27 | V a l l e n

Het was de ochtend die haar uit het eindeloze spel bevrijde. Uitgeput drukte Storm de wekker uit en liep ze naar de badkamer. Ze maakte haar handen nat met koud water en wreef in haar gezicht. Een huivering ging door haar lichaam, maar ze was direct klaarwakker. Vandaag was de dag dat alles zou veranderen. Ze hees zichzelf in haar sportkleding, maar wist niet of haar benen nog wel konden rennen. Ze voelde zich zwak.

Ze pakte Yusra's concealer en bracht voorzichtig wat onder haar ogen aan. Het lukte niet helemaal om het goed te krijgen, maar dat was niet erg. Voor wie verborg ze zich nog? Misschien was het beter dat het hier eindigde. Ze kon niet meer. Met een zucht zette ze het weg en liep naar de slaapkamer. Voorzichtig schudde ze Emily heen en weer. 'Het is tijd.'

Het meisje kreunde zacht, voor ze gapend overeind kwam. Er volgde geen goedemorgen en zelfs geen glimlach. In stilte bevestigde ze de prothese aan haar been te bevestigen, waarna ze zich verder klaarmaakte.

'Ben je er klaar voor?' vroeg Storm zodra ze met z'n tweeën de slaapkamer uitliepen. Beiden droegen ze joggingbroeken en sportvesten. Alsof ze de act nog even wilden doorzetten. Misschien wilde Emily ook wel niet dat hun vriendschap zo zou eindigen.

'Jazeker,' zei Emily iets te vastbesloten om Storms gedachten te bekrachtigen. 'Waar loop je altijd?'

'Op het schoolterrein of langs de kust, ik wissel het een beetje af,' fluisterde Storm, terwijl ze de stille trap afliepen. Het voelde bijna alsof ze naar een begraafplaats liepen.

'De kust klinkt goed,' zei Emily. Waarschijnlijk omdat het de enige plek was, waarvan ze zeker weten niet gestoord zouden worden.

'Dan gaan we daar heen,' besloot Storm. Ze liepen in stilte de school uit. Het motregende, maar dat maakte Storm niks uit. De regen hield haar wakker en die alertheid had ze hard nodig. Het water voorkwam dat ze wegzakte in een levensgevaarlijke onwerkelijkheid.

Ze wandelden in stilte over het grote terrein. De zon was nog niet boven de horizon uitgekomen waardoor het landschap in een soort schemer duisternis gehuld was. Ze gingen door de lange bomenlaan richting de poort.

'Weet je, ik vind het best zielig voor Linsay,' zei Emily voorzichtig, toen ze richting het de dam naast het aardedonkere grindstrand liepen.

Storm draaide haar hoofd richting haar voormalige vriendin. Daar kwam het. 'Hoe bedoel je?' Als Emily zo haar best deed om haar te ontmaskeren, dan moest ze ook naar Linsay kijken. Dat was pas een manipulatief monster.

'Bedreigd worden is niet niks.' Emily wist haar stem kalm te houden. 'En ik hoorde dat ze poeder in hun waterkoker hadden gevonden. Dus die bedreiger gaat verder dan alleen woorden.'

Storm staarde haar aan. De wind blies rond haar lichaam en tilde haar donkere haren op. Ze wist waar het gesprek heen zou gaan. Emily's dreigende ogen waren door de nacht net zo donker geworden als die van het monster. Storm voelde haar grip op de wereld verminderde terwijl ze met gespeelde verbazing reageerde. 'Poeder? Dat gaat wel heel ver.' Ze moest haar best doen om niet ter plekke in elkaar te zakken.

'Ja, dit is geen grap meer.' Emily's stem klonk lager dan normaal, dreigend.

'O,' wist Storm slechts uit te brengen. Een naar, hol gevoel maakte zich langzaam meester van haar. Het kostte haar moeite om rustig te blijven. 'Van wie heb je het?'

'Ik heb het via via gehoord, dus weet niet zeker of het waar is,' zei Emily nonchalant, maar de valsheid spatte van haar woorden af. Ze leek wel een monster. Dit was niet de jonge vrouw die Storm ooit had leren kennen.

'Kom zet je muziek aan, we zijn er bijna. Laten we gaan hardlopen,' veranderde Storm van onderwerp. Ze kon dit gesprek niet vermijden, maar ze stond het zichzelf toe om het nog een maal uit te stellen. Daarna zou ze aanvaarden dat dit nu de realiteit was. De wereld die ze had gecreëerd brokkelde langzaam af.

Ze versnelde. Hun voeten raakten de grond terwijl ze over het betonnen pad langs de kust renden. Het water van de regen.

'We gaan tot de golfbreker,' riep Emily, die snel haar pas versnelde om Storm bij te kunnen houden.

'Is goed,' stemde Storm in. Nog een paar minuten tot het einde. Zou ze bekennen of liegen terwijl het bewijs zich tegen haar op stapelde? Zou Emily het aan de politie vertellen? Storm beet zacht op haar lip. De zee van mogelijke consequenties viel amper te overzien.

Bijna synchroon met Emily vocht ze zich een weg over het pad. Op een zwerver die in een prullenbak graaide na kwamen ze niemand tegen. Er heerste een grafstemming. De grauwe lucht strekte zich eindeloos ver over de zee uit. De wereld verlicht door een verborgen zon die zich langzaam omhoog hees om de nacht weg te jagen. Een enkele meeuw vloog krijsend richting de stad. Storm keek ernaar en zuchtte. Toen de vogel achter de gebouwen verdween gleed haar blik terug naar Emily. Haar vriendin ademde hijgend de zoute zeelucht in. Ze had duidelijk moeite met het hoge tempo.

