, ik keek even goed naar het raampje. Het zou moeten kunnen. Ik ging bij het raampje staan, sprong en greep de tralies, die kreunde even en brak toen af. Ik viel hard op de grond en bleef even versuft zitten met de stang in mijn handen. Ik begon een plannetje te vormen en sprong nog een keer en pakte een stang vast. Ook die gaf mee, maar ik was voorbereid op de val en landde netjes op mijn voeten. Ik keek naar het raampje, als alle stangen weg waren kon ik er doorheen. Ik sprong nog een aantal keer tot er één over was. Ik sprong en greep hem vast, maar hij gaf niet mee. Ik trok me aan de stang op, zodat ik nog meer trok. De stang gaf nog steeds niet mee. Ik trok me verder op, tot ik mijn hoofd buiten het raampje kon steken. En toen pas besefte ik dat ik er nu al gewoon door kon. Snel kroop ik eruit en keek ik waar ik was. Overal waar ik keek waren muren. Mijn ogen werden groot en ik liet me voorzichtig naar beneden zakken. Ik keek nogmaals naar beneden. Ik zette mijn voeten op uit stekende stenen en greep met mijn handen andere stenen vast. Oké, nog twintig meter te gaan.
Ik hoorde dat de man die de hele tijd saaie dingen voorlas, er een einde aan begon te maken. Ik besefte dat Edward zo zou worden opgehangen en begon nog sneller naar beneden te klauteren. Ineens gleed mijn hand van een gladde steen af en viel ik achterover. Binnen twee seconden had ik de afstand waar ik tien minuten over zou doen in twee seconden afgelegd. Een aantal wachters hadden de klap gehoord, maar ze zagen niemand. Ik was immers al de schaduwen in verdwenen. Ik rende zachtjes een kant uit, en ik had hoed gegokt. Er stond een menigte op het plein voor de gevangenis. Ik begon me er voorzichtig doorheen te wurmen, niet te snel en niet te langzaam want dat zou te veel opvallen. Ineens stopte de man met vertellen en ik begon nog sneller te lopen, ondanks de kans gesnapt te worden. O God, doorlopen Helene. Je mag hem niet weer verliezen. Ik was al bijna bij het podium en ging vooraan staan. Ik zag Edward staan met de strop om zijn nek, en schrok. Hij stond er zo verslagen, zo verdrietig. Al het geluk was verdwenen uit zijn ziel, alle hoop. Hij leek enigszins tevreden, alsof hij zijn dood accepteerde. Ik begon te trillen en nam een beslissing. Ik rende als een gek op het podium af en sprong erop. Ik hoorde mensen gillen, duwde de beul hard van het podium af en rende naar Edward. Ik haalde de strop van zijn nek en keek hem diep in de ogen. 'Laten we gaan.' hijgde ik en hij knikte. Ik pakte zijn hand en sprong met hem van het podium af. Wachters schreeuwden en commandanten blaften bevelen. Ze zouden ons nooit op tijd bereiken of vinden in de gillende menigte. Ik rende gewoon, samen met Edward, door ze heen, naar de uitgang. We renden weg van het fort en zigzagden straatjes door. Zelfs de beste speurhond zou het spoor nu bijster zijn. We hijgden maar werden niet moe, de adrenaline joeg ons voort. Ik floot en bleef staan. Edward gleed bijna uit en keek me verbaasd aan. 'Lucy!' bracht hij geschokt uit. Ik hoorde hoefgetrappel en keek links van me. Mijn adem stokte even toen ik Sera op me af zag galopperen. Voor me kwam ze tot stilstand en ik klom gauw op haar rug. Ik wilde net Edward een hand geven, toen ik hem op het dak zag staan. 'Ga!' riep hij en ik gaf Sera de sporen. Gelijk ging ze ervandoor en ik hield me aan haar manen vast. Ik drukte mijn gezicht in haar manen, en vertrouwde erop dat zij me leidde. 'Ik heb je gemist.' fluisterde ik en dreef haar nog meer aan.
'Leid me, en deze keer voor goed.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top