De golfbreker die groen was van de algen die zich er aan hadden gehecht kwam akelig snel dichterbij. Maar langzamer gaan wilde ze niet. Nog een keer zou Storm zichzelf toestaan om te sprinten. Nog heel eventjes vliegen, voor alles naar beneden zou komen storten.

Zo snel als ze kon, rende ze bij de wereld vandaan. Het asfalt schoot onder haar voeten voorbij. Haar hart bonsde luid, alsof het haar wilde aansporen te vluchten. De school was niet langer veilig. Ze moest naar een plaats waar geen leugens meer waren. Een plaats die voor altijd buiten bereik leek blijven.

Want hoe hard ze ook rende, de grond waarop ze rende, de weg die ze gekozen had, veranderde niet. En haar lichaam voelde alsof het elk moment uit elkaar kon spatten. Brandende longen en pijnlijke spieren waren niet langer een uitweg. Er was geen sleutel voor de kooi waarin ze zichzelf in had opgesloten.

Dus stopte ze. Abrupt kwam Storm tot stilstand, alsof ze tegen onzichtbare tralies botste. Hijgend bleef ze staan, slechts twintig meter van de golfbreker verwijderd. Haar naar zuurstof snakkende longen, dronken de zeelucht, terwijl haar ogen op Emily gefixeerd waren.

De tiener kwam in een gezonder tempo haar richting uit en stopte met rennen. 'Wat deed jij?' Hijgend keek ze om zich heen. Ze waren op een paar meeuwen die over het kiezelstrand naast hen scharrelden na, alleen.

'Sprinten.' Een langer antwoord gunde Storm haar niet. Ze zou het niet begrijpen.

'Waarom?' Emily keek haar strak aan. Het was een vraag die over meer ging dan alleen de eindsprint.

Storm haalde haar schouders op en keek weg. De meeuwen hadden een krab gevonden en vochten er luid krijsend om. Toen haar ogen terug naar die van Emily gleden, keek die haar nog steeds strak aan.

Een misselijkmakend gevoel vulde haar. Ze wilde haar blik opnieuw afwenden, maar wist dat het haar niet onzichtbaar zou maken voor haar vriendin. Toen ze een kind was, had ze geloofd dat de dingen die ze niet zag er niet waren. Nu verdween er niks meer als ze weg keek of haar ogen sloot. Er was geen ontsnapping meer.

'Storm, je moet met me praten. Dit is je laatste kans.' Emily liep het kiezelstrand op. De steentjes knarsten onder haar schoenen. De meeuwen vlogen weg, terwijl ze hen voorbij liep en de mot groene algen beklede golfbreker op stapte. Afwachtend keek ze Storm aan. Haar mondhoeken wezen naar beneden en haar ogen fonkelden niet.

Voorzichtig zette Storm een voet op de steentjes, die luid tikkend opzij rolden. Emily had gelijk. Dit moest. Toch kostte het haar moeite om over het strand, langs plukken zeewier en schelpen de zee tegemoet te treden.

Voorzichtig zette ze haar voeten naast die van Emily op het spekgladde beton van de golfbreker.

'Kom mee,' riep Emily dwingend en ze liep verder golfbreker op. Storm keek haar aarzelend aan en volgde toen. De golven over stemden het geluid van hun voetstappen en waterdruppels spatten tegen hun benen. Ze lette er goed op waar ze haar voeten neerzette, maar toch voelde ze zichzelf een paar keer bijna wegglijden. Een misstap was genoeg om te vallen. Een misstap en ze viel ten prooi aan het monster.

Toch had ze al zoveel verkeerde stappen gemaakt. Storm beet zacht op haar lip. Misschien kwam ze nu voor een monster te staan dat sterker dan zij was. De zee kende geen genade. Het slokte alles op wat erin viel. Het donkere water leek wel wat op de wereld. Beiden waren ze oneerlijk en woest. Er waren veel mooie dingen, maar de duisternis leek zoveel sterker dan alles wat licht gaf. Vooral wanneer je de nacht omarmde.

Storm probeerde zich sterk te houden terwijl ze schuifelend verder de zee tegemoet liep. Een krachtige windvlaag trok aan haar haren. Ze moest haar best doen om zich niet te laten zakken en zich aan het beton onder zich vast te houden. Alsof de gladde steen haar nu nog kon beschermen.

Emily stapte stevig door alsof ze niet bang was voor het natuurgeweld. Pas vlak voor het punt waar de golven het beton overspoelden en het onder water verder liep kwam ze tot stilstand.

Ze waren minstens twintig meter van de kust. Helemaal alleen. Zelfs het wezen dat Storm in haar dromen kwam bezoeken, zou hen hier niet naartoe volgen. Toch keek Storm haar oude vriendin aan met een angst die ze niet meer kon verbergen.

Ze was zwak en Emily zag dat, maar die was net zo genadeloos als de zee. Haar vriendelijkheid leek te zijn weggespoeld. Te midden van het geraas van de golven was zij de enige die kaarsrecht stond. Haar haren wapperen als vuur in de wind. Alsof ze de zee zo in brand kon steken.

Maar dat deed ze niet. Alles wat ze in vlammen op deed gaan, waren de leugens die Storm zolang gedragen had.

'Hier kan niemand ons horen.' Emily vouwde haar armen over elkaar en keek recht door Storm heen. 'Dus vertel me nu maar wat voor een vuil spel je speelt.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top